maandag 16 februari 2015

Wandeling rond de boerderij.


In de bijkeuken schrob ik de zolen van mijn wandelschoenen. De modder van de bossen van Gaasterland is opgedroogd. Ik wandelde samen met mijn zus door het winterse bos. We stoorden ons aan de trekkers die gekapt hout vervoerden en diepe sporen nalieten in de paden. Gelukkig heeft het de afgelopen weken weinig geregend; de moddersporen waren niet gevuld met water, wat het lopen erg lastig maakt.

Buiten breekt de zon door het wolkendek. Ik besluit voor het middageten tot een rondje door de weiden. Ik bevind me op de veehouderij van mijn broer. Mijn schoongeboende schoenen laat ik staan; mogelijk is het weiland dras en dan zijn laarzen geschikter. Ik til een paar van het kelderzoldertje. Er staan meerdere paren, achtergelaten door bezoekers of ooit in gebruik bij de ouders. De laarzen zijn een paar maten te groot; hebben mogelijk aan mijn vader toebehoord. Ik pak een extra paar sokken uit de kast in de bijkeuken.

Het is waterland, waar de boerderij is gesitueerd. Zo’n gebied waar je ’s winters, als het ijs sterk is in een kwartier naar het dorp aan de overkant kunt schaatsen, terwijl je er met de auto een half uur over doet. Niet dat het vaak gebeurt dat er ijs is de afgelopen jaren.

 

Dit land is door mensen gemaakt, beheerst en bestuurd. Ik kruis de vaart die langs de boerderij loopt, ik bereik de veenplas, omzoomd met dor riet, waar langs wilgen groeien. De bomen worden benut door roofvogels als uitkijkpost of door aalscholvers om hun vleugels te drogen. De dijk langs het water ligt een stukje verwijderd van het riet waardoor een strook buitendijks land ontstaat. Op de strook land staat water waar ik doorheen waad.

Dit land behoort bij de boerderij en enkele jaren terug wilde mijn broer het maaien met de grote tractor. Omdat het land zo dras was liep de tractor bijna vast. De diepe sporen in de begroeiing waren lang zichtbaar. Broer beklaagde zich bij het Waterschap; hij wilde een draineerbuis voor het overtollige water. Daarvoor was toestemming nodig van het bestuur. Nu ligt de buis er, maar - omdat de buis het water terug laat stromen in de polder wordt er niet onnodig gebruik van gemaakt.

Daarom waad ik tot aan mijn enkels door het water. Twee van de wilgen zijn omgewaaid tijdens de najaarsstormen. De bomen zijn zijdelings geschoven zodat ze niet in de weg liggen bij het bewerken van het land. 

Ik verlaat het rietland door een droge sloot over te steken; ik loop nu op de dijk. Ik heb zicht op de stelpboerderijen van de buren, er loopt een vaart die verderop uitmondt in het langgerekte meer, waarvan ik de rietkraag in de verte kan zien liggen. Ik besluit langs de randen van het land van mijn broer te lopen. De kavels worden begrensd door sloten. Hier en daar komen frisse polletjes speenkruid uit de grond als voorboden voor de komende lente. Er heerst een muizenplaag; overal zie je sporen van muizen die de graswortels doorknagen. Roofvogels floreren: kiekendieven, meeuwen en aaseters zoals kraaien.

De boeren hebben een plan het water in de sloten te verhogen. De grutto heeft graag wat drasser en voedzamer land. Alles goed en wel om het eierrapen te verbieden; als er geen voedsel is worden de jonge vogels niet groot. Anderzijds zijn er de tractors, cataloguswaarde meer dan een ton, de werkzaamheden op het land moeten worden uitgesteld tot na het broedseizoen. Ik juich het plan toe als ik terugdenk aan de zomerochtenden van weleer toen de lucht vervuld leek van vogelgeluiden.

Ik volg de sloot, hier kom ik bij een dam; tractorsporen voeren over de dam. Boeren die willen stoppen en geen opvolger hebben verkopen hun land aan de buren, die weer meer koeien kunnen houden. Zo worden boerderijen steeds groter. Heeft broer het land aan de overkant nu in bezit?

De polder waar ik nu loop is nooit uitgeveend, in tegenstelling tot het land waarop de boerderij is gebouwd dat zeker een meter lager is. Daardoor is vanaf hier alleen het dak van de boerderij zichtbaar. Ik bereik de polderdijk langs de vaart. Naast het kanaal is ruimte uitgespaard voor extra boezemopslag. Daartussen groeit riet, verdord door de winterkou maar met pluimen.

Stukje lopen langs de dijk, brug over en ik ben terug bij de boerderij.  Achter de ramen van de boerderij is het gegak van de ganzen niet langer hoorbaar. Alleen de molenwieken draaien en zorgen voor beweging in het landschap. Ik stort mij op de voorbereidingen van het middagmaal.



Even later loop ik naar het raam en zie tot mijn verbazing een sperwer bezig zijn prooi, een tafeleend te plukken. Even geloof ik mijn ogen niet, ik trek me terug achter het gordijn. “Foto,” denk ik. Maar ik kan me niet verstoppen; de sperwer kijkt naar mij met die grote gele kraalogen.  Twee foto’s maak ik, dan heeft de sperwer het bekeken, hij vliegt weg met achterlating van zijn prooi. Ik sluit de gordijnen hopend dat de vogel nog terug zal komen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten