De zon staat stralend aan de hemel en ik kleed me aan, niet
mijn gewone wandelkleren deze keer, maar nette broek, shirtje en schoenen want
ik ga naar een concert. Ik stap op de 9.42 naar Schagen. De zon staat nog laag
en dauwdruppels glinsteren op het gras, door de ramen van de trein. Het stadje
ken ik een beetje en feilloos vind ik de weg naar de markt, gevolgd door het
klip-kloppen van paardenhoeven. Een prachtig opgetuigd paard voor een wagentje.
“Prachtig,” commentarieert een oudere dame de bestuurder: die ongedwongenheid
van de West-Friezen.
In de Koeienhemel drink ik koffie; het is er rustig, de
serveerster heeft weinig te doen met enkele eerste koffiedrinkers op het
terras. Net als ik opstap arriveert een motorclub; een voor een parkeren ze op
de markt. Ik zoek de weg terug naar het Schagerwiel, de waterplas ligt te
schitteren in de vroege ochtendzon. Achter het wiel ontdek ik nog een kleiner,
dat ik van de eerdere wandeling niet eens herinner.
Schagerwiel op een zonnige ochtend. |
Ik sla de weg in naar Valkoog. Omdat ik een vast doel heb:
het concert in het kerkje van Eenigenburg, moet ik mijn wandeling zo verdelen
dat ik daar rond half drie aankom. Ook Valkoog heeft een kerkje; ik wandel door
het stille straatje met welvarende boerderijtjes onder loof van bomen, dat
neigt naar de herfst. Het kerkje is open en heeft een expositie van
schilderijen; de eerste bezoekers arriveren en begroeten elkaar. Ik loop naar
binnen en mijn oog valt op een bord waarop de predikanten vermeld staan die
hier hebben gestaan. Ik hoop nu dat het kerkje in Eenigenburg ook zo’n bord zal
hebben.
Een van mijn voorouders, de over-over grootvader van mijn
oma was dominee, zijn eerste zoon werd geboren in Eenigenburg en zijn vrouw
kwam uit deze contreien. Dit heeft me altijd geïntrigeerd omdat mijn andere
voorouders bijna allemaal Friezen zijn. Wat zou het leuk zijn, zijn naam op het
bord aan te treffen. Ik word nu nadrukkelijk gegroet door de mevrouw die koffie
binnendraagt, maar ik verkeer in mijn eigen wereld.
Ik besluit niet de Valkogerdijk te nemen, want die heb ik al
gelopen. Ik vervolg de weg door het dorpje; een landweg omzoomd door bomen.
Trekkers rijden heen en weer: er wordt gewerkt op zondag. Ik loop tussen
bieten- en koolvelden. Grote wolkenpartijen drijven over en verduisteren af en
toe de zon.
Bij het dorp St.Maarten stuit ik alweer op een wiel, hoewel
de dijk ligt hier niet in de buurt. Er ligt een bungalowpark langs de plas en over
het water is een lange houten vlonder gelegd. Via een begraafplaats en de
Dorpsstraat bereik ik de dijk: het machtige lichaam dat zich door het
polderland slingert. Hier en daar afritten voor de boeren of omdat er een huis
langs de dijk is gebouwd; men heeft twee opritten, een naar elke richting van
de dijk.
Het is half één, als ik even pauzeer onderaan de dijk, naast
een veld rode kool en een paar boterhammen naar binnen werk. Ik loop nu in
t-shirt in de volle zon. Het nadeel van een zondag zijn de motorrijders; deze
heren – en ook dames- vinden het heerlijk de dijk af te scheuren, met de
kronkels mee en met een hoop geknetter, dat van verre hoorbaar is in de stille
herfstlucht.
Wolken weerspiegelen in het wiel, beneden de vlonder. |
Al spoedig stuit ik weer op wielen; er liggen er zelfs twee
vlakbij elkaar. De dijk is in een halve boog om de plas gelegd; beneden bevindt
zich een vlonder. Ik moet natuurlijk de dijk afdalen, hoewel die steil is. Men
heeft niet de moeite genomen een trap naar beneden aan te leggen; wel zijn er
holten waar eerdere bezoekers de voeten hebben gepland.
In de verte zie ik de rechte lijn van weer een andere dijk,
die van Petten-Camperduin; de afstand van Petten is maar vijf kilometer. Het
kerkje van Eenigenburg komt ook in zicht. Het ligt op een terpje, een stukje
buiten het eigenlijke dorp. Omdat ik tijd genoeg heb besluit ik de dijk verder
te volgen en dan de afslag terug te nemen.
Het kerkje van Eenigenburg. |
Een oprijlaan met bomen verschaft toegang tot het terpje. Een
meneer vraagt mij of hij rond de kerk kan parkeren. Ik vind dat zonde en ik zeg
meteen dat ik denk dat dit niet zal gaan. Waarop hij vraagt of ik hier bekend
ben. “Nee,…” Wij lopen de oprijlaan af en ik ontdek niet de eerste bezoeker van
het concert te zijn, hoewel het nog vroeg is. Meest zijn het ouderen en zij
zitten op bankjes in de zon te kwebbelen.
De muzikanten van het jazz orkest, ook al heren op leeftijd
zijn te herkennen aan hun oranje-blauwe stropdassen. Ook zij wachten, staand in
de zon. We mogen naar binnen: het kerkje is piepklein, heeft nog de originele
(oncomfortabele) houten banken. Het orkest heeft een plek vóór de preekstoel
ingenomen en de toehoorders nemen plaats in de bankjes. Alleen de moeilijkst
bereikbare bankjes blijven leeg, als tenslotte toch mensen daar moeten zitten,
moet iedereen opstaan: passen en meten.
West-side jazzband in concert. |
Het kerkje is gebouwd in 1792; dat is jammer, want mijn
voorvader, Pytter Holkema verbleef hier rond 1778; hij moet hebben gepreekt in
de voorganger van dit kerkje, die wel op dezelfde plek stond. Wel is de
preekstoel uit 1698; op die preekstoel heeft hij hoogst waarschijnlijk gestaan.
Ook het koorhek is oud en de klok stamt uit 1535. Zo te zien is het kerkje nog
steeds als kerk in gebruik, want er staat een Protestantse kerkkaars.
Als de pauze aanbreekt ben ik als eerste de kerk
uit; ik zat op een stoel in het middenpad. De koffiekamer is achter de kerk en
vormt een nieuwe aanbouw. Met kopje koffie en een krakeling in de hand loop ik
verder. Dan zie ik het: het bord met de predikanten. In verkleurde inkt
geschreven schoonschrift staan er jaartallen en namen, de reeks begint in 1574,
het begin van het protestantisme? Van 1774 tot 1778 staat P.Holkema vermeld, vertrokken hij naar Oostrum. Dat klopt want
in Oostrum overleed hij op 72jarige leeftijd. Hij werd geboren in Makkum, waar
zijn vader dominee was. Op zijn 28ste kwam hij naar Eenigenburg,
waar hij zijn vrouw ontmoette; 9 jaar jonger dan hij. In maart 1778 werd hun
zoon Franciscus geboren en nog datzelfde jaar vertrokken zij terug naar
Friesland. Ook zoon Franciscus zou predikant worden.
Deel van het bord dat de predikanten vermeldt. |
Na de pauze vertrek ik; het is inmiddels 4 uur. De zon
schijnt nog steeds, ik sla de weg in die wijst naar de ruïne van de burcht Nuwendoorn.
Deze dwangburcht van Floris V, werd verwoest in 1296 door de West Friezen, na
de moord op Floris en herbouwd door Jan I van Polanen, die er ook woonde.
De ruïne is een nagebouwde ruïne. Bij het toegangshek lees
ik de mededeling dat de deuren na sluitingstijd om vijf uur automatisch zullen
sluiten. Het is half vijf en moet nog mogelijk zijn de uitzichttoren te
beklimmen. Ik ben er alleen.
Als ik de trappen beklim – het lijkt of ik meer last van
hoogtevrees krijg naarmate ik ouder wordt, in ieder geval kost het meer moeite
het te bedwingen – kom ik door nog een poort met slot. Bovenop de toren
opgesloten zitten kan geen pretje zijn. Ik neem foto’s van het uitzicht.
Uitzicht vanaf de uitzichttoren met omringdijk. |
Weer op de begane grond staat er een man met een fiets. Hij
kijkt naar me en zonder te groeten zegt hij: “dat is vijf euro.” Ik schrik: “Is
het echt?” Maar dan lacht hij, het was een grapje. Het is kwart voor vijf, ik
loop de poort uit en hoop dat hij wijs genoeg zal zijn vóór vijf uur de poort
uit te zijn.
Ik wil terug naar de dijk. Tussen mij en de dijk ligt een
weiland met koeien. Het is misschien niet de bedoeling dat ik het weiland
oversteek, bovendien is goed mogelijk dat langs de dijk een sloot ligt. Maar ik
waag het erop en klim over het hek. In een hoek van het weiland is een
afrastering langs de dijk. Er zit wel prikkeldraad langs, maar op een plek is
het prikkeldraad verslapt zodat ik erover heen kan stappen. Ik heb lange benen.
Inktzwammen bij de uitzichttoren. |
Ik klim tegen de dijk op en wordt daar vriendelijk
begroet door een motorrijder en zijn
passagier. Ik volg nu de vreemde lus, die de dijk hier maakt, op de punt van de
lus staat een huis, geen wiel dus.
Het wordt koeler; ik trek mijn vest aan en een poosje later
ook mijn jack. De zon verdwijnt achter een wolkenband die boven de duinen van
Schoorl langzaam hoger komt. Ik bereik Krabbendam. Hier daalt de dijk met
meerdere meters, de weg naar rechts heet ‘Oude Schoorlse zeeweg’. Volgens mijn
aantekeningen zou in 1100 aan de Westfriese dijk, hoek Schoorlse zeedijk een
haventje hebben gelegen. Hier stroomde het riviertje de Rekere uit in de
getijdensleuf de Zijpe. Naast de dijk ontdek ik een oude markeringspaal, met de
aanduiding ‘noorder rekerdijk’. Raadsels, raadsels…. De Rekere bestaat niet
meer; de enige aanduiding die ik ervan vindt is een bungalowpark verderop die
camping Rekere heet.
De dijk wordt saaier, nu hij zo aan hoogte heeft verloren.
Ook is de weg op de dijk drukker bereden, er staan huizen langs en recreatie.
Wel kom ik aanduidingen van het Grootfrieslandpad tegen. Het loopt tegen zessen
als ik op een bushalte stuit. Schoorldam
heb ik bereikt, fietsknooppunt 44. Aan de overkant loopt de West Friese zeedijk
verder, nauwelijks nog als dijk te herkennen. Maar dat is niet belangrijk voor
dit moment; bij de bushalte stopt lijn 157 die als eindpunt Alkmaar station
heeft. Over een kwartier zal er een bus moeten komen, perfect.