donderdag 25 december 2014

Zomerwandeling in Sauerland.


Morgen vertrek ik naar  Savita in Sauerland: hier het verslag van een wandeling van Winterberg naar Savita in Niedersfeld. Savita is een voormalig ‘Luftkuhrort’, ingericht als gezondheidscentrum onder Nederlandse leiding en gerund door vrijwilligers. Onderstaande wandeling vond plaats afgelopen zomer.

Een bezoekje aan Winterberg is door mijn metgezellen gepland in de namiddag. Zij houden zich bezig met het ordenen van de bibliotheek op Savita. Zij willen boekensteunen aanschaffen om de inrichting te vervolmaken. Omdat ik Winterberg als startpunt van een wandeling heb uitgekozen besluiten we ’s ochtends te gaan met de auto.
Ik wil een extra wandelkaart toevoegen aan mijn collectie. De kantoorboekhandel verkoopt geen wandelkaarten. De VVV zal toch kaarten verkopen? ‘ Turist Information’ heet het in Duitsland en we worden naar een park verwezen, naar een eivormig gebouw waar de dienst is gehuisvest. Ik heb mijn zinnen gezet op een geografische kaart; de populaire wandelkaarten laten soms paden zien die er niet zijn of ergens anders lopen. Die heeft de ‘Turist Infomation’ niet. Later blijkt dat wandelkaarten prima voldoen in combinatie met de route-markeringen. Elk dorp heeft zijn eigen – gemarkeerde-  routes die staan aangegeven op de kaarten.

Pad door de kloof waar het riviertje Helle doorstroomt.

We naderen het middaguur en we drinken koffie op een terras. Zo meteen zullen we uitelkaar gaan en ik moet mijn weg terug zelf vinden.  Ik ben een beetje gespannen:  Ik ben weliswaar uitgerust met kaarten en kompas maar onbekend met het gebied. Aan de ene kant verlang ik alleen en op weg te zijn, tegelijk wil ik het gezelschap van mijn metgezellen niet los laten.
12.30 Het park, waar zich het toeristeninformatiecentrum bevindt en een openlucht theatertje is meteen het beginpunt van mijn wandeling. Het Schluchten- und Brückenpfad begint hier meteen langs het park, het volgt een pad op de bodem van de kloof die tot in Winterberg loopt. Hier begint ook de Rothaarsteig, een bekende lange afstand wandelroute.


Bodensee in de 'Schlucht' bij Winterberg.
Ik volg het Schluchtenpfad; het leidt naar beneden, is dicht bebost en volgt een murmelend riviertje op de bodem van de kloof. Ik volg dit pad tot het einde van de kloof bij een meertje dat ‘Bodensee’ heet en waarvan het water zo stil is dat het de omgeving perfect weerspiegelt.


Uitgebloeide wilgenroosjes, onderweg van Ekeringhausen naar de Ruhrquelle
13.15  Aan het eind van het meertje zie een voetpad naar Ekeringhausen. Het ligt een beetje verstopt, rechts in het midden, als je het meer rondt, een graspad tussen begroeiing met een bordje. Dit veelbelovende pad eindigt al spoedig bij een verkeersweg, zodat ik met behulp van het kompas mijn richting bepaal. Ik wil de ‘Ruhrquelle’ niet missen, de bron van de Roer.
Sauerland is bebost en bergachtig. Het betekent dat een weg naar beneden of omhoog loopt. Hett vertekent de afstanden, stijgen kost extra kracht en tijd. Het gebied waar ik nu loop is echter vlak wat het lopen saai maakt. De zon schijnt; het is warm. Steeds volg ik de bordjes ‘Ruhrquelle’, dan weer een stuk verkeersweg, ‘Ruhrquelle 2,2 kilometer’, dan begint de kruis ik de Rothaarsteig. Nu wordt het pad zoeken gemakkelijker, enkel de bordjes volgen.


De bron van de Roer. Valt een beetje tegen, zo’n onnozel klein stroompje.
14.50 Na 2 ½ uur bereik ik de bron. Plotseling bevindt ik me in gezelschap van anderen, terwijl ik eerder geheel alleen onderweg  leek te zijn. Een paar fietsers met zwaarbeladen vehikels en dagjesmensen pauzeren op de bankjes. 

Even verderop ben ik weer alleen in het bos. Ik volg nog steeds de bordjes van de Rothaarsteig, dan kruis ik de Winterbergerhoch Tour. Ik sla linksaf en volg nu het WHT. Het loopt eigenlijk best prettig. De gemarkeerde routes hebben bovendien het voordeel dat de mooiste paden door het gebied worden gevolgd.

 


Bos nabij de Entenwiese, tegen de zon in gefotografeerd en met de lucht zichtbaar tussen de stammen.
Ik volg de weg door een bos met hoge naaldbomen. De naaldbomen zijn aan de onderkant kaal en omdat ik omhoog kijk naar bomen hoger op een helling zie ik de lucht tussen de stammen door. Ik neem er een foto van.
15.30 Ik bereik de Entenwiese, een klein poeltje waarin het omringende bos weerspiegelt. Er staan twee blokhutten, waar ik even pauzeer. Lange pauzes neem ik niet, daarvoor ben ik te onrustig. Deze wandeling schiedt niet op. Om zes uur wordt er gegeten op Savita en het eten, met name de desserts op Savita wil je niet missen!  Ik vervolg mijn weg, maar even verderop lijkt  mijn route niet meer te kloppen. Terug naar de blokhutten, ertussen verscholen blijkt het pad naar beneden te lopen.


Kerkje en vakwerkhuis in Grönebach.
Ik volg het pad dat langs een bosrand naar beneden loopt, daarna langs een grasrand en door weilanden, tot het uitkomt in het plaatsje Grönebach. Deze lieflijke weg is eigenlijk het mooiste deel van de gehele route.
16.15 Grönebach heeft minstens twee Gasthöfe, maar ik bezoek ze niet want ik heb nog steeds haast. Ik neem ook geen pauze, ik volg het WHT naar Hildfeld. Volgens de kaart splitst het WHT zich hier en kun je op twee manieren naar Hildfeld: het loopt ook rechtdoor langs de verkeersweg en langs het beekje Gröne. Ik steek in Grönebach de verkeersweg over en volg de route verder naar het noorden.
De weg naar Hildfeld verloopt langs graspaden, beneden zie ik de verkeersweg met auto´s op weg naar Niedersfeld.  Een stukje  van de weg voert steil naar beneden. In Hildfeld aangekomen verlaat ik het WHT; ik sla rechtsaf het dorp in, richting ‘Dorfsbrunnen’, om de kerk, en dan zie ik het bordje: Niedersfeld 3,3 km.
Heidedorf is een langgerekt dorp dat tegen Niedersfeld aanligt. Ik volg de stille weg en kom een man op de fiets tegen: hij groet. Komt er nooit een eind aan deze weg?  Beneden me zie ik het stuwmeer Hillestausee liggen, hier begint Niedersfeld, maar omdat het dorp ook al langgerekt is heb ik mijn bestemming nog verre van bereikt.
17.15 Ver beneden me ligt het meer, op de flanken grazen koeien. Ik ben nog niet genoeg bekend in Niedersfeld, daarom weet ik niet dat ik bovenlangs de weg kan bereiken die langs Savita loopt. I.p.d. daal ik af naar het dorp, en klim weer naar boven om langs de weg die ik ken naar Savita te lopen.

18.15 Het eten wordt binnen gebracht en we schikken aan tafel. De afstand Winterberg – Niedersfeld over de weg is maar 9 kilometer. Waarom had ik 5 ½ uur nodig om de afstand te voet te overbruggen?  Wordt vervolgd!

 

dinsdag 16 december 2014

Wandeling met zussen.


Met twee zussen heb ik een wandelafspraak bij ‘Lekker Puh’, een eetcafé in het plaatsje Groet. Kwart over elf, heb ik gemaild zal ik aankomen. Het is twintig minuten over elf als de bus Groet binnenrijdt en ik een sms hoor binnenkomen. Mijn halte is de volgende en ik ga alvast klaarstaan, rugzakje om en weekendtas onder de arm.  Eenmaal op straat loop ik verder; ‘Lekker Puh’, herinner ik me ligt verder in de rijrichting van de bus. Daar zie ik al een van mijn zussen; ik zwaai.
Jongste zus wacht bij de auto; ik gooi mijn weekendtas achterin. Maar eerst haal ik er een trui uit. Het zachte najaarsweer is omgeslagen. In het noorden vriest het al ’s nachts, de wind is kil. Daar heb ik me op verkeken toen ik in Amsterdam de deur uitstapte. In de luwte van de  stad, tussen de huizen is de kou nog niet doorgedrongen.

We stappen het café binnen, eerst een koffiemoment, vind ik. De wandeling heb ik georganiseerd ter gelegenheid van mijn verjaardag.  Lekker warm binnen bij het raam, vlot het gesprek. Opeens hebben we geen haast aan de wandeling te beginnen. Bij het weggaan roepen we een groet, maar er komt geen antwoord. De zussen bespreken hoe groeten in Nederland toch wel de gewoonte is, i.t.t. sommige buitenlanden. Het is over twaalven als we een weg zoeken het dorp uit, naar de duinen. Hier neemt oudere zus de leiding over. Toegegeven: mijn kaartje is zwart-wit en niet zo duidelijk. We gaan een gemarkeerde route lopen, beslist zij, eerst de rode stippen en daarna over op wit. We kunnen nog kiezen ook: vijftien kilometer of de langere van twintig? Ik zeg niets, weet dat het invallen van de duisternis de lengte van de wandeling gaat bepalen, maar ben blij dat zij er zin in hebben.


De zon die verdwijnt achter de wolkenbank, maar blijft toch zichtbaar als een lichte streep. (foto oudere zus)
 


De herfst in de duinen bij Schoorl, waar bos overheerst is nog niet vervlogen. De herfststormen bleven uit tot nu en bruine bladeren kleuren aan de takken. Maar waar zijn we nu? Het bordje wijst aan: ‘hier staat u’. We hebben meteen al afgestoken; de eerste slinger van de route gemist. Nou ja, we kunnen verder naar het zuiden doorlopen als de wandeling tekort dreigt te worden.
We komen aan boven op de duinrand. Er staat daar een prima bankje, alleen zit er een meneer op. Boven aan de trap blijven we staan: prachtig dat uitzicht zo over de duinen met daarachter de zee. Een wolkenbank trekt op uit zee; de zon is nog net zichtbaar, lang zal dat niet meer duren. “Zullen we de meneer vragen of we erbij mogen zitten?” Niet nodig, de meneer gaat uit zichzelf al weg; zijn telefoontje heeft hij net afgerond. We vleien onze rugzakjes neer en halen onze lunch tevoorschijn. Van zitten op het bankje komt niet veel; te koud. We vermaken ons door een groepsportret te schieten van de drie gezusters.
Afdalen van het duin langs een trap en daarna voorbij een parkeerterrein richting strand.  Het waait langs het strand, het zand stuift. Langs de duinenrij is nog de meeste luwte. We passeren een houten stellage, van een horecatent die is afgebroken voor de winterperiode? Of een verenigingsgebouw voor windsurfers?  Een grote roze big op een paal markeert de plek. Zeker om duidelijk te maken dat die plek aan iemand toebehoort.
In zee liggen pieren, we stappen over de aanlopen van basalt. Bij Paal 30 willen we de duinen weer in; geeft meer beschutting dan het open strand. Er is een opening tussen de duinen met daarachter een ziltige moerasvlakte, waar de zee bij hoog water binnenstroomt. De wind striemt ons tegen over de moerasvlakte. We pakken de route met de witte stippen weer op. Helaas staan de routes niet op mijn kaartje aangegeven, zodat we niet met 100% zekerheid weten waar we naartoe lopen. Geeft niet.        
 
                                     Knoestige vormen, vergroeid door de zeewind. (foto oudere zus)
 
Het bos is mooi. De gaspeldoorn bloeit. We raken in discussie over waar we eerder bloeiende gaspeldoorn zagen. Op het eiland Guernsey ten zuiden van Engeland zag ik de struik bloeien in december. En op de Scilly Islands ten westen van Engeland, waar een subtropisch klimaat heerst, bloeide de gaspeldoorn volop  in april. Maar hier, hoort hij hier niet in mei in bloei te staan?
Oudere zus heeft een thermoskan thee in haar rugzak. We zoeken een bankje on halt te houden. We lopen op een cross route en moeten steeds opzij voor crossfietsers. Op een kruising van paden staat een bankje. Terwijl de zussen de kaart bestuderen loop ik naar boven. Er belooft daar uitzicht te zijn, maar eenmaal boven zie ik alleen meer bos.
De zussen, gebogen over het routekaartje.
 
De zussen willen nu precies weten waar we zitten. De paden hebben namen die soms op mijn kaartje staan aangegeven. Bleijdensteinweg kruisen we en de Lovinkslaan. Ha, nu is duidelijk waar we ons op de kaart bevinden. De Lovinkslaan uitlopen, ’t Boshuis voorbij en dan min of meer rechtuit. Helaas draait het pad rond en even later lopen we een andere richting dan we wilden gaan. Ik heb een oplossing voor deze kronkelende paden: kompas erbij en richting noord aanhouden.
Groeneveldselaan, Klimweg, die gaat inderdaad omhoog, we klimmen. Nu bevinden we ons aan de rand van het dorp Schoorl. Eigenlijk heb ik het bezoekerscentrum in gedachten. Het staat op een mooie plek in een duinkom en langs een hoge duinrand. In de tweede wereldoorlog was op die plaats een werkkamp gevestigd. Het informatiecentrum heeft horeca met enorme ramen met zicht hebt over de hele duinkom. En ik wil trakteren vanwege mijn verjaardag.
 
Jongste zus en ik voelen wel iets voor een bakje. Maar oudere zus heeft nog thee in haar rugzak. Is toch zonde van het geld, vindt ze. We lopen door het winkeltje en bekijken de pluche speelgoedbeesten: leuk cadeautje voor een kleinkind.  Zo komen we toch in de horeca terecht. Oudere zus vraagt soep, maar helaas de keuken is al dicht. Jongste zus en ik nemen gebak bij de koffie en ik betaal, want zij betalen voor de benzine van de terugreis. Zo lossen wij het op.

Als we buiten staan is het te donker om verder door het bos te lopen. Langs de verkeersweg nog twee kilometer naar Groet, stevig de pas erin. Jongste zus klaagt over haar voeten; ze heeft nieuwe steunzolen. Bij de auto krijg ik een zoen en een verjaarscadeau, dat ik uitpak bij het binnenlichtje van de auto. Oudere zus zegt nog iets over soep eten, maar het dringt niet door.
Pas later, als het bochtige weggetje dat de navigator van jongste zus ons laat rijden achter ons ligt, op weg voor een lange rit over de Afsluitdijk, denk ik terug aan een warme ruimte, comfortabele stoelen, gezelligheid.  Hadden we bij ‘Lekker Puh’ mijn verjaardag verder kunnen vieren met een kom soep?
Als ik de zussen het verhaal laat lezen zijn ze enthousiast. Ze moeten erom lachen en oudere zus herinnert zich niets over soep. Ik ben blij met hun positieve reacties. Lekker Puh!
 
 
 




 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 
 

vrijdag 12 december 2014

Wandeling onder laagstaande zon.


Het is half tien als ik als laatste aankom op het afspreekpunt; twee andere mensen stappen in de auto, de wandelbegeleider achter het stuur. Tot mijn verrassing stapt een vrouw in die mij zoveel problemen bezorgt omdat ik over haar schreef in mijn blog. Wat zal dat worden? Wij rijden naar het Amstelstation waar sinds jaar en dag het tweede opstappunt is. Hier verzamelen de mensen die in een tweede auto mee gaan rijden. De auto’s rijden achter elkaar en doen hun best elkaar niet uit het oog verliezen want dan moet er worden gebeld en gezocht om elkaar terug te vinden.

Bij het Amstelstation stapt de begeleider uit; hij mompelt dat de tweede chauffeur ambtenaar is die wel strikt om tien uur gaat komen. Zelf is de begeleider altijd ruim op tijd, ik heb me al aangewend ongeveer een kwartier te vroeg op het afspreekpunt  te komen; hij staat er dan al. Nu wordt het wachten.

Onder de laagstaande november zon rijden we langs Schiphol  het groene hart in. De wandeling is gepland in het gebied rond Nieuwveen, het Zuid-Hollandse plassengebied waar al heel vroeg turf werd gewonnen. Een bordje bij de kerk in Nieuwveen vermeldt dat hier in de dertiende eeuw al een kerkje stond, zien wij later.


Het begin van de wandeling langs een dijk met fietspad.
 
We rijden naar het plaatsje Langeraar, waar we de auto’s parkeren op een parkeerplaats bij het dorp. De parkeerplaats wordt goedgekeurd. Een belangrijk criterium voor een goede parkeerplaats: ‘Kun je er plassen?’ Hoewel deze parkeerplaats aan een rij huizen grenst, is er ook een strook groen. We drinken koffie die we hebben meegebracht in thermoskannen. Omdat ik jarig zal zijn de volgende dag heb ik gevulde speculaas meegenomen voor bij de koffie.
De lucht is heiig, de temperatuur rond 15° C. De zon verspreidt een wit licht waarvoor je je ogen afschermt om niet verblind te raken. Al pratend gaan we op weg. We kennen elkaar van eerdere wandelingen; de afgelopen vijf jaar nam ik regelmatig deel aan deze groepswandelingen. We lopen langs de Langeraarsche plas; daarna de Geerpolderplas tot aan Bilderdam. Veel glastuinbouw zien we om ons heen, polderdijkjes en kanalen. We komen bij de Amstel, die hier Drecht heet, zoals wij vroeger met aardrijkskunde leerden, en daarna Aar. Een bordje wijst naar de Sfeerstal, onze horeca, maar zover is het nog niet, eerst een rondje langs Nieuwveen.
In Nieuwveen houden we halt bij de katholieke kerk: zo’n kerk gebouwd in de negentiende eeuw toen de katholieken eindelijk hun eigen kerken mochten bouwen. De kerk van Nieuwveen is gewijd aan de heilige Nicolaas. Naast de kerk is een wandeltuin ingericht, compleet met insectenhotel.
Kerk van Nieuwveen, gewijd aan de heilige Nicolaas met wandeltuin.
 
“Ik geloof niet in een leven na de dood,” hoor ik de vrouw zeggen, die zoveel problemen heeft met mijn blog. Een wandelvriendin vraagt of ik boos op haar ben. Zij heeft mij een mail gestuurd maar daarop geen antwoord ontvangen. Ik begrijp niet waarom ik boos zou worden omdat iemand mij een mail stuurt. Moet ik boos zijn? Ja, ik ben boos, omdat mensen problemen hebben als ze in een verhaal voorkomen, maar niet de moeite nemen mijn blog te lezen.
Bij de Sfeerstal zijn alle tafels bezet en de rest gereserveerd voor een groep. Dat is een teleurstelling, want we zijn toe aan een pauze. We mogen wel in de tuin zitten en omdat het zulk mild weer is en met truien aan is dat best aangenaam. Een mevrouw die we onderweg tegenkwamen en die alleen wandelt, neemt naast ons plaats aan een tafeltje.
Talloze hekken langs de Ringvaart van de Schilkerpolder.
 
Er moeten op deze wandeling wat hekken worden genomen en ze zijn ongewoon hoog. Volstaat bij een hek meestal een opstapje; hier zijn het er twee. Een jaar geleden wandelden we in dit gebied; een nieuwe mevrouw had zich aangemeld. Zij was pas geopereerd aan een heup, wat haar beperkte in haar bewegingen, we moesten haar over de hekken heen helpen. Ik heb haar sinds niet meer teruggezien.
Na de horeca pauze lopen we naar Papenveer. Langs de ringvaart zien we nog meer kassen waar de zon op schijnt en die weerspiegelen in het water, waardoor de illusie van een glazen stad wordt versterkt. Bij Papenveer steken we de N461 over. Het stukje wat erna komt is wel het mooiste van de hele wandeling: het kerkpad van Papenveer naar Langeraar. Het bijzondere ervan is dat het pad dwars door de plassen loopt, omzoomt door wilgen en andere bomen.
De glazen stad.
 
In Langeraar bezoeken we nogmaals een katholieke kerk: de Franciscus en Clara kerk. We willen wel even binnenkijken, maar alleen het voorportaal is toegankelijk. Je kan er kaarsjes opsteken alleen zijn die op. Wie was die Clara? Het antwoord komt uit katholieke hoek: zij was de muze van Franciscus.
Onze wandeling wordt besloten op het parkeerterrein, waar tafel en krukjes worden uitgezet en wij een borrel kunnen nemen, het krat met dranken is meegebracht in de auto. Terwijl wij napraten doet de begeleider de administratie, bij sommigen wordt de prijs van de wandeldag automatisch afgeschreven; anderen betalen contant. Zo is iedereen gelukkig en tevreden over dag met het lopen van een volkomen zinloos rondje van 15 kilometer.
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

vrijdag 5 december 2014

Beklimming Mount Snowdon?





Het is 1993 op een wandelvakantie in Wales. Een beklimming van Mount Snowdon, de hoogste berg van Wales, 1.085 meter hoog is in het programma opgenomen. Omdat de weerssituatie in het gebied nogal onstabiel kan zijn is het programma zo opgebouwd dat  met een rondtrekkende beweging om de berg wordt heengetrokken met overnachtingen in jeugdherbergen aan de voet. Op die manier bestaan meerdere kansen een gunstige dag voor de beklimming te treffen. Zaterdag 7 augustus was de laatste mogelijkheid Mount Snowdon te beklimmen.

Onze laatste wandeldag begint volgens het programma met een stevige klauterpartij. We beginnen met hetzelfde weggetje waarlangs we de dag ervoor naar beneden kwamen. Het bruggetje met het watervalletje, waar we foto’s namen steken we over. We lopen langs de oever van Llyn Bochlwyd naar de Devil’s Kitchen, een waaier van puin waar een pad doorheen loopt. Het is stevig klimmen op de vroege ochtend. We nemen foto’s van de klimpartij; het uitzicht is nog goed.
Devil's Kitchen met de duivels ernaast.
 
Bijna boven houden we pauze, uit de wind. We kleden ons beter aan, want de wind komt over de rotsen aanwaaien en ijle mistflarden drijven erin mee. Spoedig zitten we midden in de mist. We klimmen naar de top van Y Garn (946 m). Op de top is een vlakke plek uitgespaard met stenen erom heen. We vormen in een cirkel en eten een boterham. Anderen die de top bereiken kunnen er niet meer bij. Er zijn drie Welshe jongens die bananen en chocola bij zich hebben. Ze pauzeren om extra kleren aan te trekken. Er zijn er twee die in korte broekjes en t-shirt de berg oprennen; één ervan heeft een hond bij zich.
Lunch op de top van Y Garn.
 
 
 
We dalen af  en vervolgen onze weg. De regenjassen gaan aan, want de mist gaat over in motregen.. Nog steeds komen we mensen tegen; we stappen van het pad af om hen te laten passeren en zij bedanken ons.
Ergens gaat het mis. Later wordt gezegd dat we boven hadden moeten blijven, i.p.d. zijn we naar beneden afgezakt. Het pad waarop we lopen wordt smaller en smaller. Meer geschikt voor schapenpootjes dan voor onze bergschoenen. Sommige stukken zijn zo moeilijk dat er nauwelijks ruimte is je voeten neer te zetten. En dan is er die steile helling naast je. En de mist die al het zicht beneemt. Tenslotte moeten we tot de conclusie komen: we moeten terug.
We draaien om en omdat ik achteraan liep, loop ik nu voorop. Eerder liep ik achter degene die voor me liep, nu moet ik verder kijken. Ik zie de steile helling met nauwelijks ruimte om te lopen en het schiet door me heen: “waar zijn we mee bezig?”
De wandelbegeleider komt naar voren en neemt het over. Spoedig wordt het pad iets beter. Tot we tegen de helling op kunnen lopen, omhoog naar het pad dat we oorspronkelijk hadden moeten nemen. Het leidt omhoog en dat klopt ook volgens de kaart. Bij de volgende top raken we weer het pad kwijt en beginnen we te klimmen over grote rotsblokken. Vlak onder ons worden de omtrekken van een meer zichtbaar in de mist.
 
 
 
We moeten steeds op elkaar wachten zodat niemand achter zal blijven in de mist. We klimmen verder. Terwijl ik klim is het of ik mijn lichaam verlaat en van een afstandje toekijk hoe het verder klimt, zorgvuldig de afstand schattend van de ene steen naar de andere en voelend naar steun en zoekend naar balans. Mijn lichaam kan alles zelf; ik ben niet nodig. Tegelijk weet ik heel zeker dat ik dit klimmen alleen doe omdat ik het zelf wil, niet omdat de begeleider deze weg gekozen heeft. Ik lééf op deze mistige dag op een berghelling zonder pad in Wales.
Soms is er iets dat op een pad lijkt, maar tien meter verder houdt het ineens op. Er moet een pad naar rechts verschijnen, maar dat komt niet. De begeleider weet niet precies waar we zitten, hij besluit dat we op kompas moeten afdalen. Het terrein wordt iets gemakkelijker begaanbaar. De grote rotsblokken houden op, hier is begroeiing met ertussen beekjes. Het water begint door onze schoenen te sijpelen.
We stuiten op een schapenafrastering. Die is zo hecht gemaakt en zo hoog dat we er niet over kunnen. We moeten kiezen. De begeleider kiest voor links. Ergens beneden ons moet een leisteengroeve liggen, waarvan de wanden steil afgegraven zijn, daar zullen we niet kunnen afdalen. De begeleider probeert de ligging van de mijn te bepalen en besluit dat we toch beter naar rechts langs het hek kunnen lopen.
Niet lang erna stuiten we op een tweede afrastering die bergopwaarts gaat. Er zit niets anders op dan terug te lopen naar het gedeelte van de afrastering dat op de grond ligt en waar we over heen kunnen stappen. We blijken boven de mijn te zitten. De oude rails liggen er nog. Overal liggen wissels, ertussen groeien roze sterretjes steenbreek. De rails blijken dood te lopen bij een steile wand naar beneden. We besluiten af te dalen over het mijnafval dat in grote bergen verspreid ligt. Af en toe komt van beneden het geluid van een auto of een brommer. Daar moet een weg lopen; we kunnen er niet ver vanaf zijn.
Een wandelaarster heeft een pijnlijke knie opgelopen, op haar moeten we steeds wachten. Terwijl we bezig zijn trekken ineens de mistflarden uiteen en daar ligt het dal. Beneden ons nog een stuk helling wat niet helemaal te overzien is. We moeten gewoon maar verder worstelen. Na de blik op het dal sluiten de wolken zich weer en de mist wordt zelfs een lichte motregen.
Eindelijk verschijnt er een pad tussen de varens. We komen bij hekken en een huisje waar de wandelbegeleider naar binnen gaat om te vragen of ze telefoon hebben. De bewoners verwijzen hem naar een telefooncel 100 meter verder aan de weg naar Llanberis. De begeleider belt onze kok/chauffeur die met het eten wacht n de jeugdherberg.
Allemaal zijn we moe maar nog uit één stuk. De chauffeur stopt ons met z’n dertienen in het busje en rijdt naar de jeugdherberg, waar we bekomen van onze barre tocht met een kopje thee.
 
 
 
 
 
 
 

woensdag 26 november 2014

Wandeling (bijna) naar de Horsten.


Wandeling naar de Horsten, waar de koning woont met zijn gezin intrigeert mensen. Mijn wandeling naar de Horsten trekt belangstelling van verschillende kanten en ik verwacht eindelijk eens met een  groepje op pad te zullen gaan. Een deelneemster zegt definitief toe, de anderen haken af: negentien kilometer is te lang, toch geen zin of ik hoor gewoon niets meer.

Om tien uur wacht ik bij de hoofdingang van het centraal station; we hebben extra vroeg afgesproken omdat zij de meereiskorting op haar kaart wil zetten. Tien uur gaat voorbij en ik wacht. Vijf over, tien over, “het kan nog steeds,” zeg ik tegen mezelf, “die meereiskorting is snel gepiept.” Kwart over en ik haal mijn telefoon tevoorschijn: twee sms’en moet genoeg zijn om een reactie te genereren. Er komt geen antwoord.

Dit wordt wandelen in mijn eentje, ik bereid me er alvast op voor. De koffie aan het begin zal ik overslaan en dan flink de pas erin. Haar opbellen wil ik niet, om dan te horen dat zij zich heeft verslapen, zich uitput in het verzinnen van excuses,  heb ik niets aan. Opeens zie ik haar, die blauwe jas ken ik toch?

Het blijkt dat zij wachtte bij een andere hoofdingang van het CS. De meereiskorting heeft ze al op haar kaart gezet; was heel gemakkelijk. We lopen naar het perron en onze trein rijdt net binnen. Als we onze plaatsen hebben opgezocht discussiëren we nog even over de vraag wat de juiste hoofdingang is van het station. Mijn sms’en heeft ze niet gehoord en ze dacht niet dat ik haar nummer had. Slecht afgesproken dus.

Haagsche Bosch, met takkenhut voor de kinderen.
 
 
 

De treinreis naar Den Haag verloopt vlot. De medewandelaarster en ik kennen elkaar van eerdere wandelingen. Op Den Haag CS staan bordjes met de woorden ‘leenstelsel’. Er blijkt een demonstratie door studenten op het Malieveld te zijn. Toevallig moeten wij ook naar het Malieveld, want we hebben een bon van paviljoen Malieveld voor koffie met gebak voor de halve prijs. De aanbieding komt samen met de NS-wandelroute. We zoeken een plaatsje bij het raam, waar het rustigst is en met uitzicht over het Malieveld. De ober brengt de koffie met appeltaart en echte slagroom. Ondertussen slaan wij de gebeurtenissen buiten gade. Er staat erg veel politie klaar. Meer politie dan demonstranten, concluderen wij. De studenten komen in groepjes en tegen de tijd dat wij vertrekken is het terrein aardig gevuld.

Het is twaalf uur en hoog tijd van start te gaan want we hebben een pittige wandeling voor de boeg en het donker valt vroeg in november. Eerst moeten we de drukke verkeersweg oversteken om in het Haagsche bosch te belanden. We zijn al meteen onder de indruk van de hoge bomen rond het Malieveld. Het Haagsche Bosch, lezen we, was ‘ideaal jachtdomein waar de graven van Holland zich konden uitleven.’ Aan het eind van het park passeer je Huis Den Bosch. Plotseling sta je voor een hek met daarachter een gebouw dat je zo goed kent omdat je’t vaak op tv hebt gezien. We missen een beetje de schildwachten, maar misschien staat het paleis momenteel leeg omdat het wordt gerenoveerd voor de nieuwe bewoners.

De lelijke grijze strook vóór de heg is de moderne beveiliging met camera's, die tegenwoordig alle paleizen hebben.
We lopen langs de muren van Landgoed Reigersbergen. Er zijn wel veel landgoederen hier, het gebied is vanaf de dertiende eeuw regeringszetel van Holland geweest. We passeren een enorm gebouw waar een automobielmuseum is gevestigd. We komen ook heel wat mooie oprijlanen tegen, maar de mooiste is wel bij de Marlotlaan, waar knoestige bomen langs groeien.
Bij Van der Valk gaan we naar binnen voor een flesje water kopen. Ik maak van de gelegenheid gebruik naar de wc te gaan. We komen nu in een gebied dat langs N44 ligt en waar buitenplaatsen en moderne villa’s staan. Dit is Wassenaar en hier wonen de miljonairs. Het goed is om te weten dat dit bestaat, vinden wij. De huizen zijn afgeschermd met heggen of muren. Langs de lanen groeien bomen, er staan geen bankjes.

Kasteel Oud Wassenaar.
 
Om twee uur hebben we het park van Kasteel Oud Wassenaar bereikt. Hier vinden we een bankje waar we onze lunch uitstallen en boterhammen eten. De zon wil niet achter de wolken vandaan komen en we zijn blij met truien en jassen die we dragen.
De route voert langs de rand van een bos met uitzicht op een gebouw dat lijkt op een bejaardentehuis of ziekenhuis. De grond is bedekt met een dik tapijt van bladeren, die ritselen onder je voeten. Soms struikel je over bomwortels die verborgen liggen onder de bladeren. We zien een tak met daaraan een zwam die lijkt op een witte bloem.
Druppels beginnen te vallen, terwijl we lopen tussen de kapitale panden. Niet erg genoeg om regenkleding tevoorschijn te halen. Bovendien lopen we merendeels onder bomen waar we beschutting vinden tegen de druppels. Een kopje koffie zou ook wel welkom zijn. “Soep,” verbetert de medewandelaarster. We beginnen onze benen te voelen.

 

Bij Landgoed Wiltzanck zie je een rij bomen met grillige wortels. Beneden: het Hertenhuisje, waar op de schemerige namiddag het licht al brandde.
 
Eindelijk naderen we het hoofddoel van onze wandeling: de Horsten. Eerst nog het fietstunneltje om onder de N44 door te komen, de provinciale weg oversteken en daar is het grote toegangshek. Bij het eerste huis aan de linkerkant bevindt zich de kaartjesautomaat. “Moeten wij een kaartje kopen?” “Wie controleert dat nou,” meent de medewandelaarster, “met dit weer en op deze tijd?” Want is inmiddels over vieren en het miezert nog steeds. “We gaan op bezoek bij de koning, daar hoeven we toch niet voor te betalen?” Dat doet het: we kopen geen kaartje.
We lopen de klinkerweg af en komen bij Theepaviljoen De Horsten. Een schattig gebouwtje en belangrijker: er straalt licht, het is dus open. We feliciteren onszelf, we kijken nog even op de prijskaart: niet exorbitant hoog. We wagen erop. Binnen brandt de ouderwetse kachel, het is gezellig. Langs het raam zitten dames aan de high tea.
Ik maak mijn brillenglazen schoon en wurg mij uit mijn trui die veel te warm is hier binnen. Daar komt de eigenaar al aan. Hij wijst meteen op onze routekaart die op tafel ligt. Willen wij nu nog door het park de Horsten lopen? Veel te laat, het hek gaat dicht om vijf uur en de route is minstens een uur wandelen. We zien het al voor ons: de koning in zijn warme bedje terwijl wij de nacht moeten doorbrengen in zijn park in de regen!
Er is niets bijzonders te zien volgens de eigenaar, alleen een heg. Maar er is toch ergens een hek? Ja, met twee marechaussees ervoor. Nou, meer verwachten wij ook niet. We zijn gewoon te laat, want het wordt donker en de kaart lezen in een donker bos gaat niet. Hebben we nog niet bij stil gestaan. Hij wijst op de kaart: we moeten terug naar de ingang en via de provinciale weg naar het station in Voorschoten. Als we nog even verder lopen, zegt hij, komen we in het centrum en daar is van alles; kunnen we voor een redelijke prijs iets eten. Ja, niet dat hij aandelen heeft.
 
 
 
Is er vegetarische soep, vragen we, en kan dat nog want het is half vijf? Ja want het theepaviljoen heeft een uitloop tot half zes. Weldra verschijnen twee kommen linzensoep met croutons. We kijken om ons heen, het theehuis is werkelijk gezellig, met allemaal verschillende theepotten als decoratie. Vast een oud jachthuis uit de tijd toen Prins Frederik er woonde. Dat deed men: voor jachtpartijen bouwde men een optrekje waar een maaltijd of een samenzijn werd georganiseerd voor de jachtpartij.
 
Het is over vijven als we naar buiten lopen, in de regen die nu gestaag valt. Onder de haag van rododendrons, waar het pad doorheen loopt stop ik om nog een foto te maken. Het gebouwtje ziet er knus uit tegen die achtergrond van het bos. Maar goed dat we geen kaartjes hebben gekocht!
 
In de stromende regen, met plu en regencape lopen we langs de provinciale weg. De afstand valt mee, in de verte zien we al de treinen verschijnen. Eerst de meereiskorting weer op de kaart zetten, de trein is verlaat en dat is nu een geluk. De ‘Metro’ laat ons een cartoon zien: een bedelaar zit langs het trottoir, met zijn hoed voor zich. Op het volgende plaatje is het een ZZP’er die daar zit. Ja, ja de keuze is: bijstand met weinig te doen en weinig mogen doen of ZZP’er zijn, hard werken, lange dagen en een karig inkomen. Kan je daarvan leven?
 

 
 


 
 

donderdag 20 november 2014

Wandeling Oostvaardersplassen.


NS doet goeie dingen. Op de site ‘eropuit’ kun je wandelingen vinden, gedetailleerd en meestal redelijk kloppend beschreven, met een gekleurd overzichtskaartje, gratis te downloaden.

Het is een warme, zonnige dag, een dag zonder dringende verplichtingen. Een dag waarop ik niets te doen heb en vervolgens tot niets kom. De dag gaat voorbij met ontbijten in bed, lezen, koffie, een beetje werken op de laptop. In de namiddag komt het moment dat ik uitgekeken raak op de inrichting van mijn huis; ik besluit de ‘wandeling Oostvaardersplassen’ doen. De beschrijving heb ik niet uitgeprint. Er rest me niets dan de routebeschrijving over te schrijven van de computer, met het risico een stukje over te slaan waardoor de beschrijving niet klopt, drie A-viertjes vol. De beschrijving van de hoogtepunten onderweg sla ik maar over. Zo kort mogelijk schrijf ik de route-aanwijzingen over,  terwijl ik tegelijk een verlate lunch naar binnen slik.

Met waterfles en zonder al te veel kleren – het is een warme dag, zoek ik de trein op. Ik lees in mijn meegenomen boek. De aangekondigde vertrektijd gaat voorbij maar de trein vertrekt niet. De machinist roept om: een viaduct is onklaar geraakt, onduidelijk is wanneer we zullen vertrekken. Ik blijf nog zitten lezen en wacht wat komen gaat. Hoewel het inmiddels half vier uur is en eigenlijk te laat om nog aan een wandeling van 17 km te beginnen.  Dan stappen mensen in die zeggen dat deze trein naar Schiphol gaat. ”Kijk maar, het staat op de borden.”

Ik stap uit, inderdaad staat Schiphol als bestemming op de borden. ik begrijp dat het er vandaag niet van gaat komen de ‘wandeling Oostvaardersplassen’ te gaan lopen. Er gaat niets van mijn saldo af: ‘incheck geannuleerd’.  Toch goed geregeld door NS! Twee dagen later zit ik weer in de trein naar Almere Oostvaarders en ditmaal vertrekt de trein en kom ik op tijd aan. Weer is het een warme dag, 25° C. is de middag temperatuur.

Mijn eerste doel vormt bezoekerscentrum ‘De Trekvogel’.  Het ligt aan de dijk langs het IJsselmeer. De wandeling door Almere’s Waterwijk is beschaduwd. Alles is nieuw, jonger dan ik, want toen ik geboren werd bestond nog niets van alles ik om me heen zie. De inrichting is zoals planners het hebben gewild: rechte kanalen met rechte rijen bomen; in de parkjes mogen stroompjes wel eens krom zijn.  Verder vraag ik me af waarom natuur die aan zichzelf wordt overgelaten zo weinig harmonie laat zien. Brandnetels, met hoge distels, wilgenroosjes daartussen slingers afgestorven kleefkruid. Soms kunnen afgestorven, uitgebloeide planten sfeer aan het landschap verlenen, maar hier zijn ze ongebreidelde woestenij.

Een smal, beschut pad leidt naar een uitzichtpunt aan de Lepelaarsplassen. Ik stap in de schuilhut en bevindt me plots in een gezelschap van vogelaars. Allemaal mannen, sommige vergezeld van fototoestellen met enorme lenzen. Op het water zwemmen watervogels. Een van hen wijst mij de attractie: een dodaars broedt op drie eieren en drie uitgekomen jongen zitten op haar rug. Het nestje bevindt zich in het riet dat tegen de hut aan groeit. Vlakbij, toch heb ik moeite de jongen te onderscheiden zo goed is hun schutskleur. Op de foto’s die de vogelaars mij tonen zijn ze beter te zien dan in het echt.

Ik ben vroeg bij het bezoekerscentrum aan het IJsselmeer, zo vroeg dat het nog gesloten is. Geen koffie. Ik wandel door het wilgenbos, de wilgen zijn indrukwekkend zoals ze grillig zijn gegroeid, zo dicht dat weinig zonlicht wordt doorlaten. Zangvogeltjes kwetteren er lustig op los. Tussen de bomen groeien brandnetels, het pad is vergrasd, wordt blijkbaar gemaaid wat de begroeiing kort houdt. Na het wilgenbos kom ik uit op een verkeersweg; in de gloeiende zon loop ik naar de IJsselmeerdijk, en vandaar in de gloeiende zon terug naar het bezoekerscentrum in de vage hoop dat het nu open zal zijn, een rustpunt met koffie.

Het bezoekerscentrum is dicht. Onder een plataan pauzeer ik en eet mijn lunch. Nu moet ik langs de dijk naar mijn volgende doel: bezoekerscentrum ‘de Oostvaarders’. Ik schat de afstand op anderhalf uur.

Het laatste deel van de ‘wandeling Oostvaardersplassen’ leidt langs het befaamde natuurgebied. In de film ‘De nieuwe wildernis’ zie je de grote dieren van dichtbij en kun je interactie tussen de dieren volgen. In werkelijkheid is de beste manier een indruk te krijgen van het gebied en de uitgestrektheid van de kuddes: de trein te nemen van Almere naar Lelystad. De trein rijdt er langs en omdat het spoortraject hoger ligt heb je overzicht op het omringende land.

Het land aan de overkant van het water dat Oostvaardersplassen heet ziet er groen uit, met hier en daar het geel van koolzaad. Eigenlijk is het een eentonig stuk om te lopen, zo in de hete zon. Langs het pad groeien bramen die al rijp zijn hoewel het pas juli is. Verder ontdek ik onrijpe kwetsen aan de struiken en nog een andere blauwe bes die ik niet kan thuisbrengen.

Een uitzichtheuvel wordt bezocht door andere bezoekers, maar biedt toch weinig om over uit te kijken, zelfs niet als ik op de picknick tafel ga staan – mag dat? Nog een klein stukje tot het natuurbelevingscentrum zoals de NS-route beschrijving het noemt.  Als het open is?

Mijn oog valt als eerste op de horeca: de deur staat open. Binnen een helder verlichte ruimte met uitzicht op de Oostvaardersplassen, ramen tot aan de grond. Precies wat ik zoek, de koffie die ik meteen bestel smaakt heerlijk. Ik hoor de waardin praten met andere gasten; zij is iemand met hart voor haar bedoeninkje, zo concludeer ik. Is dat niet het gebak waar ze het nu over hebben? In een vitrine staan drie taarten, opgemaakt door een banketbakker die eerst voor haar werkte maar sindsdien voor zichzelf is begonnen. Ik mag zelf een punt pakken.

Ze brengt nog een kop koffie. Al die moeite die je in je leven moet doen! Uiteindelijk volgt de beloning al moet je er wel zelf voor betalen. Alles verstomt om me heen, de gesprekken dringen niet meer door: mijn boek en mijn taart met koffie en af en toe een blik op de groene natuur buiten de hoge ramen, dat is nu mijn wereld.

woensdag 12 november 2014

Duinwandeling Castricum.


De duinen van Castricum zijn een variatie op duingebieden in de buurt van Amsterdam. Als je iets verder wilt dan Zandvoort en iets rustiger kies je voor een duinwandeling Castricum.

Afgesproken is op zondagochtend de trein van 10.42 vanaf CS. Ik sms om negen uur omdat ik denk dat mijn afspraak het vergeten zal zijn. Mevrouw K. is echter niets vergeten. Sterker: zij is op tijd voor de trein en ik niet! Ik heb op het laatste moment nog mijn korte broek verwisseld voor een lange en daarna weer de korte aangetrokken. Het gaat minder warm worden vandaag. Zo heb ik de tijd vergeten.

Mevrouw K. wil eigenlijk niet met de trein. Kunnen we niet gaan fietsen? Nee, ik loop nu eenmaal liever dan ik fiets. Stadswandeling dan, eigenlijk wil zij niet zo lang weg zijn, ze hoort achter haar computer te zitten met werk. Wat voor werk? Ik ben niet op de hoogte dat K. een baan heeft op dit moment.

We nemen een latere trein en besluiten in Castricum eerst koffie te drinken. Daarvoor lopen we de winkelstraat in die vanwege de zondag er verlaten bijligt. Een paar ijssalons zijn open en schenken een kopje koffie. Dan hoor ik meer over het werk van mevrouw K. Zij wil geld verdienen met het opzetten van websites. Zij weet bijna, zo goed als zeker, hoe het werkt.

We begeven ons op weg naar de duinen. Bij museum strandvonderij kan je koffie drinken met zelfgebakken appeltaart, zien wij. Een aanrader voor ieder die de duinwandeling Castricum wil maken. Vlakbij staat de kaartjes automaat van PWN. Ik trek een dagkaartje voor mezelf. Als we een paar bochten verder zijn blijkt mevrouw K. toch ook de noodzaak van een duinkaartje te gevoelen. We lopen terug, d.w.z.: ik loop terug om het kaartje te kopen want mevrouw is al moe.

We lopen opnieuw dezelfde paden langs kromgegroeide eiken, tot we in open gebied komen waar de zon schijnt. K. zegt dat ze nog zoveel te doen heeft in haar leven. Nooit meer wil ze horen: “jij moet om negen uur hier zijn. Waarom ben je tien minuten te laat?” Maar ze moet wel geld verdienen, onafhankelijkheid…. Ze wil terug naar haar computer, ik moet garanderen dat we om zes uur thuis zijn. Ik biedt aan haar terug te brengen naar het station, maar wij gaan toch verder.
 

We bereiken de uitspanning. Alweer koffie drinken? Bah! Het wordt het infocentrum van PWN en ze roept me: of ik wel eens een veenmol heb gezien. Ik loop met haar mee en verwacht een gewoon soort mol te zullen zien, maar het blijkt een reusachtige kever, gevonden in het duingebied door een kind.

Ik loods haar mee richting zee. We lopen langs de Zeeweg; om aan de hordes zondagfietsers te ontkomen sla ik een zijpad in. We slaan aan het dwalen en K. zegt: “je bent de weg kwijt! Dit is de weg waarlangs we zijn gekomen.” Ze zegt ook dat het niet erg is.

Het is een andere weg die tussen de infiltratiegebieden door uitkomt bij het strand. We doen schoenen uit en lopen op blote voeten langs de waterlijn. Zij loopt, neus koppig naar beneden waadt een uur lang door het water. We zeggen niets, lopen alleen maar.

We lopen van het route kaartje af dat bij onze duinwandeling hoort. Ik hoop ergens een doorgang te vinden, een pad door de duinen. De rookkolommen van de hoogovens komen al dichter bij.  Het blijkt dat we 5,5 km van Heemskerk af zitten en 6,2 km van Castricum. “Heemskerk,” beslist K. “heeft een treinstation.”

Met die gedachte lopen we verder. Langs akkertjes van boeren die in oude staat zijn terug gebracht, waar koren groeit met korenbloemen ertussen. We treffen opnieuw fietsers en we bereiken een verkeersweg. K. wil liften, meteen houdt ze twee mensen aan die spontaan aanbieden ons te brengen.

Tip: we zitten bij de bushalte, naast ‘De Patatoloog’ Als de computer niet riep, hadden we een patatje kunnen eten, met een pilsje en een bus later nemen. K. beslist dat het niet kan, want eten in de bus mag niet. Ze zegt ook blij te zijn dat we zijn gegaan.