woensdag 26 november 2014

Wandeling (bijna) naar de Horsten.


Wandeling naar de Horsten, waar de koning woont met zijn gezin intrigeert mensen. Mijn wandeling naar de Horsten trekt belangstelling van verschillende kanten en ik verwacht eindelijk eens met een  groepje op pad te zullen gaan. Een deelneemster zegt definitief toe, de anderen haken af: negentien kilometer is te lang, toch geen zin of ik hoor gewoon niets meer.

Om tien uur wacht ik bij de hoofdingang van het centraal station; we hebben extra vroeg afgesproken omdat zij de meereiskorting op haar kaart wil zetten. Tien uur gaat voorbij en ik wacht. Vijf over, tien over, “het kan nog steeds,” zeg ik tegen mezelf, “die meereiskorting is snel gepiept.” Kwart over en ik haal mijn telefoon tevoorschijn: twee sms’en moet genoeg zijn om een reactie te genereren. Er komt geen antwoord.

Dit wordt wandelen in mijn eentje, ik bereid me er alvast op voor. De koffie aan het begin zal ik overslaan en dan flink de pas erin. Haar opbellen wil ik niet, om dan te horen dat zij zich heeft verslapen, zich uitput in het verzinnen van excuses,  heb ik niets aan. Opeens zie ik haar, die blauwe jas ken ik toch?

Het blijkt dat zij wachtte bij een andere hoofdingang van het CS. De meereiskorting heeft ze al op haar kaart gezet; was heel gemakkelijk. We lopen naar het perron en onze trein rijdt net binnen. Als we onze plaatsen hebben opgezocht discussiëren we nog even over de vraag wat de juiste hoofdingang is van het station. Mijn sms’en heeft ze niet gehoord en ze dacht niet dat ik haar nummer had. Slecht afgesproken dus.

Haagsche Bosch, met takkenhut voor de kinderen.
 
 
 

De treinreis naar Den Haag verloopt vlot. De medewandelaarster en ik kennen elkaar van eerdere wandelingen. Op Den Haag CS staan bordjes met de woorden ‘leenstelsel’. Er blijkt een demonstratie door studenten op het Malieveld te zijn. Toevallig moeten wij ook naar het Malieveld, want we hebben een bon van paviljoen Malieveld voor koffie met gebak voor de halve prijs. De aanbieding komt samen met de NS-wandelroute. We zoeken een plaatsje bij het raam, waar het rustigst is en met uitzicht over het Malieveld. De ober brengt de koffie met appeltaart en echte slagroom. Ondertussen slaan wij de gebeurtenissen buiten gade. Er staat erg veel politie klaar. Meer politie dan demonstranten, concluderen wij. De studenten komen in groepjes en tegen de tijd dat wij vertrekken is het terrein aardig gevuld.

Het is twaalf uur en hoog tijd van start te gaan want we hebben een pittige wandeling voor de boeg en het donker valt vroeg in november. Eerst moeten we de drukke verkeersweg oversteken om in het Haagsche bosch te belanden. We zijn al meteen onder de indruk van de hoge bomen rond het Malieveld. Het Haagsche Bosch, lezen we, was ‘ideaal jachtdomein waar de graven van Holland zich konden uitleven.’ Aan het eind van het park passeer je Huis Den Bosch. Plotseling sta je voor een hek met daarachter een gebouw dat je zo goed kent omdat je’t vaak op tv hebt gezien. We missen een beetje de schildwachten, maar misschien staat het paleis momenteel leeg omdat het wordt gerenoveerd voor de nieuwe bewoners.

De lelijke grijze strook vóór de heg is de moderne beveiliging met camera's, die tegenwoordig alle paleizen hebben.
We lopen langs de muren van Landgoed Reigersbergen. Er zijn wel veel landgoederen hier, het gebied is vanaf de dertiende eeuw regeringszetel van Holland geweest. We passeren een enorm gebouw waar een automobielmuseum is gevestigd. We komen ook heel wat mooie oprijlanen tegen, maar de mooiste is wel bij de Marlotlaan, waar knoestige bomen langs groeien.
Bij Van der Valk gaan we naar binnen voor een flesje water kopen. Ik maak van de gelegenheid gebruik naar de wc te gaan. We komen nu in een gebied dat langs N44 ligt en waar buitenplaatsen en moderne villa’s staan. Dit is Wassenaar en hier wonen de miljonairs. Het goed is om te weten dat dit bestaat, vinden wij. De huizen zijn afgeschermd met heggen of muren. Langs de lanen groeien bomen, er staan geen bankjes.

Kasteel Oud Wassenaar.
 
Om twee uur hebben we het park van Kasteel Oud Wassenaar bereikt. Hier vinden we een bankje waar we onze lunch uitstallen en boterhammen eten. De zon wil niet achter de wolken vandaan komen en we zijn blij met truien en jassen die we dragen.
De route voert langs de rand van een bos met uitzicht op een gebouw dat lijkt op een bejaardentehuis of ziekenhuis. De grond is bedekt met een dik tapijt van bladeren, die ritselen onder je voeten. Soms struikel je over bomwortels die verborgen liggen onder de bladeren. We zien een tak met daaraan een zwam die lijkt op een witte bloem.
Druppels beginnen te vallen, terwijl we lopen tussen de kapitale panden. Niet erg genoeg om regenkleding tevoorschijn te halen. Bovendien lopen we merendeels onder bomen waar we beschutting vinden tegen de druppels. Een kopje koffie zou ook wel welkom zijn. “Soep,” verbetert de medewandelaarster. We beginnen onze benen te voelen.

 

Bij Landgoed Wiltzanck zie je een rij bomen met grillige wortels. Beneden: het Hertenhuisje, waar op de schemerige namiddag het licht al brandde.
 
Eindelijk naderen we het hoofddoel van onze wandeling: de Horsten. Eerst nog het fietstunneltje om onder de N44 door te komen, de provinciale weg oversteken en daar is het grote toegangshek. Bij het eerste huis aan de linkerkant bevindt zich de kaartjesautomaat. “Moeten wij een kaartje kopen?” “Wie controleert dat nou,” meent de medewandelaarster, “met dit weer en op deze tijd?” Want is inmiddels over vieren en het miezert nog steeds. “We gaan op bezoek bij de koning, daar hoeven we toch niet voor te betalen?” Dat doet het: we kopen geen kaartje.
We lopen de klinkerweg af en komen bij Theepaviljoen De Horsten. Een schattig gebouwtje en belangrijker: er straalt licht, het is dus open. We feliciteren onszelf, we kijken nog even op de prijskaart: niet exorbitant hoog. We wagen erop. Binnen brandt de ouderwetse kachel, het is gezellig. Langs het raam zitten dames aan de high tea.
Ik maak mijn brillenglazen schoon en wurg mij uit mijn trui die veel te warm is hier binnen. Daar komt de eigenaar al aan. Hij wijst meteen op onze routekaart die op tafel ligt. Willen wij nu nog door het park de Horsten lopen? Veel te laat, het hek gaat dicht om vijf uur en de route is minstens een uur wandelen. We zien het al voor ons: de koning in zijn warme bedje terwijl wij de nacht moeten doorbrengen in zijn park in de regen!
Er is niets bijzonders te zien volgens de eigenaar, alleen een heg. Maar er is toch ergens een hek? Ja, met twee marechaussees ervoor. Nou, meer verwachten wij ook niet. We zijn gewoon te laat, want het wordt donker en de kaart lezen in een donker bos gaat niet. Hebben we nog niet bij stil gestaan. Hij wijst op de kaart: we moeten terug naar de ingang en via de provinciale weg naar het station in Voorschoten. Als we nog even verder lopen, zegt hij, komen we in het centrum en daar is van alles; kunnen we voor een redelijke prijs iets eten. Ja, niet dat hij aandelen heeft.
 
 
 
Is er vegetarische soep, vragen we, en kan dat nog want het is half vijf? Ja want het theepaviljoen heeft een uitloop tot half zes. Weldra verschijnen twee kommen linzensoep met croutons. We kijken om ons heen, het theehuis is werkelijk gezellig, met allemaal verschillende theepotten als decoratie. Vast een oud jachthuis uit de tijd toen Prins Frederik er woonde. Dat deed men: voor jachtpartijen bouwde men een optrekje waar een maaltijd of een samenzijn werd georganiseerd voor de jachtpartij.
 
Het is over vijven als we naar buiten lopen, in de regen die nu gestaag valt. Onder de haag van rododendrons, waar het pad doorheen loopt stop ik om nog een foto te maken. Het gebouwtje ziet er knus uit tegen die achtergrond van het bos. Maar goed dat we geen kaartjes hebben gekocht!
 
In de stromende regen, met plu en regencape lopen we langs de provinciale weg. De afstand valt mee, in de verte zien we al de treinen verschijnen. Eerst de meereiskorting weer op de kaart zetten, de trein is verlaat en dat is nu een geluk. De ‘Metro’ laat ons een cartoon zien: een bedelaar zit langs het trottoir, met zijn hoed voor zich. Op het volgende plaatje is het een ZZP’er die daar zit. Ja, ja de keuze is: bijstand met weinig te doen en weinig mogen doen of ZZP’er zijn, hard werken, lange dagen en een karig inkomen. Kan je daarvan leven?
 

 
 


 
 

donderdag 20 november 2014

Wandeling Oostvaardersplassen.


NS doet goeie dingen. Op de site ‘eropuit’ kun je wandelingen vinden, gedetailleerd en meestal redelijk kloppend beschreven, met een gekleurd overzichtskaartje, gratis te downloaden.

Het is een warme, zonnige dag, een dag zonder dringende verplichtingen. Een dag waarop ik niets te doen heb en vervolgens tot niets kom. De dag gaat voorbij met ontbijten in bed, lezen, koffie, een beetje werken op de laptop. In de namiddag komt het moment dat ik uitgekeken raak op de inrichting van mijn huis; ik besluit de ‘wandeling Oostvaardersplassen’ doen. De beschrijving heb ik niet uitgeprint. Er rest me niets dan de routebeschrijving over te schrijven van de computer, met het risico een stukje over te slaan waardoor de beschrijving niet klopt, drie A-viertjes vol. De beschrijving van de hoogtepunten onderweg sla ik maar over. Zo kort mogelijk schrijf ik de route-aanwijzingen over,  terwijl ik tegelijk een verlate lunch naar binnen slik.

Met waterfles en zonder al te veel kleren – het is een warme dag, zoek ik de trein op. Ik lees in mijn meegenomen boek. De aangekondigde vertrektijd gaat voorbij maar de trein vertrekt niet. De machinist roept om: een viaduct is onklaar geraakt, onduidelijk is wanneer we zullen vertrekken. Ik blijf nog zitten lezen en wacht wat komen gaat. Hoewel het inmiddels half vier uur is en eigenlijk te laat om nog aan een wandeling van 17 km te beginnen.  Dan stappen mensen in die zeggen dat deze trein naar Schiphol gaat. ”Kijk maar, het staat op de borden.”

Ik stap uit, inderdaad staat Schiphol als bestemming op de borden. ik begrijp dat het er vandaag niet van gaat komen de ‘wandeling Oostvaardersplassen’ te gaan lopen. Er gaat niets van mijn saldo af: ‘incheck geannuleerd’.  Toch goed geregeld door NS! Twee dagen later zit ik weer in de trein naar Almere Oostvaarders en ditmaal vertrekt de trein en kom ik op tijd aan. Weer is het een warme dag, 25° C. is de middag temperatuur.

Mijn eerste doel vormt bezoekerscentrum ‘De Trekvogel’.  Het ligt aan de dijk langs het IJsselmeer. De wandeling door Almere’s Waterwijk is beschaduwd. Alles is nieuw, jonger dan ik, want toen ik geboren werd bestond nog niets van alles ik om me heen zie. De inrichting is zoals planners het hebben gewild: rechte kanalen met rechte rijen bomen; in de parkjes mogen stroompjes wel eens krom zijn.  Verder vraag ik me af waarom natuur die aan zichzelf wordt overgelaten zo weinig harmonie laat zien. Brandnetels, met hoge distels, wilgenroosjes daartussen slingers afgestorven kleefkruid. Soms kunnen afgestorven, uitgebloeide planten sfeer aan het landschap verlenen, maar hier zijn ze ongebreidelde woestenij.

Een smal, beschut pad leidt naar een uitzichtpunt aan de Lepelaarsplassen. Ik stap in de schuilhut en bevindt me plots in een gezelschap van vogelaars. Allemaal mannen, sommige vergezeld van fototoestellen met enorme lenzen. Op het water zwemmen watervogels. Een van hen wijst mij de attractie: een dodaars broedt op drie eieren en drie uitgekomen jongen zitten op haar rug. Het nestje bevindt zich in het riet dat tegen de hut aan groeit. Vlakbij, toch heb ik moeite de jongen te onderscheiden zo goed is hun schutskleur. Op de foto’s die de vogelaars mij tonen zijn ze beter te zien dan in het echt.

Ik ben vroeg bij het bezoekerscentrum aan het IJsselmeer, zo vroeg dat het nog gesloten is. Geen koffie. Ik wandel door het wilgenbos, de wilgen zijn indrukwekkend zoals ze grillig zijn gegroeid, zo dicht dat weinig zonlicht wordt doorlaten. Zangvogeltjes kwetteren er lustig op los. Tussen de bomen groeien brandnetels, het pad is vergrasd, wordt blijkbaar gemaaid wat de begroeiing kort houdt. Na het wilgenbos kom ik uit op een verkeersweg; in de gloeiende zon loop ik naar de IJsselmeerdijk, en vandaar in de gloeiende zon terug naar het bezoekerscentrum in de vage hoop dat het nu open zal zijn, een rustpunt met koffie.

Het bezoekerscentrum is dicht. Onder een plataan pauzeer ik en eet mijn lunch. Nu moet ik langs de dijk naar mijn volgende doel: bezoekerscentrum ‘de Oostvaarders’. Ik schat de afstand op anderhalf uur.

Het laatste deel van de ‘wandeling Oostvaardersplassen’ leidt langs het befaamde natuurgebied. In de film ‘De nieuwe wildernis’ zie je de grote dieren van dichtbij en kun je interactie tussen de dieren volgen. In werkelijkheid is de beste manier een indruk te krijgen van het gebied en de uitgestrektheid van de kuddes: de trein te nemen van Almere naar Lelystad. De trein rijdt er langs en omdat het spoortraject hoger ligt heb je overzicht op het omringende land.

Het land aan de overkant van het water dat Oostvaardersplassen heet ziet er groen uit, met hier en daar het geel van koolzaad. Eigenlijk is het een eentonig stuk om te lopen, zo in de hete zon. Langs het pad groeien bramen die al rijp zijn hoewel het pas juli is. Verder ontdek ik onrijpe kwetsen aan de struiken en nog een andere blauwe bes die ik niet kan thuisbrengen.

Een uitzichtheuvel wordt bezocht door andere bezoekers, maar biedt toch weinig om over uit te kijken, zelfs niet als ik op de picknick tafel ga staan – mag dat? Nog een klein stukje tot het natuurbelevingscentrum zoals de NS-route beschrijving het noemt.  Als het open is?

Mijn oog valt als eerste op de horeca: de deur staat open. Binnen een helder verlichte ruimte met uitzicht op de Oostvaardersplassen, ramen tot aan de grond. Precies wat ik zoek, de koffie die ik meteen bestel smaakt heerlijk. Ik hoor de waardin praten met andere gasten; zij is iemand met hart voor haar bedoeninkje, zo concludeer ik. Is dat niet het gebak waar ze het nu over hebben? In een vitrine staan drie taarten, opgemaakt door een banketbakker die eerst voor haar werkte maar sindsdien voor zichzelf is begonnen. Ik mag zelf een punt pakken.

Ze brengt nog een kop koffie. Al die moeite die je in je leven moet doen! Uiteindelijk volgt de beloning al moet je er wel zelf voor betalen. Alles verstomt om me heen, de gesprekken dringen niet meer door: mijn boek en mijn taart met koffie en af en toe een blik op de groene natuur buiten de hoge ramen, dat is nu mijn wereld.

woensdag 12 november 2014

Duinwandeling Castricum.


De duinen van Castricum zijn een variatie op duingebieden in de buurt van Amsterdam. Als je iets verder wilt dan Zandvoort en iets rustiger kies je voor een duinwandeling Castricum.

Afgesproken is op zondagochtend de trein van 10.42 vanaf CS. Ik sms om negen uur omdat ik denk dat mijn afspraak het vergeten zal zijn. Mevrouw K. is echter niets vergeten. Sterker: zij is op tijd voor de trein en ik niet! Ik heb op het laatste moment nog mijn korte broek verwisseld voor een lange en daarna weer de korte aangetrokken. Het gaat minder warm worden vandaag. Zo heb ik de tijd vergeten.

Mevrouw K. wil eigenlijk niet met de trein. Kunnen we niet gaan fietsen? Nee, ik loop nu eenmaal liever dan ik fiets. Stadswandeling dan, eigenlijk wil zij niet zo lang weg zijn, ze hoort achter haar computer te zitten met werk. Wat voor werk? Ik ben niet op de hoogte dat K. een baan heeft op dit moment.

We nemen een latere trein en besluiten in Castricum eerst koffie te drinken. Daarvoor lopen we de winkelstraat in die vanwege de zondag er verlaten bijligt. Een paar ijssalons zijn open en schenken een kopje koffie. Dan hoor ik meer over het werk van mevrouw K. Zij wil geld verdienen met het opzetten van websites. Zij weet bijna, zo goed als zeker, hoe het werkt.

We begeven ons op weg naar de duinen. Bij museum strandvonderij kan je koffie drinken met zelfgebakken appeltaart, zien wij. Een aanrader voor ieder die de duinwandeling Castricum wil maken. Vlakbij staat de kaartjes automaat van PWN. Ik trek een dagkaartje voor mezelf. Als we een paar bochten verder zijn blijkt mevrouw K. toch ook de noodzaak van een duinkaartje te gevoelen. We lopen terug, d.w.z.: ik loop terug om het kaartje te kopen want mevrouw is al moe.

We lopen opnieuw dezelfde paden langs kromgegroeide eiken, tot we in open gebied komen waar de zon schijnt. K. zegt dat ze nog zoveel te doen heeft in haar leven. Nooit meer wil ze horen: “jij moet om negen uur hier zijn. Waarom ben je tien minuten te laat?” Maar ze moet wel geld verdienen, onafhankelijkheid…. Ze wil terug naar haar computer, ik moet garanderen dat we om zes uur thuis zijn. Ik biedt aan haar terug te brengen naar het station, maar wij gaan toch verder.
 

We bereiken de uitspanning. Alweer koffie drinken? Bah! Het wordt het infocentrum van PWN en ze roept me: of ik wel eens een veenmol heb gezien. Ik loop met haar mee en verwacht een gewoon soort mol te zullen zien, maar het blijkt een reusachtige kever, gevonden in het duingebied door een kind.

Ik loods haar mee richting zee. We lopen langs de Zeeweg; om aan de hordes zondagfietsers te ontkomen sla ik een zijpad in. We slaan aan het dwalen en K. zegt: “je bent de weg kwijt! Dit is de weg waarlangs we zijn gekomen.” Ze zegt ook dat het niet erg is.

Het is een andere weg die tussen de infiltratiegebieden door uitkomt bij het strand. We doen schoenen uit en lopen op blote voeten langs de waterlijn. Zij loopt, neus koppig naar beneden waadt een uur lang door het water. We zeggen niets, lopen alleen maar.

We lopen van het route kaartje af dat bij onze duinwandeling hoort. Ik hoop ergens een doorgang te vinden, een pad door de duinen. De rookkolommen van de hoogovens komen al dichter bij.  Het blijkt dat we 5,5 km van Heemskerk af zitten en 6,2 km van Castricum. “Heemskerk,” beslist K. “heeft een treinstation.”

Met die gedachte lopen we verder. Langs akkertjes van boeren die in oude staat zijn terug gebracht, waar koren groeit met korenbloemen ertussen. We treffen opnieuw fietsers en we bereiken een verkeersweg. K. wil liften, meteen houdt ze twee mensen aan die spontaan aanbieden ons te brengen.

Tip: we zitten bij de bushalte, naast ‘De Patatoloog’ Als de computer niet riep, hadden we een patatje kunnen eten, met een pilsje en een bus later nemen. K. beslist dat het niet kan, want eten in de bus mag niet. Ze zegt ook blij te zijn dat we zijn gegaan.
 

 

donderdag 6 november 2014

Wandeling Heiligenbergerbeek.


Kantoor kan wel een dagje zonder mij. Het zachte herfstweer houdt aan en ik neem de vrijdag vrij voor een wandeling. Op weg in de trein lees ik dat langs de wandelroute geen koffie-gelegenheid zal zijn.

In Amersfoort stap ik over op de bus naar het plaatsje Woudenberg. Omdat het eindpunt van de wandeling Amersfoort is bedenk ik, naarmate de bus verder rijdt  dat ik dit allemaal terug zal moeten lopen. Aan het beginpunt van de wandeling staat een hotel-restaurant, maar het ziet er dicht en leeg uit en de bus rijdt voorbij. Ik stap uit bij de halte die mijn NS-routebeschrijving voorstelt: de display in de bus geeft alle haltes aan. Ook alweer een verbetering in vergelijking met vroeger? Je hoeft niets meer aan de chauffeur te vragen en de chauffeur hoeft alleen maar op te letten of iedereen die instapt bliebt. Zouden chauffeurs het niet ongezellig vinden?

De routebeschrijving aan het begin van de wandeling klopt al meteen niet. Het bord ‘Grebbelinie’ is verwijderd en het hekje met overstapje is er ook niet. De met bomen begroeide dijk met hier en daar een oude bunker, is duidelijk. Even verder raak ik weer in de war: bij een stuw het fietspad volgen. Welke stuw? Al eerder ben ik een stuw gepasseerd, is dit een sluis of een stuw?

De wandeling wil niet echt beginnen: ik blijf treuzelen en aarzelen over de juiste route, loop weer een stukje terug. Anderhalf uur zijn voorbij gegaan en ik loop op de dijk langs het Valleikanaal, ik ben pas zo’n drie kilometer opgeschoten. Ik bestudeer voor de zoveelste keer de kaart: de verkeersweg die de dijk kruist zou hier niet moeten zijn, waar ben ik toch? Ik kom tot de conclusie dat ik te ver ben doorgelopen. Het sluisje vertoonde een geel-rode markering van het Utrechtpad, maar in de vorm van een kruis, wat gewoonlijk betekent dat je die kant niet op moet. Ik ben toch doorgelopen omdat ik het pad linksaf te onduidelijk vond.

Er is een bonus: aan de overkant ligt theehuis Monchouette. Met zo’n naam moet men daar wel lekkere koffie en thee en gebak verkopen. Daar neem ik de tijd voor: ik wil jezelf belonen, omdat het tegen zit. Ik bestel chocoladetaart met slagroom.

Na de koffie loop ik een kilometer terug naar het sluisje, toch maar afdalen naar de vlonder en rond het weiland en nu bereik ik het tracé van de oude spoorlijn. De spoorlijn was voor de oorlog in gebruik en liep zelfs door naar Keulen, tot de spoorbrug bij Rhenen in 1944 door de Duitsers werd verwoest, vertelt bereidwillige NS. Ik loop op vleugels nu, met de cafeïne en de zoetigheid van de koek in mijn lijf.

Terwijl ik door het bos loop, richting Heiligenbergerbeek, denk ik aan het rapport dat ik de afgelopen week samenstelde. Rapportjes maken is het leukste onderdeel van boekhouden wat mij betreft. Het resultaat van je harde werk in een beknopt, helder overzichtje van de financiële situatie van een bedrijf. Grote kantoren maken gebruik van rapportgenerators, programma's die automatisch de boekhoudgegevens inladen in een standaard rapport. Het nadeel is dat je de spanning mist van het zien groeien van de cijfers onder je handen. Ik maak mijn rapporten zelf; daarom kan ik ze aanpassen en een persoonlijk tintje aan geven, bijvoorbeeld door een foto'tje van het bedrijf op de voorkant de plaatsen.

Bij landgoed Den Treek-Henschoten kies ik een verkeerde weg; ik loop ten zuiden van het huis terwijl ik aan de noordkant hoor te lopen. Verderop moet ik rechtsaf om in een veenheidegebied aan te komen. De heide is uitgebloeid.



Ik nader nu Amersfoort. Eerst moet ik de ringweg oversteken. Ik vermaak me met kijken naar het drukke verkeer en er foto’s van te nemen. Een file vormt zich voor mijn ogen. Een voorbijganger grapt dat hij niet op de foto wil.

Ik begin vermoeidheid te voelen; de route leidt me door de stad en opnieuw langs de Heiligerbergenbeek, die hier door een park stroomt. De weerspiegeling van de bomen in het water van de beek is bijna perfect. Amersfoort heeft een mooi oud stadscentrum. De route raak ik opnieuw kwijt maar dat vindt ik niet erg. De moeheid zet ik even aan de kant; ik ontdek het oude stadscentrum met grachten en poortjes. Het plein bij de kerk is volgestroomd met mensen die nog een borreltje pakken nu het weekend is begonnen.

In de late namiddagzon bereik ik de trein. Ik rust uit in de trein en bijt in een appel die ik uit mijn rugzak vis, nog overgebleven van mijn lunch.