zondag 15 november 2015

Wandeling rond de Wieringerwaard.


Een mooie dag is voorspeld, na dagen met regenbuien en grijze najaars luchten. Als ik de 9.12 pak naar Schagen is het zonnig met wolkjes. De jas kan onderweg al uit, buiten is het 16° C. In Schagen besluit tot een snelle kop koffie, de avonden worden korter; het wordt vroeger donker: ik moet het daglicht goed benutten. Tegenover het station Schagen ontdek ik Pic, dat geheel aan mijn wensen voldoet, zij het dat de radio een ietsje te hard staat. Ik ben de enige klant.

Al snel bevind ik me weer op weg richting Omringdijk, de bekende weg langs een huis dat ‘Ons Nessie’ heet en het Wad, dat misschien ooit wad was maar toch binnen de omringdijk ligt. De geschiedenis hoe de omringdijk tot stand kwam is verloren gegaan door gebrek aan schriftelijke bronnen. Wel schijnt er noordelijk van de polder land te zijn geweest, want ik las in een boek dat in 1772 men verkenningen uitvoerde voor het inpolderen van de oostelijk van de polder gelegen Waard. Daarbij stuitte men op vermoedelijke resten van wierdijken. Ook oude kerkhoven zijn gevonden. Ook namen van dorpen zijn in de volksoverlevering bewaard gebleven, al vertelde men dat in die dorpen reuzen zouden hebben gewoond. Daarmee wordt duidelijker het belang van de omringdijk: men wilde niet nog meer land aan de zee verliezen.[i]

Ik bereik de Slikkerdijk, die ik eerder al liep: een saaie recht lange dijk waar een weg naast ligt. Ik loop bovenop de dijk, al loopt het lastig tussen de graspollen en schapenpaadjes die voor onze voeten net te smal zijn. Nergens zie je wielen, dat klopt ook wel, want de Slikkerdijk was maar heel kort zeewering. In hetzelfde jaar dat de Zijpe polder gereed kwam besloot men tot inpoldering van de Wieringerwaard.
 
Rond het middaguur bereik ik Oudesluis. Waar ooit een zeesluis was is het nu een slaperig dorp, waar ik als enige op straat verkeer, behalve de bulldozer die op de dijk aan het werk is. Er is een hervormde kerk waar zondags dienst is.
Ik zet mijn wandeling voort, loop een stukje terug voor de afslag, de Noordwesterdijk. De dijk is kaarsrecht, niet dat charmante geslinger van de Omringdijk met af en toe tekenen van dijkdoorbraak in de vorm van wielen. De dijk is begraasd en er lopen schapen; ook loopt het Noordhollandpad over deze dijk.
 
Na een half uur houd ik pauze, zittend op een achterlaten boerenwagen geparkeerd naast de dijk. Als ik mijn jack om mijn schouder sla tegen het zuchtje wind, is het er goed toeven. Ik kijk naar de windmolens: als de zon erop schijnt lijken ze wit van kleur, maar zodra de zon achter de wolken verdwijnt veranderen ze naar donkergrijs.
Zicht op het dorp Wieringerwaard.
 
 
Aan de dijk bij dorp Wieringerwaard staat een windmolen, enig overgeblevene van de vijf die ooit de polder bemaalden. Dominerend over het dorp is de watertoren die je vanuit de verte al ziet. Een rechte weg voert het dorp in; bij de watertoren en ik zie een bord met de aanduiding dat de toren open is als het hek openstaat en er ook koffie is. Dat wil ik graag, maar eerst loop ik verder het dorp in op zoek naar het polderhuis. Opgeleverd in 1611, enkele jaren nadat de polder was drooggelegd, vervulde het de functie van stadhuis/gemeentehuis. De casteleyn, de politieagent voor de polder was er gevestigd.
Omdat het polderhuis zelden werd gebruikt – de hoge heren, investeerders/eigenaars van de polder vergaderden er zelden, zij verkozen het steenhuys te Alkmaar voor hun bijeenkomsten -  werd het in 1656 deels te koop gezet. En ook nu staat het te koop. ‘Unieke kans!’ schreeuwt het bord in de tuin. Ja, prachtig en groot huis maar afgelegen. Misschien moeilijk een bestemming voor te vinden? Achter het polderhuis ligt een lap grond waar zich een boomgaard of tuin bevindt achter een dichte heg.
 
Ik loop nu de weg terug en sla het hek in van de watertoren. De deur naar de loods ernaast staat open en als ik binnenstap is een oudere Westfriese heer aan het werk. De loods blijkt opslagplaats voor antiek, curiosa en de heer loopt ongevraagd naar achteren om voor mij de lichten aan te doen. Ik vraag of hij koffie heeft, maar dat is alleen in de zomertijd, zegt hij. Ik raap een foldertje op: ook een rondleiding door de watertoren blijkt in het zomerseizoen mogelijk. Leuke plek om te pauzeren tijdens de dijkwandelingen die ik voor volgend jaar wil te gaan organiseren.
Omdat de watertoren geen koffie schenkt en ik geen zin heb de weg terug het dorp in nog eens af te leggen, kies ik terug te lopen en mijn wandeling langs de dijk voort te zetten. Ik passeer het oude gemaal Polderweg, dat de windmolens verving maar op zijn beurt wordt vervangen werd door computergestuurde gemalen, waarvan er een in aanbouw is verder op de dijk bij de  Pishoek. Het infobord verteld dat de pompen uit Amerika kwamen en in 1946 hebben geholpen de Wieringermeer droog te malen, nadat door de Duitsers de dijk was doorgestoken.
Uitwerpgang van het poldergemaal Molenweg.
 
 
Half drie pauzeer ik langs een in herfstkleuren getooide bomenrij, even buiten dorp Wieringerwaard. In plaats van appelgebak eet ik hier mijn appel op. Terwijl ik langs de dijk zit trekken donkere wolken op voor de zon, als ik opkijk is de zon weg en ook een beetje kouder. Tijd om verder te gaan.
Als ik de Pishoek bereik, de verbinding met het Amstelmeer, zijn er weer sluisdeuren; op de sluis is een overgang naar de Anna Paulownapolder, die samen met Groet- en Waardpolder pas rond 1845 werden ingepolderd. Even verder stuit ik op het nieuwe gemaal in aanbouw. Sporen van zware rupsbanden markeren de dijk, waarop ik loop.
Ik bereik het dorp Nieuwesluis; hier werd volgens de geschriften het tweede huis van de polder gebouwd, een café. Het dorp ligt er al even rustig bij als de eerdere. Wat mij het meest verbaasd is dat de dijk hier ophoudt. Er is een aftakking naar links, dat het Noordhollandpad volgt, maar dat is de dijk van de latere Waardpolder, volgens de oude kaarten liep hier de dijk rechtdoor, maar van die dijk is geen spoor te vinden; na het dorp loopt de weg gewoon naar beneden.
Ik volg een stukje verkeersweg tot ik weer een bord ‘Wieringerwaard’ tegenkom, hier begint de Barsingerweg, een van de belangrijkste wegen in de polder. Eigenlijk zijn het twee wegen met een sloot ertussen, wat de bedoeling is van twee wegen met bruggetjes hier en daar over de sloot is niet duidelijk, wel heeft het een eigen karakter. Langs de Barsingerweg staan prachtig versierde oude boerderijen.
Het lopen langs een weg is vermoeiend; bovendien is deze weg een recht stuk waar maar geen eind aan komt, ik ga zelfs de bomen erlangs tellen. Uiteindelijk bereik ik Kreil en de omringdijk; het is inmiddels half vijf. Hier ben ik op bekend terrein en om toch enige variatie aan de wandeling te geven sla ik de Mieldijk in waardoor ik door het dorp Barsingerhorn ga lopen. De zon gaat onder en laat zich als een rode bol nog even zien boven de wolkenbanken aan de horizon. Onderweg heb ik geregeld huizen en boerderijen te koop zien staan, maar in Barsingerhorn staat zelfs de kerk te koop.
In Barsingerhorn is een bushalte, de bus komt er ook net aan, maar gaat naar Obdam en vandaar heb ik geen goede verbinding, nog even volhouden tot Schagen. In de huizen gaan de lampen aan  en ik zie mensen gezellig aan de tafel zitten of voor de tv. Een mevrouw die mij achterop fiets zegt in het voorbij rijden dat ik aan de verkeerde kant loop. Zij heeft gelijk, het is inmiddels donker en ik moet zorgen dat ik zie wat komt of zelf gezien word. Ik vind een rood lampje in mijn rugzak dat ik aan de koordjes op de rugzak bevestig, daarna ga ik links lopen. Zo bereik ik Schagen waar ik om zes uur een trein neem.
 
 
 
 



[i] Voor de geschiedenis van de Wieringerwaard, zie het boek ‘Heren, boeren en knechten’ van J.T. Bremer.