maandag 28 september 2015

West Friese omringdijk, Schagen naar Schoorldam.


De zon staat stralend aan de hemel en ik kleed me aan, niet mijn gewone wandelkleren deze keer, maar nette broek, shirtje en schoenen want ik ga naar een concert. Ik stap op de 9.42 naar Schagen. De zon staat nog laag en dauwdruppels glinsteren op het gras, door de ramen van de trein. Het stadje ken ik een beetje en feilloos vind ik de weg naar de markt, gevolgd door het klip-kloppen van paardenhoeven. Een prachtig opgetuigd paard voor een wagentje. “Prachtig,” commentarieert een oudere dame de bestuurder: die ongedwongenheid van de West-Friezen.

In de Koeienhemel drink ik koffie; het is er rustig, de serveerster heeft weinig te doen met enkele eerste koffiedrinkers op het terras. Net als ik opstap arriveert een motorclub; een voor een parkeren ze op de markt. Ik zoek de weg terug naar het Schagerwiel, de waterplas ligt te schitteren in de vroege ochtendzon. Achter het wiel ontdek ik nog een kleiner, dat ik van de eerdere wandeling niet eens herinner.
Schagerwiel op een zonnige ochtend.
 
 

Ik sla de weg in naar Valkoog. Omdat ik een vast doel heb: het concert in het kerkje van Eenigenburg, moet ik mijn wandeling zo verdelen dat ik daar rond half drie aankom. Ook Valkoog heeft een kerkje; ik wandel door het stille straatje met welvarende boerderijtjes onder loof van bomen, dat neigt naar de herfst. Het kerkje is open en heeft een expositie van schilderijen; de eerste bezoekers arriveren en begroeten elkaar. Ik loop naar binnen en mijn oog valt op een bord waarop de predikanten vermeld staan die hier hebben gestaan. Ik hoop nu dat het kerkje in Eenigenburg ook zo’n bord zal hebben.

Een van mijn voorouders, de over-over grootvader van mijn oma was dominee, zijn eerste zoon werd geboren in Eenigenburg en zijn vrouw kwam uit deze contreien. Dit heeft me altijd geïntrigeerd omdat mijn andere voorouders bijna allemaal Friezen zijn. Wat zou het leuk zijn, zijn naam op het bord aan te treffen. Ik word nu nadrukkelijk gegroet door de mevrouw die koffie binnendraagt, maar ik verkeer in mijn eigen wereld.

Ik besluit niet de Valkogerdijk te nemen, want die heb ik al gelopen. Ik vervolg de weg door het dorpje; een landweg omzoomd door bomen. Trekkers rijden heen en weer: er wordt gewerkt op zondag. Ik loop tussen bieten- en koolvelden. Grote wolkenpartijen drijven over en verduisteren af en toe de zon.

Bij het dorp St.Maarten stuit ik alweer op een wiel, hoewel de dijk ligt hier niet in de buurt. Er ligt een bungalowpark langs de plas en over het water is een lange houten vlonder gelegd. Via een begraafplaats en de Dorpsstraat bereik ik de dijk: het machtige lichaam dat zich door het polderland slingert. Hier en daar afritten voor de boeren of omdat er een huis langs de dijk is gebouwd; men heeft twee opritten, een naar elke richting van de dijk.

Het is half één, als ik even pauzeer onderaan de dijk, naast een veld rode kool en een paar boterhammen naar binnen werk. Ik loop nu in t-shirt in de volle zon. Het nadeel van een zondag zijn de motorrijders; deze heren – en ook dames- vinden het heerlijk de dijk af te scheuren, met de kronkels mee en met een hoop geknetter, dat van verre hoorbaar is in de stille herfstlucht.
Wolken weerspiegelen in het wiel, beneden de vlonder.
 

Al spoedig stuit ik weer op wielen; er liggen er zelfs twee vlakbij elkaar. De dijk is in een halve boog om de plas gelegd; beneden bevindt zich een vlonder. Ik moet natuurlijk de dijk afdalen, hoewel die steil is. Men heeft niet de moeite genomen een trap naar beneden aan te leggen; wel zijn er holten waar eerdere bezoekers de voeten hebben gepland.

In de verte zie ik de rechte lijn van weer een andere dijk, die van Petten-Camperduin; de afstand van Petten is maar vijf kilometer. Het kerkje van Eenigenburg komt ook in zicht. Het ligt op een terpje, een stukje buiten het eigenlijke dorp. Omdat ik tijd genoeg heb besluit ik de dijk verder te volgen en dan de afslag terug te nemen.

Het kerkje van Eenigenburg.
 
Een oprijlaan met bomen verschaft toegang tot het terpje. Een meneer vraagt mij of hij rond de kerk kan parkeren. Ik vind dat zonde en ik zeg meteen dat ik denk dat dit niet zal gaan. Waarop hij vraagt of ik hier bekend ben. “Nee,…” Wij lopen de oprijlaan af en ik ontdek niet de eerste bezoeker van het concert te zijn, hoewel het nog vroeg is. Meest zijn het ouderen en zij zitten op bankjes in de zon te kwebbelen.

De muzikanten van het jazz orkest, ook al heren op leeftijd zijn te herkennen aan hun oranje-blauwe stropdassen. Ook zij wachten, staand in de zon. We mogen naar binnen: het kerkje is piepklein, heeft nog de originele (oncomfortabele) houten banken. Het orkest heeft een plek vóór de preekstoel ingenomen en de toehoorders nemen plaats in de bankjes. Alleen de moeilijkst bereikbare bankjes blijven leeg, als tenslotte toch mensen daar moeten zitten, moet iedereen opstaan: passen en meten.
West-side jazzband in concert.
 

Het kerkje is gebouwd in 1792; dat is jammer, want mijn voorvader, Pytter Holkema verbleef hier rond 1778; hij moet hebben gepreekt in de voorganger van dit kerkje, die wel op dezelfde plek stond. Wel is de preekstoel uit 1698; op die preekstoel heeft hij hoogst waarschijnlijk gestaan. Ook het koorhek is oud en de klok stamt uit 1535. Zo te zien is het kerkje nog steeds als kerk in gebruik, want er staat een Protestantse kerkkaars.

Als de pauze aanbreekt ben ik als eerste de kerk uit; ik zat op een stoel in het middenpad. De koffiekamer is achter de kerk en vormt een nieuwe aanbouw. Met kopje koffie en een krakeling in de hand loop ik verder. Dan zie ik het: het bord met de predikanten. In verkleurde inkt geschreven schoonschrift staan er jaartallen en namen, de reeks begint in 1574, het begin van het protestantisme? Van 1774 tot 1778 staat P.Holkema vermeld,  vertrokken hij naar Oostrum. Dat klopt want in Oostrum overleed hij op 72jarige leeftijd. Hij werd geboren in Makkum, waar zijn vader dominee was. Op zijn 28ste kwam hij naar Eenigenburg, waar hij zijn vrouw ontmoette; 9 jaar jonger dan hij. In maart 1778 werd hun zoon Franciscus geboren en nog datzelfde jaar vertrokken zij terug naar Friesland. Ook zoon Franciscus zou predikant worden.
Deel van het bord dat de predikanten vermeldt.
 

Na de pauze vertrek ik; het is inmiddels 4 uur. De zon schijnt nog steeds, ik sla de weg in die wijst naar de ruïne van de burcht Nuwendoorn. Deze dwangburcht van Floris V, werd verwoest in 1296 door de West Friezen, na de moord op Floris en herbouwd door Jan I van Polanen, die er ook woonde.

De ruïne is een nagebouwde ruïne. Bij het toegangshek lees ik de mededeling dat de deuren na sluitingstijd om vijf uur automatisch zullen sluiten. Het is half vijf en moet nog mogelijk zijn de uitzichttoren te beklimmen. Ik ben er alleen.

Als ik de trappen beklim – het lijkt of ik meer last van hoogtevrees krijg naarmate ik ouder wordt, in ieder geval kost het meer moeite het te bedwingen – kom ik door nog een poort met slot. Bovenop de toren opgesloten zitten kan geen pretje zijn. Ik neem foto’s van het uitzicht.
Uitzicht vanaf de uitzichttoren met omringdijk.
 

Weer op de begane grond staat er een man met een fiets. Hij kijkt naar me en zonder te groeten zegt hij: “dat is vijf euro.” Ik schrik: “Is het echt?” Maar dan lacht hij, het was een grapje. Het is kwart voor vijf, ik loop de poort uit en hoop dat hij wijs genoeg zal zijn vóór vijf uur de poort uit te zijn.

Ik wil terug naar de dijk. Tussen mij en de dijk ligt een weiland met koeien. Het is misschien niet de bedoeling dat ik het weiland oversteek, bovendien is goed mogelijk dat langs de dijk een sloot ligt. Maar ik waag het erop en klim over het hek. In een hoek van het weiland is een afrastering langs de dijk. Er zit wel prikkeldraad langs, maar op een plek is het prikkeldraad verslapt zodat ik erover heen kan stappen. Ik heb lange benen.
Inktzwammen bij de uitzichttoren.
 

Ik klim tegen de dijk op en wordt daar vriendelijk begroet  door een motorrijder en zijn passagier. Ik volg nu de vreemde lus, die de dijk hier maakt, op de punt van de lus staat een huis, geen wiel dus.

Het wordt koeler; ik trek mijn vest aan en een poosje later ook mijn jack. De zon verdwijnt achter een wolkenband die boven de duinen van Schoorl langzaam hoger komt. Ik bereik Krabbendam. Hier daalt de dijk met meerdere meters, de weg naar rechts heet ‘Oude Schoorlse zeeweg’. Volgens mijn aantekeningen zou in 1100 aan de Westfriese dijk, hoek Schoorlse zeedijk een haventje hebben gelegen. Hier stroomde het riviertje de Rekere uit in de getijdensleuf de Zijpe. Naast de dijk ontdek ik een oude markeringspaal, met de aanduiding ‘noorder rekerdijk’. Raadsels, raadsels…. De Rekere bestaat niet meer; de enige aanduiding die ik ervan vindt is een bungalowpark verderop die camping Rekere heet.

De dijk wordt saaier, nu hij zo aan hoogte heeft verloren. Ook is de weg op de dijk drukker bereden, er staan huizen langs en recreatie. Wel kom ik aanduidingen van het Grootfrieslandpad tegen. Het loopt tegen zessen als ik op een bushalte stuit.  Schoorldam heb ik bereikt, fietsknooppunt 44. Aan de overkant loopt de West Friese zeedijk verder, nauwelijks nog als dijk te herkennen. Maar dat is niet belangrijk voor dit moment; bij de bushalte stopt lijn 157 die als eindpunt Alkmaar station heeft. Over een kwartier zal er een bus moeten komen, perfect.

zaterdag 26 september 2015

Wandelen langs wielen in de omringdijk bij Schagen.


De zon schijnt, al is de lucht bezaait met schapenwolkjes, als ik de trein van 10.42 naar Schagen neem. Opnieuw volg ik de Snevert tot waar het tunneltje de stad uitleidt. Langs het wuivend riet en een huis aan de Nes dat ‘Ons Nessie’ heet, een stukje N248 en dan kom ik in een gebied dat ’t Wad heet. Als je ervan uitgaat dat de omringdijk dijk stamt uit de dertiende eeuw, was dit gebied voor die tijd wad. Nu nog steeds heet het zo.

Ik bereik de dijk, waar hij zich splitst in Slikker- en omringdijk. Op de dijk ligt een weg waarvan het asfalt slecht is. Naast de weg staat een bord: de Westfriesedijk gaat dicht wegens onderhoud op 28 september. Ben ik net op tijd eigenlijk, want nu is er rust op de dijk. Het is inmiddels half een. Links van me overzie ik ’t Wad naar Schagen toe en rechts ligt polder E van de Zijpe. Ik loop langs boerderij ‘Hoop en Vlijt’, de waarden die onze voorouders voor deugdelijk hielden.

Al spoedig stuit ik op de eerste wielen. Droge wielen, in de loop van de tijd zijn de poelen, ontstaan bij de doorbraak van de dijk opgedroogd. Deze wielen zijn ontstaan, waarschijnlijk rond 1570; het zijn er twee vlak na elkaar; de dijk krult erom heen.
De dijk krult rond de droge wielen.
 

Ik steek de spoorlijn over en zoek een luw plekje bij de spoorovergang; het is één uur: tijd voor lunch. Terwijl ik er zit denderen twee treinen voorbij: een naar Den Helder en een richting Schagen.

Niet veel later bereik ik Keins. Hier had Jan van Scorel zijn dijk ter afsluiting van de Zijpe willen laten beginnen. Nergens zie ik tekenen van die dijk. De Zijpe werd ook pas 50 jaar later, rond 1594 definitief bedijkt. Wel zie ik hier het Maria kapelletje, vlak bij hoeve Keinse.
 
In 1510, toen de zee nog aanspoelde tegen de omringdijk, vond men een Mariabeeld. Men waste het beeld in een put en daarna vonden gebedsverhoringen plaats; ook het water van de put bleek geneeskrachtig te werken. In 1519 werd voor het beeld een kapel gebouwd. De huidige kapel wordt onderhouden door een familie in Keins; het oorspronkelijke beeld is terug te vinden in het West Fries museum in Hoorn. In de kapel kan men een kaars opsteken, ook staan er een geweldige hoeveelheid bloemen in vazen.
 
Maar Keins heeft ook een wiel; een grote plas,  waar de zon weerspiegelt in het water. In het wiel mondt een stroompje uit en hier heeft men een pondje gelegd waarmee kan worden overgestoken naar het Varkensweiland voor een wandeling, overigens alleen buiten het broedseizoen. Het pondje wordt in beslag genomen door een jongen en een meisje, die het pondje midden op de stroom hebben getrokken en daar genieten van een frisdrankje. Als ze mij boven op de dijk zien denken ze dat ik van het pondje gebruik wil maken, maar ik wuif en geef aan dat ze zich aan mij niet behoeven te storen.
Boven: het Keinserwiel. Beneden: het Keinserwiel met uitwateringssloot en het pontje.

 
Ik laat het wiel achter me en volg de dijk; in de verte zie ik de kerktorens van Schagen. Ik bereik nu een kanaal en wat ik al vreesde wordt waarheid: de dijk wordt hier doorsneden en een brug is er niet. De beste optie is het kanaal te volgen tot Schagerbrug. Dat heeft nog een ander voordeel: mogelijk zal ik in Schagerbrug een kop koffie kunnen krijgen. Ik moet nu wel een stuk langs een kaarsrechte, drukke verkeersweg lopen. Na een poosje is er de Zijperbrug die naar Schagerbrug leidt. Langs de Groote Sloot, die door het dorp loopt volg ik een weg naar waar ik de torenspits ontwaar. Nu de koffie: bij ‘Rondom gelukkig’ lijkt niemand thuis te zijn hoewel er bloeiende geraniums op de tafels prijken. Bij Brasserie De Keuken heb ik meer geluk.
Op de toren van de Protestantse kerk prijkt geen haan, maar een zwaan. De zwaan zie ik ook op het gemeentehuis, dat zo te zien niet langer die functie vervuld; naast het gemeentehuis is een streekmuseum. Ik volg de verkeersweg door het dorp, tot ik weer op de omringdijk stuit.  Alleen heet hij hier: Nieuwe dijk. Er staat een bord met uitleg, maar dat is zo beschadigd dat de tekst maar ten dele leesbaar is. In 1248 bezweek de dijk, begrijp ik. De schade was zo groot dat men er niet in slaagde de dijk te herstellen.  De Valkogerdijk, waar ik naar op weg ben ging dienst doen als dijk met in het verlengde ervan een nieuw dijktraject. Deze dijk kom ik later, bij Schagen tegen en heet dan ‘Oude dijk’. Pas in 1457 werd de omringdijk hersteld en sindsdien heet het nieuwe traject: nieuwe dijk.
Maar ook in onze tijd wordt er met water creatief omgegaan. Een nieuwe waterberging is gegraven, om water te bergen in tijden van overvloedige regenval. Om het gebied heen zijn wandelpaden aangelegd. Ook aan de natuur is gedacht en ’s winters kan de vlakte eventueel dienen als ijsbaan.
Ik bereik het dorp St. Maarten, hier moet ik de Valkogerdijk gaan volgen. De straat heet anders maar is wel hoger dan het omringende land. Ik blijf lopen tot ik naar links een bordje ‘Valkogerdijk’ zie opduiken.
Als ik de Valkogerdijk afloop bereik ik het laatste wiel: Schagerwiel, vlak onder Schagen. Hier bezweek ook de dijk in 1248. Het overstroomde land tussen St. Maarten en Schagen was eigendom van de Abdij van Egmond.  De kosten van dijkherstel waren te hoog voor de Abdij zodat deze het land schonk aan de Vriezen en Kennemaren die er woonden.
West Fries boerderijtje langs de Valkogerdijk.

Schagerwiel.
 
Ik heb nu Schagen bereikt. Ik volg de Menisweg, die langs een water de stad inleidt: de kerktorens komen dichterbij. Het laatste waar ik naar op zoek ben is het Schager slot. Toen ik de kerktoren beklom zag ik de torens maar ik ben toen niet toe gekomen het slot op te zoeken. Ik loop wat rond bij de kerk tot ik een toren in een zijstraat ontwaar. Het slot blijkt in 1819 te zijn afgebroken, maar opnieuw opgebouwd; de bovenverdieping is in gebruik als hotel. Het geheel ziet er verbluffend echt uit.
Nu ik weer bij de kerk ben en het pas half zes is, rest me nog een activiteit: koffie met appelgebak. Omdat ik de Koeienhemel al heb geprobeerd, kies ik nu voor Grand-café De Smitse. De appelgebak is huisgemaakt verzekert de serveerster mij en is bedekt met amandelschaafsel. Een beetje te zoet naar mijn smaak.
 
 

maandag 21 september 2015

Zeedijk Petten – Camperduin.


Als ik opsta, om half acht is de lucht grijs. Maar ook zie ik ochtendrood en streepjes blauw tussen het grijs. ‘Ochtends rood, ’s avonds water in de sloot? Ik zet de laptop aan, het weer per plaats: geen zon, regenkans nihil, windkracht 4. Buiten zie ik een zonnetje tussen de wolken, klopt dus niet.

In de trein luister ik mee met het gesprek dat N. van de Berg voert; hij is zijn bankpas kwijt en belt met iemand thuis of de pas soms op het bureau ligt. Vervolgens concludeert hij dat de pas echt kwijt is en belt de bank om de pas te laten blokkeren en een nieuwe aan te vragen. Daarna gaat hij nog eens zoeken: in zijn portemonnee waar plaats is voor een hele rits passen, hij heeft zelfs een etuitje speciaal voor pasjes, maar blijkbaar wordt de bankpas niet gevonden. Aan de bankmedewerker heeft hij ook gevraagd wanneer de pas voor’t laatst is gebruikt en nu zoekt hij op zijn Iphone het nummer van de supermarkt. Het is zondag, maar supermarkten zijn zondags open en hij krijgt iemand aan de lijn. En raak: ze hebben zijn pas daar; hij kan hem weer ophalen. Nogmaals belt hij de bank, meldt aan de computer waarvoor hij belt en legt aan de medewerker uit dat de nieuwe betaalpas kan worden geannuleerd. Tegen de tijd dat alles geregeld is zijn we in Alkmaar, waar ik uitstap.

Bus 151 brengt me naar Groet. De dorpjes Schoorl en Groet hebben bijna iets buitenlands zoals ze daar liggen tegen de hoge – hoogste van Nederland – beboste duinen. Ik stap uit bij ‘Lekker Puh’ en bestel daar een kop koffie. Terwijl ik de koffie drink blader ik door de Alkmaarse courant en daar stuit ik op een interessant artikel. Het gaat over de Zijperdijk, de dijk van Schagen naar Callantsoog die ik bewandelde bij mijn vorige wandeling.

In 1552 lanceerde Jan van Scorel (Schoorl) het plan tot bedijking van de Zijpe. De Zijpe was een diepe inham in Noord Holland tussen omringdijk en de duinen. Als de getijdengeul door hoog water of winterstormen volliep beukte het water tegen de West Friese omringdijk. Rond Schagen had men veel last van dijkdoorbraken. Jan van Scorel kreeg toestemming van keizer Karel V voor zijn plan. Toen moest hij financiers vinden. Hij vond Nicolaas Nicolai en zijn zwager Moys Petersz bereid als geldschieters. Op 24 mei 1552 ging de eerste spade in de grond bij Keins; op 1 oktober was het werk al klaar en de polder werd verkaveld tot 20 kleinere polders die de letters van het alfabet kregen. Op mijn kaart zijn de polders nog met die letters aangeduid.

Nu moest de bemaling worden geregeld, maar er volgde een slaande ruzie met de geldschieters en Van Scorel trok zich terug. Nicolai werd gearresteerd door de landvoogdes wegens verduistering van belastinggelden. Er volgden jaar van juridische processen van de keizer om de kosten van de dijk te verhalen op de geldschieters. In 1556 legt Godert van Bocholt zoutpannen en ziederijen aan en daarna kwamen de polders in rustiger vaarwater.

Jan van Scorel was de bastaardzoon van de dorpspastoor van Schoorl. Men stuurde hem naar de Latijnse school in Alkmaar, daarna kreeg hij een opleiding tot kunstschilder. Hij reisde door Europa, zoals kunstschilders destijds vaak deden om inspiratie op te doen. Hij bracht 2 jaar in Italië door waar hij de kunstverzameling van het Vaticaan voor paus Adrianus beheerde. Na zijn terugkomst werd hij kanunnik voor het bisdom Utrecht. Zo zie je maar: geboren uit een foute relatie was geen belemmering om iets te worden.

Het is inmiddels 12.00 en ik wandel naar het einde van het dorp bij uitspanning de Bokkesprong, waar de oude Hondsbossche dijk begint. Beneden me ligt de Hargervaart waar plezierbootjes aangemeerd liggen.
Op de dijk vind ik kringen van paddenstoelen.
 

Om half twee heb ik Petten bereikt. Ik lunch, gezeten op een waterinlaat punt langs de verkeersweg. Een waterig zonnetje vertoont zich. Petten heeft geen oud dorpskerkje, de toren, die boven de huizen uitsteekt is modern, maar geeft wel aan waar het centrum van  Petten zich bevindt. Ik stap Italiaans restaurant Belle Napoli binnen. Alles is er Italiaans, de muziek, de gesprekken. Ik bestel appeltaart, nadat de serveerster mij heeft verzekerd dat die zelfgebakken is. Bij het afrekenen vraag ik er nog eens naar: ja, de dochter van de eigenaar heeft hem gebakken.  Ze legt uit dat ze normaal een heleboel dingen hebben: tiramisu enzo in de vriezer. We praten langs elkaar heen: ik wil haar eigenlijk vertellen dat de slagroom te zoet is en chocola niet past bij appeltaart, maar laat het maar zo.

Ik zoek de dijk weer op, die hier overgaat in een duingebied. Via het Korfwater bereik ik het nieuwe panoramaduin. Dit nieuwe duin is onderdeel van het project dat vorig jaar werd gerealiseerd: een duingebied te creëren vóór de Hondsbossche zeedijk. Het duingebied ligt er en daarmee is de zeedijk een soort slaperdijk geworden.
Uitzicht vanaf het panoramaduin.
 

Het nieuwe duingebied bestaat uit drie zandrijen, van elkaar gescheiden door takkenwallen die het zand vast moeten houden. Op de hoogste zandrij is helm aangeplant; dit is kwetsbaar gebied dat niet mag worden betreden. Naar zee loopt het strand schuin af. Het strand langs de waterlijn voelt vast onder mijn voeten, naast mij rolt de branding aan. De zon schijnt vanachter sluierbewolking.
Boven de dijk in oktober 2014, toen het duingebied in aanbouw was, maar dit deel van de dijk nog zijn oorspronkelijke vorm heeft. Onder: het nieuwe duingebied.

 

Ik probeer de dijk te bereiken, maar dat is alleen mogelijk aan het begin en het eind, zo blijf ik door de nieuwe duinenrij lopen: een wat saai gebied. Vlakbij Petten loopt een fietspad langs de dijk, hier loopt een weg naar boven. Eindelijk bereik ik de dijk, de geul tussen de dijk, die afliep naar de zee ligt er nog; tegen het tegenover liggende duin zijn boompjes geplant. Het werk van de mens is gedaan, nu moet de natuur het verder afmaken. Voltaire zei ooit: ‘God schiep de wereld, de Nederlanders schiepen Nederland.’ Die wijsheid doe ik op bij het overhoren van een gesprek van twee dames, later in de trein.

Het is rond vijven en beneden me rijdt de bus voorbij. Ik weet dat ik tot de volgende bus nog een uur heb. De dijk sluit hier, bij Camperduin en Hargen aan bij het duingebied. Ik maak nog een rondje door de duinen, eet nog een overgebleven boterham en wacht op de bus. Bij bushalte Munnikeweg wacht ik en ik krijg het koud. De verkoudheid van een week geleden heeft mijn lichaam nog niet helemaal verlaten. Ik stap in, verlangend naar mijn huis en een hete douche.
Werkzaamheden in oktober 2014.
 

maandag 7 september 2015

Slikker- en Zijperzeedijk, Schagen naar Callantsoog.


Terwijl ik in bed mijn ontbijt nuttig, begint de dag buiten met een regenbuitje. De voorspelling luidt: regen in de ochtend, ’s middags droger. Eigenlijk had ik deze wandeling vorige week al willen doen, maar toen regende het ook.

Ik ga op weg naar het station. Mijn  plan: de trein van 9.42 te nemen,  ik zal rond twintig over tien in Schagen zijn en koffie kunnen gaan drinken. Het blijkt dat mijn trein niet rijdt, wegens een eerdere aanrijding; ik moet een half uur wachten. Voor dat doel heb ik een patroontje voor een breiwerk meegenomen om uit te werken. Ik begin er alvast aan, gezeten op een bankje op het perron. Geheel verdiept in mijn werkje zie ik een trein aankomen die naar Alkmaar vertrekt. Laat ik die maar alvast nemen.

Onderweg twijfel ik plots. Wat, als deze trein een sprinter is die overal stopt, en wordt ingehaald door de intercity die ik dan in Alkmaar zal missen. Waarom was ik zo dom? Ik open mijn rugzak om het mapje met reisbeschrijvingen te pakken en dan ontdek ik dat het mapje er niet is. Heb ik op de zitplaats op het perron op’t Centraal laten liggen. Mijn kaart van Noord Holland en andere route aanwijzingen zitten in dat mapje. Zonder het mapje geen wandeling: ik moet terug.
 
In Zaandam stap ik uit, haast me over de traverse naar een ander perron waar een trein naar Amsterdam klaar staat. Zal het mapje nog op de zitplaats liggen? Dat is de vraag die mij bezig houdt, geduld om te gaan zitten heb ik niet. Hoe kon ik zo stom zijn? Focus op het mapje, visualiseer het op het bankje, concentreer je erop zodat niemand het wegneemt.
De trein rijdt CS binnen om 10.26, eindelijk. In ’t voorbijgaan zie ik op het eerste bankje iets wits liggen; ik zat op het eerste bankje. De trein rijdt nog eindeloos door maar stopt en ik loop terug; daar ligt mijn mapje, precies zoals ik het liet liggen.
De eerste trein naar Schagen rijdt om 10.46 maar heeft 20 minuten vertraging. Ik stap in een trein naar Alkmaar die gereed staat. Als ik in de trein zit zie ik een donkerblauwe wolkenband die steeds donkerder en dreigender wordt. In Alkmaar blijkt de volgende trein naar Schagen rond twaalf uur te vertrekken. Bovendien moet ik naar de wc; het kost wat moeite een muntstuk van 50 cent te verkrijgen voor het toilet; het meisje van de Hema klaagt dat haar kassa niet opengaat. Daarmee bedoelt ze waarschijnlijk dat ik iets moet kopen. Gelukkig heeft het loket van het spoor nog een kassa. Komt er ooit een eind aan deze reis?

 

Ondertussen barst de bui los, er komt zelfs een klap donder uit. Ik twijfel tussen koffie drinken of de Q-liner naar Heerhugowaard te nemen, waar de schoenwinkel voor mijn favoriete schoenen zit. De bus vertrekt om 11.39 en stopt voor de deur van de schoenwinkel. Als ik in de bus zit blijkt deze   Heerhugowaard voorbij te rijden. Als ik de chauffeur vraag zegt hij dat ze eerder een omlegging door Heerhugowaard volgden, maar normaal langs de snelweg rijden.
 
 

 
 
Ik stap uit, in de hoop zelf de weg naar de schoenenwinkel te zullen vinden. Het regent, zodat ik mijn plu tevoorschijn haal. Ik probeer de plassen te mijden; de schoenen die ik draag zijn niet meer helemaal waterdicht. Het duurt niet lang of ik zie het bordje met de straatnaamaanduiding en vind de winkel.
 
 
Ik vraag de verkoopster de schoenen uit de doos in een plastic tasje te doen zodat ik ze in mijn rugzak zal kwijt kunnen. Ze begrijpt me verkeerd en doet de schoenen met doos en al in een plastic tas. Ik zeg niets, vraag alleen waar het station is. Het blijkt aan de overkant te liggen: dat is geluk hebben. Nog meer geluk heb ik als de trein na een korte wachttijd binnenrijdt, de vertraging is tot vijf minuten teruggelopen. De regen is gestopt en door het treinraampje zie ik hoge wolkenpaletten.
Om tien voor één stap ik uit op station Schagen. Eindelijk kan ik koffie gaan drinken in de Koeienhemel. Onderweg kom ik op de markt, ik volg de markttentjes die naar de markt rond de kerk leiden. Ik verbaas me over dames in West Fries kostuum die ik tegenkom, een jongentje in een boerenkieltje en op klossende klompjes. In de Koeienhemel, waar ik koffie met appelgebak bestel, zitten twee dames in kostuum aan de lunch, gezellig te keuvelen. Alsof het allemaal heel normaal is.
Ik geniet van mijn koffie, waar ik zo lang op heb moeten wachten, en ontdek op het plein rond de kerk meer mensen in kostuum, ook mannen. Ze staan wat rond, zonder haast. Drie oudere dames zitten naast elkaar op een bankje en laten zich geduldig fotograferen. De toren van de kerk is voor de gelegenheid open. Beklimmen kost  € 1,50. Mijn tas met schoenen en rugzak mag ik achterlaten. De rugzak wil ik echter bij me houden, De man trekt een gezicht van: ‘nou, zelf weten.’ Even later begrijp ik zijn suggestie beter, als ik de steile trappen beklim. De trappen zijn bevestigd langs de muren van de toren en hangen als het ware in het niets. De Duitsers die ook de toren beklimmen laten mij voorbij gaan.
Boven op de toren probeer ik de weg naar de dijk te ontdekken. Welke straat moet ik zo meteen nemen? Ik ontdek een toren die lijkt op een kasteeltoren, maar beneden op de grond vergeet ik er naar te zoeken. Ik heb dan weer achterste voren de trappen af moeten dalen, ingespannen en mijn hoogtevrees onderdrukkend. Op de eerste trans brengt een duivenmoeder twee jongen groot, die ze net aan het voeren is.
Het is inmiddels kwart voor twee en ik moet nu echt aan de wandeling beginnen. Ik kruis het spoor en dan zie ik een aanduiding fietsroute 36, die ik me herinner van mijn vorige wandeling. Ik loop achter een jonge vrouw in West Fries kostuum, in gesprek met een man, ook in kostuum. Ze nemen afscheid en ik hoor haar zeggen: ‘Het was erg leuk, tot volgend jaar maar weer.’
Ik volg het riviertje de Snevert tot het tunneltje onder de N241,  eindelijk ben ik de stad uit; het loopt tegen tweeën. Hier fotografeerde ik de rietpluimen die toen bogen in de wind. Nu is er geen wind; wel hangt er een donkere wolkenband, die precies lijkt op die welke ik in de trein zag. Ik weet wat me te wachten staat, de vraag is alleen: hoelang nog?
Ik bereik de brug die leidt naar de N248, een stukje moet ik langs de snelweg lopen om vervolgens linksaf de weg af te lopen naar het punt waar de Slikkerdijk zich afsplitst van de omringdijk. Halverwege dit weggetje begint de regen te vallen. Ik schuil onder een boom naast een huis en onder de paraplu. Een goede gelegenheid om aan mijn lunch te beginnen, want het is al half drie.
Daar zit ik op mijn hurken wat enigszins ongemakkelijk is, ik wil niet mijn regencape uit de rugzak halen, omdat die nat zal worden. Ik eet mijn boterhammen en kijk hoe plassen op de weg ontstaan. Elke keer als een auto voorbij rijdt draai ik de plu omlaag om mezelf tegen het opspattend water te beschermen. De mevrouw van het huis aan de overkant komt naar me toe: wacht ik op iemand? Lijkt me nogal duidelijk: ik wacht tot de regen stopt. Maar met de plu en die oranje tas met schoenen zie er misschien uit als iemand die heeft gewinkeld i.p.v. iemand die wandelt. Ik mag wel binnenkomen van haar. Ik sla het aanbod af; de regenbui lijkt over zijn hoogtepunt heen.
Het is drie uur als ik de Slikkerdijk bereik. Een kaarsrecht stuk dijk waar schapen op grazen. Opnieuw hangt er en dreigende lucht, er hangen van die rafels aan, anderzijds zie ik ook blauwe lucht. Was niet de voorspelling; na de middag droger? Langs de dijk loopt een weg, die ik volg omdat de dijk nogal ongelijk is en bovendien doordrenkt van de regen.  Na een poosje klim ik bij een hek naar boven, voor wat meer uitzicht.
 
Om vier uur bereik ik Oudesluis. Ooit zal dit plaatsje aan het wad hebben gelegen, voor in 1845 de Anna Paulownapolder ontstond. Ik besteed er niet veel aandacht aan; ik stap het dorpscafé binnen en vraag om koffie en het toilet. Ze zal de pot even aanzetten, zegt ze. Het café is leeg; zij en haar man zijn allebei met een laptop in de weer. Ze slaagt er niet in in te checken, zegt ze. Ik drink mijn koffie: gewone filterkoffie, maar niet slecht van smaak. Ik vraag nog of Callantsoog ver is. Mensen vinden altijd dat iets ver is als ze horen dat je gaat wandelen. Maar zij zegt dat het met de auto maar acht kilometer is, lopend langs de dijk zal wel langer zijn.
De dijk voorbij Oudesluis heet Zijperdijk.  De Zijperdijk is de noordgrens van de Zijpepolder die in 1597 droog kwam te liggen. 50 jaar eerder was men eraan begonnen, met 3000 mannen en 1000 paarden. Tussendoor werd het werk driemaal teniet gedaan door dijkdoorbraken. De Slikkerdijk kreeg zijn naam door taaie lappen slik van de Wadbodem waarmee de dijk werd versterkt.
Ik bereik een drukke weg die naar´t Zand gaat. Hier ligt de Eendenkooi Mosselwiel, ik bekijk het informatiebord, maar neem niet de moeite de eendenkooi op te zoeken daar ik van mijn route zou afwijken. Ik volg de Zijperdijk tot ik bij een hek kom. De verkeersweg gaat hier rechtsaf zodat ik op de grazige dijk verder moet lopen. Ik loop nog steeds met die dwaze, oranje tas.
Aan het einde van de grazige weg wacht mij een verrassing. Ik stuit hier op het Noord Hollands-kanaal, die door de dijk is gegraven. Er is geen brug zodat ik de dijk aan de overkant niet kan oppakken. Ik moet nu toch naar het plaatsje ´t Zand lopen, wat ik niet van plan was om een brug te vinden.
Ik hoef niet helemaal tot de dorpskern te lopen zoals ik vreesde, halverwege ligt een nogal geïmproviseerde brug over het water; er kan maar een auto tegelijk overrijden en verkeer moet wachten op tegenliggers. Ik wacht op mijn beurt, tenslotte voeg ik me maar bij het verkeer en steek langs de kant van de brug over.
Aan de andere kant probeer ik het kanaal te volgen teneinde de dijk terug te vinden. Eerst loop ik langs een straat maar die eindigt op een parkeerterrein. Daarna is er een bosje tussen de snelweg (N9) die langs het kanaal loopt. Ik loop een stuk door een greppel in het bosje tot een omgevallen boom mij de weg verspert. Verderop houdt het bosje op en verandert in een rietoever. Er zit niet anders op: ik moet over de vangrail klimmen om aan de andere kant van de snelweg verder te lopen. Verderop gaat de weg omhoog, daar begint de dijk. Ik zie daar weer het industrieterrein, waar ik eerder op stuitte.
Ik moet nog een stuk lopen door de grazige berm. Als ik de droge sloot naast de weg oversteek, blijkt er een ruw pad te lopen. Zo bereik ik weer de dijk. Hier loopt geen pad op de dijk, de top is zelfs beschermd met een schrikdraad. Ik klim over een omheining en volg de begroeiing langs de tuin van een huis. Is het wel de bedoeling dat ik hier loop? Even verderop bereik ik de top van de dijk, waar schapen verschrikt voor mij opstaan.
Honden beginnen te blaffen; daar ben ik niet van onder in indruk; tussen ons bevindt zich een brede sloot. Ik los het op door meer beneden de dijk te gaan lopen waardoor de honden mij niet  kunnen zien. Dit levert een mooie foto op: met een windmolen, de schapen op de dijk en een prachtige lucht erachter. 
 
 
Ik volg een bordje dat verwijst naar de ‘Nollen’. Daar ergens moet de dijk eindigen. Een man op een fiets vraagt me of ik de weg wel weet, ik verzeker hem dat dit het geval is. Ik passeer een boerderij waar bloemencultuur wordt uitgeoefend, bedden met bloeiende bloemen. Het duurt niet lang meer eer ik de duinen bereik; tot hier heeft men de dijk gelegd. Hoewel ik uit de beschrijvingen op de bordjes onderweg begreep dat hier de zanddijk begint, in tegenstelling tot de dijk van kleislikken die ik volgde tot nu. Hier en daar groeit heide die in bloei staat.
De vraag is: hoe nu verder? Naast de duinen ligt een camping,  met een afrastering gescheiden van de duinen, daarachter moet een weg liggen. Ik besluit over de afrastering te klimmen om de weg te bereiken. Over de duinen loopt een smal paadje en mogelijk had ik dat kunnen volgen om bij het Zwanenwater uit te komen en daar de bus naar Schagen te nemen. Maar dat hoor ik pas later. Volgens mijn zelf opgezochte info moet ik naar Callantsoog naar de bushalte.
Ik passeer twee mensen die voor hun tent zitten en vriendelijk groeten. De boom is omhoog en ik kan de weg oplopen. Ik bevind me in de Uitlandsche polder. Ik moet een stukje teruglopen, daarna buigt een weg naar links langs een bos. Hier moet ik de paraplu tevoorschijn halen, een vriendelijk buitje begint te vallen. Omdat tegelijk de zon schijnt krijg ik een regenboog te zien die ik driftig begin te fotograferen.
Het is inmiddels negen uur en ik begin aan patat te denken. Niet dat ik normaal patat zou eten, het is etenstijd en mijn maag vraagt om iets te doen. Ik ben bij een camping en hier staat een cafetaria. Ik denk niet al te lang na maar stap naar binnen.  Als ik afreken vraag ik het meisje hoe ik de bus kan vinden. Een stukje verder rechtsaf en dan door een bos, legt ze uit. Best een behoorlijk stuk om te lopen. Nou, dat kan er nog bij. Het bosgebied blijkt een rommelig gebiedje met open stukken grasland, huizen, misschien vakantiewoningen. De zon zakt lager en schijnt vanachter stapelwolkjes.
 
Ik bereik de Jewelweg vanwaar de bus zou moeten vertrekken. Hoek om en jawel: een bushalte. Hier heb ik geluk, de bus zal over enkele minuten moet komen. Ongeduldig wacht ik. Auto’s rijden voorbij, mensen laten hun hond uit, in de verte zie ik een AH. De bus komt precies op tijd en brengt mij terug naar Schagen. Het loopt tegen negenen en terwijl ik wacht op de trein valt het duister in. De populieren aan de overkant van het perron ruisen niet, zoals bij mijn vorige wandeling toen ik hier wachtte. Nu bewegen ze enkel zachtjes in de wind.