zaterdag 28 februari 2015

Wandeling met Joost naar Czarnow.


Wandelen naar Santiago de Compostella in Noord-Spanje is een bekend doel voor pelgrims. Eeuwenlang werd er gelopen en overal in Europa lopen paden die door pelgrims werden gebruikt op weg naar Noord Spanje. Santiago de Compostella waar de apostel Jacobus predikte, stierf en begraven ligt.

Ik neem deel aan een tocht die langs de pelgrimsroute in Polen loopt;  wij wandelen vandaag van de plaats Kamienna Góra naar onze accommodatie voor de nacht genaamd Czartak. Onze overnachtingsplek in een voormalig concentratiekamp laten we achter ons. De gevangenen van het kamp werkten in de steenhouwerij die nog in bedrijf is. Als we de steenhouwerij passeren wuiven de chauffeurs in hun zware vrachtauto’s naar ons.

De zon schijnt; er zijn weinig wolkjes en de velden zijn bezaaid met bloemen. Het landschap is licht glooiend en wij volgen karrenpaden. In Kamienna Góra zien we een ooievaarsnest, hoog op een paal in een boom. Twee ooievaars geven klepperend van hun aanwezigheid gewag.

Ons eerste doel is de ‘sklep’ in Pisarzowice. ‘Skleps’ zijn dorpswinkeltjes, waar je alles kunt kopen; van ijsjes tot groenten, vlees, brood, bier. Soms zijn de ramen met tralies beveiligd tegen inbraak. Tegen inbrekers, als een ‘sklep’  een voorraad alcoholische dranken heeft? De ‘sklep’ die ons is aangeraden door de begeleidster die vandaag niet met ons loopt, serveert bovendien koffie en je kunt er zitten aan een picknicktafel. Terrasjes in de Poolse dorpen zijn zeldzaam, als zich iets voordoet moet je ervan gebruik maken.

Wij komen echter langs een andere ‘sklep’ en we besluiten onze inkopen te doen omdat het lunchtijd is: broodjes, kaas, sinaasappelsap en pruimen.  Zittend op de veranda eten we alles op. Waarom lopen we niet door naar de volgende ‘sklep’ die ons is aangeraden? In groepen is soms niet duidelijk wie de beslissingen neemt. We lopen langs de Maria Himmelfahrtkirche uit 1305, waar twee grafzerken, een man en een vrouw voorstellend, heel primitief zijn ingemetseld in de muren. Even verderop stuiten wij op de ‘sklep’ waar koffie wordt geserveerd, maar nu lopen we voorbij.


Even een moment van koelte...


Buiten het dorp besluiten wij de groep te splitsen; Joost en ik zullen bovenlangs gaan door het bos, terwijl de rest van de groep de weg door het dal blijft volgen. Joost en ik beginnen aan de klim naar boven, langs de boomgrens, hij voorop met zijn spichtige beentjes en strohoedje op het hoofd, terwijl ik volg. Ik wil het kompas raadplegen over de te volgen route, maar Joost is zeker van zijn zaak; we moeten linksaf. Een stevige klim door het bos volgt, waarna we uitkomen op een autoweg, dat was ook zijn doel, alleen staat op het bord langs de weg niet ‘Czarnow’ zoals hij heeft voorspeld, maar ‘Szarocin’. Joost houdt een paar voorbijgangers aan en krijgt antwoord met veel armbewegingen. Duidelijk:  we zijn totaal de verkeerde richting op gelopen. Ik stel voor terug te gaan en met behulp van het kompas de juiste richting te zoeken. Maar Joost heeft geen vertrouwen in mijn capaciteiten.

We moeten langs de autoweg teruglopen. Terwijl we lopen probeert hij auto’s aan te houden. Ik begrijp niet waarom, de bestuurders zijn Polen en die verstaat hij niet; een lift lijkt me ook geen goed idee, tenslotte zijn we pelgrims en ik wil lopen. Zo komt het dat we langs een autoweg lopen, met een niet al te brede berm en voorbij denderend vrachtverkeer. Als ik ergens een hekel aan heb is het lopen langs voorbijrazend verkeer.

Ik ga zo snel mogelijk lopen om die autoweg te kunnen verlaten. Terwijl Joost zich afvraagt waar de spoorlijn is gebleven die wel op de kaart staat aangegeven. Na een poosje ontdekken we het tracé, ruig begroeid; ooit liep hier een spoorlijn. In de verte is de marmerwerkplaats, waar we vóór onze lunch langskwamen zichtbaar.

Er komt een weg naar links en we kunnen het drukke verkeer achter ons laten. We zijn terug op ons uitgangspunt: de ‘sklep’ waar we onze lunch kochten, we passeren het oude kerkje met de beelden en dan bereiken we de tweede ‘sklep’, waar ze koffie schenken. Ik verheug me op koffie en Joost haalt voor ons beiden een kopje. Hij haalt bovendien biscuitjes tevoorschijn uit zijn rugzak, daarmee maakt hij zijn eigenwijsheid weer goed.

Daarna rest ons niets dan de oorspronkelijke route lopen, die de andere groep ook heeft gevolgd. Ik stel nog voor opnieuw de alternatieve route te nemen en uit te zoeken waar we fout liepen, maar Joost is nog steeds niet in voor wat avontuur. We vervolgen onze weg door een zon beschenen landschap: het is warm. Een andere wandelaarster heeft mij laten zien hoe ik mijn rugzakbanden kan inkorten zodat de rugzak dichter tegen je rug aanzit. Dat betekent ook dat het benauwder wordt, want de rugzak is gemaakt van kunststof. Ik maak de banden opnieuw losser zodat de rugzak hangt en er lucht langs kan stromen. Ziet er onprofessioneel uit, maar dat neem ik voor lief.
Verlaten boerderij bij Czarnow.


Ons pension Czartak blijkt overdag niet open; dat wil zeggen je kunt de slaapkamers in maar er is geen stromend water; douchen is niet mogelijk. Ik tref de begeleidster die aan een picknicktafel zit, ze zit er al uren.  Ze zucht dat ze de leiding helemaal niet op zich had willen nemen, het is omdat de andere leidster vertrokken is. Deze groep is zo moeilijk te leiden, zegt ze, mensen uit het onderwijs menen altijd gelijk te hebben. En zij kan het weten, vervolgt ze, ze was getrouwd met iemand uit het onderwijs. Inderdaad, de groep bestaat voor het grootste deel uit mensen die leraar zijn!

Om zes uur is ons een maaltijd beloofd. We wachten en eindelijk krijgen we een keuze: buiten of binnen eten. We denken dat binnen mogelijk warmer zal zijn, want de avond wordt al koeler. Maar als blijkt dat met binnen de kelder wordt bedoeld gaan wij snel naar onze kamers om een vest te halen. In de kelder staan zes dampende borden op een tafel.

Het beeld van het huisje van de dwergen van Seeuwwitje dringt zich aan me op, als ik die dampende bordjes zie. Wij krijgen niets meer dan dat ene bord, we proberen bier bij onze maaltijd te verkrijgen maar dat vindt men maar raar. Met heel veel moeite krijgen we gedaan een pot thee na de maaltijd te kunnen drinken. Dit is Polen waar men, zodra je bord leeg is het van de tafel grist uit beleefdheid. Wij schrikken, bang dat ze ons het eten af willen pakken.

’s Avonds wordt een kampvuur gestookt, door de dochter van de eigenaresse. We krijgen brood met braadworst, gebraden op het vuur, te drinken is er alleen water.

 

vrijdag 27 februari 2015

Wandeling langs gevangenenkamp.

 

De bus brengt ons naar Krzeszów. Onze pelgrimstocht langs de Jacobsweg van Polen begint bij de kloosterkerk van de stad Krzeszów. De kerk, uit de zeventiende eeuw is prachtig met veel rood en goud en iemand is zich te buiten gegaan aan het bedenken van heel veel witte engeltjes. Waar je ook kijkt: engeltjes. In het winkeltje naast de kerk krijgen wij ons eerste stempel in het boekje dat bij de pelgrimsroute hoort; daarmee zijn we echte pelgrims geworden.  Nou ja, zo ziet de katholieke kerk van Polen het niet. Ons verzoek van de overnachtingsmogelijkheden van de kerk gebruik te maken werd afgewezen omdat wij niet katholiek zijn.

Terug bij het busstation drinken we koffie. Er hangt daar een bord met de tekst ‘de koffie is klaar’,  in het Nederlands. De koffie smaakt inderdaad goed. We verlaten Krzeszów, dat ooit Grüssau heette en wij bevinden ons spoedig in een vlak gebied waar we kleine kapelletjes passeren. We vragen ons af waarom zoveel kapelletjes bij elkaar. Volgens ons gidsje zijn de kapellen onderdeel van de 33 staties van Golgota die rond Krzeszów zijn gebouwd.

Het is warm; de zon schijnt. Onderweg doen we ons tegoed aan de rijpe frambozen die in het bos groeien. De frambozen zijn klein maar smaken goed en hebben niet van die pitjes zoals bramen. We passeren  Betlejem, een houten kapel in het water, opgericht door de Zisterzienser monniken. Bij Betlejem bevindt zich een gastenhuis, maar dat is waarschijnlijk niet voor ons bedoeld ter overnachting.  Het is ook te vroeg op de dag; we hebben pas 4 kilometer gelopen.

Wij wijken van de Jacobsweg af omdat we naar de plaats Przedwojów afbuigen, we volgen per ongeluk de route onderlangs die door het plaatsje leidt, in plaats van de wandelroute bovenlangs, met meer uitzicht en meer geschikt voor wandelaars. We vragen zelfs naar de weg aan enkele voorbijgangers.  Tenslotte bereiken we een vervallen terrein, een soort industrieterrein waar plassen water op het pad liggen. We komen langs een steenwerkplaats, volgens onze begeleidster moet hier onze overnachtingsplek liggen. Na een bocht zien we een oude spoorbrug. Alles vervallen, oud en niet meer in gebruik.

De weg naar de overnachtingsgelegenheid.




We lopen langs een oude muur, tot we een opening in de muur bereiken, daarachter bevindt zich een langwerpig gebouw waar onze begeleidster aanklopt. We worden verwelkomd en ontdekken dat we tweepersoons kamers krijgen en een keukentje op de verdieping. Dat keukentje bevalt ons want dan kunnen we vanavond zelf thee zetten en morgenochtend ons ontbijt maken. Het pension verstrekt geen maaltijden en ons avondeten moeten we zoeken in de nabij gelegen stad Kamienna Góra. Terwijl we beneden wachten op de anderen ontdekken we een herinneringsgedenksteen voor kamp  ‘Gross Rosen’ . De steen staat bij de ingang van het terrein en is een beetje verstopt geraakt achter plantengroei. De steen werd geplaatst in 1987.
 



 
Wij beginnen aan nog een wandeling naar de plaats Kamienna Góra, ditmaal zonder onze rugzakken. We lopen onder de spoorwegbrug door en bereiken de straten. We doen inkopen voor ons ontbijt, maar moeten ons haasten; de winkels sluiten om vijf uur. In Kamienna Góra zijn de eetgelegenheden beperkt. We komen in een plaatselijk hotel terecht, waar ik ‘Gyros’ bestel, een Pools gerecht met witte kool met een groot glas bier. Ondertussen vertelt de begeleidster dat ‘Gross Rosen’ tijdens de tweede wereldoorlog een concentratiekamp was. De bewoners van het kamp werkten in de steengroeve, waar ze op richeltjes moesten werken en er vaak stierven omdat ze eraf vielen. Ons kamp zou een bijkamp zijn geweest, volgens de begeleidster.  Wij overnachten in een concentratiekamp?
Begroeiing is weelderig langs de muur van het kamp, het prikkeldraad is nog zichtbaar binnen aan de muur.
Dit maakt mij nieuwsgierig. Terug in ons pension begin ik in m’n eentje een avondwandeling, ik wil de omtrek volgen, langs de muren van het kamp, als die er nog zijn.  Eerst langs het pad waarlangs wij kwamen, toen wij al een wachttoren zagen, in de muur met prikkeldraad er bovenop. Alleen hebben we er toen niet zo op gelet. - Misschien omdat we moe waren door de warmte en het dragen van onze bagage of door alle nieuwe indrukken, omdat we pas in Polen zijn aangekomen. - Dat wil zeggen hier en daar hangt nog een roestig stuk prikkeldraad. Ik volg de muur tot die een bocht maakt. Hier groeien langs de muur gras en weelderige bloemen.
Roestige spoorbrug over de weg naar Kamienna Góra.
Er is zelfs een stukje waar bewoners uit de omgeving groentetuintjes hebben aangelegd. Verderop kom ik langs vervallen gebouwen. Dat gedeelte van het terrein is afgesloten; na het sluiten van het kamp heeft men niet de moeite genomen de gebouwen af te breken. Ik volg de muur; in de hoeken weer wachttorens, tot ik bij de spoorbrug aankom, waar we eerder onderdoor liepen; alles is er nog. De hele rondwandeling kost mij een uur, hoewel ik vaak stilsta en foto’s maak of even moet zoeken naar een geschikt paadje. Bij de spoorbaan klim ik naar boven.
De steenhouwerij, die nog in bedrijf is en waar steen wordt vergruisd, gezien vanaf de spoorbrug.
Hier eindigt mijn avondwandeling. Ik klauter naar beneden waar de toegang van ons pension is. Mogelijk was het pension ooit woonplek voor de bewakers, en heeft men na sluiting van het kamp er een ‘lowbudget’ hotel van gemaakt? Er wordt een vuurtje gestookt; de leden van de groep zitten rond het vuur thee te drinken. De eigenaar van ons pension ‘Zacisze’, die Duits spreekt heeft zich bij ons gevoegd. Hij vertelt van zijn moeder te hebben gehoord dat dit kamp een ‘Arbeitslager’ was in de tweede wereldoorlog. Daarna werd het kamp gebruikt door de Russen om er krijgsgevangenen te huisvesten. Tot 1990, het einde van het communistische tijdperk was de plek in gebruik als gevangenis.
De volgende dag, als we na het ontbijt onze pelgrimstocht vervolgen ontdekken we een herinneringsplaquette aan het kamp. De EU heeft voor de plaquette betaald. Toch heb ik goed geslapen in ons pension, niet gestoord door geesten uit het verleden die er mogelijk rondwaren.
 
 
 
 
 
 

maandag 16 februari 2015

Wandeling rond de boerderij.


In de bijkeuken schrob ik de zolen van mijn wandelschoenen. De modder van de bossen van Gaasterland is opgedroogd. Ik wandelde samen met mijn zus door het winterse bos. We stoorden ons aan de trekkers die gekapt hout vervoerden en diepe sporen nalieten in de paden. Gelukkig heeft het de afgelopen weken weinig geregend; de moddersporen waren niet gevuld met water, wat het lopen erg lastig maakt.

Buiten breekt de zon door het wolkendek. Ik besluit voor het middageten tot een rondje door de weiden. Ik bevind me op de veehouderij van mijn broer. Mijn schoongeboende schoenen laat ik staan; mogelijk is het weiland dras en dan zijn laarzen geschikter. Ik til een paar van het kelderzoldertje. Er staan meerdere paren, achtergelaten door bezoekers of ooit in gebruik bij de ouders. De laarzen zijn een paar maten te groot; hebben mogelijk aan mijn vader toebehoord. Ik pak een extra paar sokken uit de kast in de bijkeuken.

Het is waterland, waar de boerderij is gesitueerd. Zo’n gebied waar je ’s winters, als het ijs sterk is in een kwartier naar het dorp aan de overkant kunt schaatsen, terwijl je er met de auto een half uur over doet. Niet dat het vaak gebeurt dat er ijs is de afgelopen jaren.

 

Dit land is door mensen gemaakt, beheerst en bestuurd. Ik kruis de vaart die langs de boerderij loopt, ik bereik de veenplas, omzoomd met dor riet, waar langs wilgen groeien. De bomen worden benut door roofvogels als uitkijkpost of door aalscholvers om hun vleugels te drogen. De dijk langs het water ligt een stukje verwijderd van het riet waardoor een strook buitendijks land ontstaat. Op de strook land staat water waar ik doorheen waad.

Dit land behoort bij de boerderij en enkele jaren terug wilde mijn broer het maaien met de grote tractor. Omdat het land zo dras was liep de tractor bijna vast. De diepe sporen in de begroeiing waren lang zichtbaar. Broer beklaagde zich bij het Waterschap; hij wilde een draineerbuis voor het overtollige water. Daarvoor was toestemming nodig van het bestuur. Nu ligt de buis er, maar - omdat de buis het water terug laat stromen in de polder wordt er niet onnodig gebruik van gemaakt.

Daarom waad ik tot aan mijn enkels door het water. Twee van de wilgen zijn omgewaaid tijdens de najaarsstormen. De bomen zijn zijdelings geschoven zodat ze niet in de weg liggen bij het bewerken van het land. 

Ik verlaat het rietland door een droge sloot over te steken; ik loop nu op de dijk. Ik heb zicht op de stelpboerderijen van de buren, er loopt een vaart die verderop uitmondt in het langgerekte meer, waarvan ik de rietkraag in de verte kan zien liggen. Ik besluit langs de randen van het land van mijn broer te lopen. De kavels worden begrensd door sloten. Hier en daar komen frisse polletjes speenkruid uit de grond als voorboden voor de komende lente. Er heerst een muizenplaag; overal zie je sporen van muizen die de graswortels doorknagen. Roofvogels floreren: kiekendieven, meeuwen en aaseters zoals kraaien.

De boeren hebben een plan het water in de sloten te verhogen. De grutto heeft graag wat drasser en voedzamer land. Alles goed en wel om het eierrapen te verbieden; als er geen voedsel is worden de jonge vogels niet groot. Anderzijds zijn er de tractors, cataloguswaarde meer dan een ton, de werkzaamheden op het land moeten worden uitgesteld tot na het broedseizoen. Ik juich het plan toe als ik terugdenk aan de zomerochtenden van weleer toen de lucht vervuld leek van vogelgeluiden.

Ik volg de sloot, hier kom ik bij een dam; tractorsporen voeren over de dam. Boeren die willen stoppen en geen opvolger hebben verkopen hun land aan de buren, die weer meer koeien kunnen houden. Zo worden boerderijen steeds groter. Heeft broer het land aan de overkant nu in bezit?

De polder waar ik nu loop is nooit uitgeveend, in tegenstelling tot het land waarop de boerderij is gebouwd dat zeker een meter lager is. Daardoor is vanaf hier alleen het dak van de boerderij zichtbaar. Ik bereik de polderdijk langs de vaart. Naast het kanaal is ruimte uitgespaard voor extra boezemopslag. Daartussen groeit riet, verdord door de winterkou maar met pluimen.

Stukje lopen langs de dijk, brug over en ik ben terug bij de boerderij.  Achter de ramen van de boerderij is het gegak van de ganzen niet langer hoorbaar. Alleen de molenwieken draaien en zorgen voor beweging in het landschap. Ik stort mij op de voorbereidingen van het middagmaal.



Even later loop ik naar het raam en zie tot mijn verbazing een sperwer bezig zijn prooi, een tafeleend te plukken. Even geloof ik mijn ogen niet, ik trek me terug achter het gordijn. “Foto,” denk ik. Maar ik kan me niet verstoppen; de sperwer kijkt naar mij met die grote gele kraalogen.  Twee foto’s maak ik, dan heeft de sperwer het bekeken, hij vliegt weg met achterlating van zijn prooi. Ik sluit de gordijnen hopend dat de vogel nog terug zal komen.


zondag 8 februari 2015

Wandeling naar Amelisweerd.


De zon staat stralend aan de hemel maar de wind is snijdend. Zo schraal dat ik halverwege op weg naar het treinstation omkeer om thuis warmere kleren aan te trekken. Opnieuw onderweg  koop ik een broodje om samen met de thermos thee in mijn rugzak als lunch te dienen. In Utrecht zoek ik de uitgang naar de bussen. Ik weet een beetje de weg in Utrecht, want deze wandeling maakte ik al vaker.

Via de Mariaplaats kom ik bij de Dom. Vlak voor de Dom is een boekhandel waar Friese teksten op de muren staan. Er tegenover dronk ik eerder dit jaar koffie met chocoladetaart in een kleine koffiebar, waar een vriendelijk meisje een praatje met mij maakte. Ik weet niet zeker welke koffiebar het was, tenslotte stap ik binnen in een soort café waar het druk genoeg is en waar ik om koffie vraag. In het café wordt Nederlands gesproken, niet zoals je in Amsterdam zo vaak hoort tegenwoordig: flarden Engels. Op weg naar het toilet beneden kom ik langs een stuk muur dat ogenschijnlijk geen doel dient maar aan het metselwerk is te zien dat het oud moet zijn. Is Utrecht niet ouder dan Amsterdam? De Romeinen bouwden hier al, lees ik in mijn routebeschrijving.

Ik ben nu op de Oude Gracht, beneden me stroomt de Kromme Rijn en die hoef ik alleen maar te volgen om in Amelisweerd te komen. Beneden langs de stroom, waar ’s zomers terrassen staan uitgestald en winkeltjes zijn geopend is het nu leeg. Enkel de grote kastanjes staan er kaal bij.  Ik volg de Gracht tot ik over de Vismarkt loop en langs de vestingwallen. Hier moet ik oversteken om langs een klinkerstraatje de weg langs de rivier te vervolgen. Het wordt nu gemakkelijk: het voetpad volgt het water, af en toe onderbroken door bruggetjes of een wandelbrug onder een drukke verkeersweg, die de Rijn kruist.
De boom Methusalem die in 2006 werd geveld na een bestaan van 240 jaar, bij landgoed Oud Amelisweerd.
 

Ooit was dit voetpad jaagpad. Naast het pad vermeldt een bordje hoe comfortabel dat reizen met de trekschuit wel was. Geen gehort en gestoot, men reisde alsof men in zijn eigen bed lag. Ik diep mijn broodje op uit mijn rugzak en eet het al lopend op. Het is inmiddels half een, lunchtijd.

Na een uurtje lopen langs de Kromme Rijn zie ik een brug met versiering naar links gaan. Dat moet wel het landgoed Oud-Amelisweerd zijn. En er ligt sneeuw! Een dun laagje weliswaar, maar toch…

Nu loop ik onder de hoge bomen, die elke keer weer indruk maken door hun volwassenheid. Niet zoals in het Amsterdamse bos, waar bomen groeien omdat iemand ze daar heeft geplant. Hier lijken de bomen zelf verkozen te hebben te groeien. Toch wordt het bos steeds bedreigd door de drukke verkeerswegen rondom. Van tijd tot tijd is er weer een verbreding nodig en wordt weer een strookje van het bos geofferd. Niet zonder protesten overigens.

Je bent je steeds bewust van verkeer, waar in het bos je ook loopt. Voor eerst loop ik de richting op van Nieuw Amelisweerd. De bosvloer is bedekt door een tapijt van bloeiende sneeuwklokjes, bossen groen van aronskelken. Een boomklevertje hamert tegen de bast van een boom. De weilanden rondom zijn door de kracht van de zon al weer groen; onder de bomen, in de schaduw ligt nog de sneeuw die de dag ervoor moet zijn gevallen, toen een sneeuwfront overtrok en voor een sneeuwkleed zorgde.
 

Ik ben toe aan mijn tweede koffiepauze: het koetshuis van Nieuw Amelisweerd is mijn gewoonlijke stop. Hier worden biologische lunchgerechten en koffie geserveerd. Het koetshuis blijkt echter in de renovatie; vóór het landhuis staat een tijdelijke behuizing waar je ook kaartjes kunt kopen voor bezichtiging van het huis. In dat landhuis spookt het, heb ik horen vertellen.

Mijn koffiepauze in de Veldkeuken gaat niet door; alle tafeltjes in de kleine ruimte zijn bezet. Maar weer loop ik naar buiten, en verder langs de oever van de Rijn. Dan herinner ik me landgoed Rhijnauwen even verderop, de jeugdherberg, hoewel Stayokay genoemd tegenwoordig. Zouden ze daar geen koffie gelegenheid hebben?

Ik volg het pad langs het water, door een hekje waar aan de buitenkant een bordje ‘verboden toegang’ prijkt. Onzin, daar achter is openbare weg. Voorbij de bocht doemt weer een brug op, ditmaal naar de jeugdherberg. Voor de ramen van het oude slot zie je de stapelbedden staan. Bij het Poorthuis brandt een terraskachel; sommige mensen drinken zelfs hun koffie op het terras. Maar binnen is een tafeltje vrij: ik neem worteltaart bij de koffie. Ik blader door een boekje over design in de jeugdherbergen en een tweede boek dat ridderhofstad Rhijnauwen aanbeveelt als trouw locatie.

Ik heb Amelisweerd wel zo’n beetje gezien. Ik kan naar Bunnik lopen en daar een trein proberen te vinden; ik kies ervoor terug naar Utrecht te lopen, omdat het nog vroeg in de middag is. Bij Oud Amelisweerd probeer ik nog een keer het huis goed op de foto te krijgen.
Oud Amelisweerd, met de Kromme Rijn op de voorgrond.
 

Op mijn weg terug van Amelisweerd naar Utrecht wordt ik mobiel gebeld. Iemand vertelt me dat hij financiële diensten aanbiedt. Hij heeft mij gevonden op een site en zegt een achterstand te hebben bij het inboeken. Kunnen we een afspraak maken? Een afspraak maken kan altijd. Als ik verder loop blijf ik piekeren over die afspraak: achterstand bij het boeken… Ik weet wat dat betekent; men wil zo snel mogelijk zoveel mogelijk ingevoerd hebben. Er mag niet te veel tijd in gaan zitten, want dan kan het niet worden doorberekend aan de klant. Zó wil ik niet werken.

De zon staat laag en schijnt in mijn gezicht; de dikke wanten die ik vanochtend nog ben gaan halen zijn niet meer nodig. Ik vindt een trein terug naar Amsterdam; in Amsterdam loop ik een extra rondje om de drukte van de straten tussen het CS en mijn huis te vermijden.

zondag 1 februari 2015

Winterwandeling door de bossen rond Epe.

 

 
In een maand van regen-, sneeuw- en hagelbuien kwam er van wandelen niet veel. De sneeuw die er viel bleef niet liggen en de lucht was vaak grijs en saai. Er komt een mail: mevrouw S. organiseert een wandeling op de Veluwe met de auto en er zijn nog twee plaatsen vrij. Ik geef me op.

De verzamelplaats is het Amstelstation, dat betekent voor mij eerst een half uur fietsen. Ik ben te vroeg, maar na een kijkje bij de vele wenskaartenstanders in het station, rijdt precies om tien uur de auto voor. Meneer E. is de tweede deelnemer. Hij heeft een grote plastic zak bij zich; later blijken daarin koffie spullen te zitten, voor een bakje aan het begin van de wandeling.

Het weer is goed, de zon schijnt. Terwijl we rijden richting Apeldoorn rijden, passeren we deels groen land maar ook stukken waar sneeuw ligt. Tot onze verrassing ligt er een aardig laagje sneeuw in Epe en het gebied rondom. We rijden op de N795, en we zien de zon schijnen op beijzelde twijgen, grote druppels glinsterend smeltwater die vonken als diamantjes. Dit belooft een bijzondere wandeling!

Onze halteplaats is de VVV, waar je gratis kunt parkeren. Het is even zoeken naar de VVV, die toch in de buurt van de kerk moet zijn? Als we opnieuw de weg inslaan zien we waar we het bordje met de afslag misten.

De koffie spullen worden uitgepakt en wij schenken een kop in, naast het VVV-kantoor, waar ook de Wereldwinkel is gevestigd.  Jammer, merkt mevrouw S. op, ze heeft nog een cadeaubon maar die niet meegenomen. We beperken ons tot het bekijken van de artikelen in de etalage terwijl we onze koffie drinken.

Epe, langs de Schotweg.
 
De wandeling die mevrouw S. in gedachten heeft is een uitgave van de ANWB en is 16 km lang. We volgen de routebeschrijving, die ons de bebouwde kom uitleidt langs de Schotweg.  Het landschap is open met hier en daar stukken bos. De zon schijnt volop, maar waar zijn de beijzelde takken gebleven met de druppels als diamantjes? Alle ijzel is weggesmolten terwijl we zochten naar onze parkeerplaats en koffie dronken, is onze conclusie. Er is een bos van kerstboompjes, waar wat sneeuw op ligt en dat ik gebruik als wc.

We lopen door het gebied van de Eper beken. De beken zijn mogelijk gekanaliseerd en aan banden gelegd; het water waarlangs wij lopen  lijkt niet te stromen. We volgen de Rauwenhoffweg, lopen langs de Vlasbeek naar de Tongerseweg die ook de N795 heet en waar we eerder langs reden. Maar nu zijn de takken aan de bomen kaal en doods en zelfs droog; de zon heeft zijn werk gedaan.


We wisselen ervaringen uit over onze leefsituaties. Mevrouw S. telt de maanden af die zij nog op kantoor moet doorbrengen tot haar pensioen. Bij mij is het juist andersom: mijn werk neemt toe en ik heb er plezier in. Ik vertel over mijn samenwerking met een fiscaliste. Zij, met haar sprankelende persoonlijkheid trekt klanten aan, terwijl ik een nauwkeurige boekhouder ben.  De samenwerking met haar ervaar ik niet als druk, zoals je bij een vaste baan op een boekhoudkantoor zou hebben. En die vrijheid je eigen werktijden te kunnen indelen!


Het bospad is modderig, met plas water op de voorgrond.
 
Langzaamaan schuiven wolken voor de zon; we lopen nu in bosrijkgebied, door de buurtschap Tongeren en over Landgoed Tongeren. De bospaden zijn zompig door de smeltende sneeuw; het is zoeken naar een paadje door de begroeiing, om je schoenen enigszins droog te houden. Toch is lopen op natuurpaden lekkerder dan langs de openbare weg, waar auto’s voorbij rijden. Deze wandeling heeft daarvan nogal veel, maar wat wil je ook met een wandeling van de ANWB!
Plotseling blijkt onze route versperd door een hek. De tekst op de omheining verklaart dat het om kwetsbaar gebied gaat waar niet mag worden gelopen. Het ziet eruit als moerassig, voor zover we kunnen zien door de sneeuwlaag. We besluiten onze route voort te zetten door langs het hek erom heen te lopen. Dat wordt ‘struinen’ door het bos, merkt  meneer E. op en hij neemt de leiding.
Onderweg trek ik de trui uit die ik onder mijn jack draag, want koud is het niet. Wanten en mutsen kunnen worden opgeborgen in de rugzakjes. Ik loop in mijn eentje achteraan omdat ik soms blijf stilstaan om een foto te maken. Voor mij uit lopen Mevrouw S. en meneer E. gewoonlijk druk in gesprek.  Ik verlies ze uit het oog na een bocht en hoop dat ze mij niet achterlaten, want de routekaart is in hun bezit.



We volgen de Tongersche Beek en verbazen ons erover dat de beek hoger ligt dan het omringende land, door dijken omzoomd. Er groeit laag geboomte langs de beek, maar je moet omhoog om langs de grazige oever te geraken. Er staat een bord met de aanduiding ‘pannekoeken’. We zijn toe aan een kop koffie en hoopvol volgen we de bordje naar De Veldkamp.

Maar de horeca is gesloten; het huis en speelplaats liggen er verlaten bij. Dat is een teleurstelling, want we hebben behoefte aan een pauze. Komt het omdat we de hele maand geen wandelingen deden, dat onze spieren wat stijf zijn geworden? Een grappenmaker heeft achter het restaurant een bordje met de tekst “Rustplaats auto’s”, met een pijltje gezet. Verderop lopen paarden in de wei.

De tweede mogelijkheid voor koffie is dierenpark De Wissel. We lopen langs de heg die het dierenpark omzoomt en horen stemmen: het park is open. Hoopvol vraag ik het aan het meisje bij het loket of men koffie heeft. Dan moeten we eerst toegang betalen, is haar antwoord. Dat willen we niet; er zit niet anders op dan onze route te vervolgen tot Epe.
 
We passeren nog een keer de Tongersche beek en constateren dat hier de dijkjes ophouden en het water naar beneden stroomt tot de normale hoogte van het omringende land. We passeren nog een buurtschap: De Wissel. De bebouwing langs de weg wordt intensiever; wij zijn terug in Epe en lopen richting het Centrum. De kerk, gebouwd in de 12e eeuw en waarvan de toren is vergroot in de 15e eeuw. Wat moet die niet hebben gezien, aan menselijk streven!
 
 
In het Centrum vinden we: ‘dranck en speijslokaal De Baron’. Het is druk en donker binnen en op ’t eerste gezicht lijkt het vol te zijn. Maar achter in de zaal zijn vrije tafels. Zouden ze wel gebak hebben? Mevrouw S. wil door ons worden getrakteerd omdat zij de benzinekosten voor haar rekening neemt. We bestellen koffie en gebak met slagroom. Als de koffie komt blijkt die vergezeld te gaan van een glaasje likeur, ook alweer met een toef slagroom.
 
Zo besluiten wij onze wandeling in stijl. De zon gaat onder en Epe viert het besluit van een vrije zaterdag. Gezelligheid met kaarsjes om ons heen en snacks. We hebben geen haast en bestellen een tweede kop koffie met likeur en een koekje erbij. Zo rijden we in het donker over de snelwegen terug naar Amsterdam. Het is zeven uur als ik uitstap op het Amstelstation, waar mijn fiets wacht. Dan fiets ik naar huis zonder fietslampjes, want daaraan heb ik vanochtend bij het inpakken van mijn rugzakje, niet gedacht!