maandag 24 augustus 2015

West-Friese omringdijk, Nieuwe Niedorp – Schagen.


Vandaag ben ik vroeg op, om half tien stap ik in de Q-liner naar Nieuwe Niedorp. De trein is rustig en de bus heeft naar vijf passagiers en daarvan stappen twee uit bij het Transferium in Nieuwe Niedorp, waarvan ik er een ben. Het Groot-Frieslandpad loopt hier naar het zuiden, dat kan ik niet langer volgen. Ik wandel eerst het dorp in, eigenlijk ben ik op zoek naar koffie. De zon schijnt en het is zondagmorgen; niets lijkt al open. Ja toch, de Jumbo is open, mensen doen er hun boodschappen. Ik moet nu denken aan de wandeling met onze club van vorige week. Toen vonden we een Albert Heijn die open  was en daar gingen we koffie drinken, gratis koffie. Ik loop de Jumbo binnen, en ja: een tafel met stoelen, koffieautomaat ernaast. De automaat ziet er hetzelfde uit als die van vorige week, maar deze koffie vind ik niet om te drinken, ik gooi het bekertje weg.

Verder maar weer, ik buig naar rechts af en bereik het dorp Winkel. Ik passeer het Raadhuis, dat nu is veranderd in een parfumflessenmuseum. Even verder staat het Lucaskerkje, omgeven door een sloot; maar wat staat er bovenop de toren? Het lijkt op een paard met een vissenstaart! De kerk komt net uit, mensen nemen afscheid: “Doeg, doeg…”

Als ik weer een bocht rond ligt de dijk vóór me, de Omringdijk. Bovenop de dijk ligt een niet al te drukke verkeersweg, rechts ligt de Groetpolder met velden spitskool en gestaag draaiende windmolens, links het oude land met neer een agrarische functie. Maar wat zijn die schoven, opgetast als korenschoven staan ze in lange rijen op het land?

Schoven op het land; links is een peul met grauwe erwten zichtbaar, op de achtergrond de Lucaskerk van Winkel.
 

Ik volg een steenslagweg langs de dijk. Het lopen op de verkeersweg tracht ik te vermijden. Het gevolg is dat ik opritten afloop en weer oploop. Ieder boerderijtje, ieder huis langs de dijk lijkt over twee opritten te beschikken, een naar elke richting van de dijk. Motoren hebben deze dijk ook ontdekt, knetterend stuiven ze voorbij.

Ik bereik een zijweg, die naar het dorp Lutjewinkel leidt en deze weg biedt mij de kans de opgetaste schoven nader te bekijken. Het blijken grauwe erwten; ik hoef maar een peul open te maken en herken de erwten. Terwijl ik foto’s maak komt de boer in zijn auto aanrijden. Zeker om te kijken of de zaak genoeg gedroogd is. Hij steekt zijn hand op naar mij.

Een water dat eindigt bij de dijk; ik kijk uit over riet en wilgen. Op het bankje spreek ik mijn lunch aan. Het valt op hoe het nieuwe land rijk voorzien is van windmolens, terwijl ik in het oude land er precies een kan ontdekken. Terwijl daar de wind toch ook waait. En de wind blaast krachtig vandaag, gelukkig maar want de temperatuur zal oplopen naar 26° C.

Het gemaal Waakzaamheid passeer ik. Even twijfel ik over de loop van de dijk, de dijk wordt onderbroken door een brug, een kanaal is door de dijk gegraven.  Kolhorn is nog 2 kilometer verder, volgens een bordje.
Kolhorn, boeten (turfschuren) op de oude zeedijk.
 

Naar Kolhorn ben ik nieuwsgierig. Ik las dat de naam al in 1239 werd genoemd en ooit een vissersplaatsje langs de Zuiderzee. Het eerste wat ik tegen kom in Kolhorn is een bord dat verwijst naar koffie met zelfgebakken appeltaart. Ik volg een steegje, boogbruggetje over de Snevert(?) en ik
sta op het terras van Schippers welvaren. Het terras aan het water is bijna vol op de middelste grote tafel na, met schaduw. Opeens bevindt ik te midden van mensen die keuvelen over ditjes en datjes, na de stilte en het ruisen van de wind langs de dijk. De appeltaart is een groot stuk en smaakt heerlijk, over de koffie ben ik minder te spreken; goede koffie zit er vandaag blijkbaar niet in. Na de koffie loop ik een rondje door Kolhorn; de boeten op de dijk hebben toeristische bestemmingen gekregen; het kanaal langs de dijk vertoont levendigheid op deze warme, zij het winderige zomerdag. De makelaars Van Keulen en Klaver moeten wel een goede boterham verdienen, getuige de vele keren dat ik hun namen tegenkom.


Het is rond tweeën als ik de brug naar de Waardpolder oversteek. Ik volg een fietspad in de schaduw van hoge bomen, al spoedig komt het fietspad samen met de drukke verkeersweg. Links is een brug met sluis: Molenkolksluis. Hoe loopt nu toch die dijk verder? Trekkers met wagens, hoog beladen met uien en aardappels rijden voorbij.

Dan zie ik voor me de dijk, nogal verwaarloosd en in een kronkel en compleet met schapen. De drukke verkeersweg naar Schagen gaat naar links, terwijl ik de rustige weg over de dijk volg. Aan beide zijden van de dijk staan huizen, verspreid in het landschap; een jongen en een meisje zitten te barbecueën naast de voordeur, mensen zitten buiten, een luw schaduwrijk plekje in de tuin: het landleven. Trekkers rijden voorbij beladen met balen stro, gewerkt wordt er op zondag. Iemand heeft een rommelmarkt ingericht op de oprit naar zijn huis; geld mag in een kistje. Ik koop pruimen langs de weg.

De dijk splitst zich, naar rechts loopt de Slikkerdijk. Hier verlaat ik de dijk om in Schagen de trein te kunnen nemen. Het is kwart over drie en de wandeling is al bijna af; was een makkie vandaag. Ik volg een weg langs hoog opgaand mais tot ik de drukke verkeersweg moet oversteken. Ik volg de fietsroute van knoop 35 naar punt 45., dat uitkomt in de buurt van het station. Als ik het station in het oog heb vind ik het nog te vroeg om naar huis te gaan, eer ik tenminste iets van Schagen heb gezien. Ik dwing mijn voeten verder richting kerk. Was in Schagen niet ooit een veemarkt? Ja, op het plein rond de kerk nog wel. Al 550 jaar heeft Schagen marktrechten. Op donderdag is er markt, maar of dat nog een veemarkt is? Misschien de volgende wandeling op een donderdag doen, met koffie en gebak in de Koeienhemel tegenover de kerk?

Ik eet een laatste boterham, gezeten op een bankje op het plein. Om tien vóór vijf zal een trein naar Amsterdam gaan. Ik  haast me naar het station. De wind ruist in de populieren langs het station, als ik wacht op mijn trein.

vrijdag 14 augustus 2015

Wandeling Medemblik - Nieuwe Niedorp (Groot-Frieslandpad).


Negen uur ’s ochtends zit ik in de trein op weg naar Medemblik om mijn wandeling langs het Groot-Frieslandpad op te pakken. Mensen in mijn omgeving, zo lijkt het, hebben eigen besognes: mijn werkgever streeft naar de vervulling van zijn droom, degene met wie ik samenwerk heeft een nieuw vriendje, de verkering van mijn vriendin is uit, maar zij maakt even geen afspraken. Deze wandelingen, dat moet mijn doel, mijn passie worden.

Ik stap in bus 239 die mij via Abbekerk terug brengt naar Medemblik. Wéér ben ik de enige passagier in een lege bus. De zon schijnt en de voorspelling is: een hete dag. Waarom dan toch een wandeling? De voorspelling luidt ook dat het hitte in de kustgebieden mee zal vallen. En de plu zit in mijn rugzakje, die is ook bruikbaar als bescherming tegen het branden van de zon.

Mijn eerste doel is: het Kasteel Radboud te bekijken. Omdat ik te vroeg ben, loop ik de Nieuwstraat in op zoek naar koffie. Bij lunchroom de Boulevard bestel ik koffie met appelgebak. De dag is nog vroeg in Medemblik: de tafeltjes langs de stoep zijn nog niet aangekleed: het serveerstertje loopt langs de tafels met een blad plantjes waarvan ze er een zet op elke tafel. Ik ben een vroege klant.

Ik loop langs de dijk. Begroeid met bloemen ligt hij er sterk en geruststellend bij. Maar als ik het eind van de dijk bereik, blijkt tussen mijn doel: kasteel Radboud en mij de havenmonding te liggen! Ik moet teruglopen, naar de Nieuwstraat en daar de brug oversteken en dan langs de Pekelharingstraat  terug tot ik de landpunt bereik waar de burcht is gebouwd. De entree tot het kasteel bedraagt € 6 en er is een tentoonstelling: lingerie van de middeleeuwen tot heden.

De geschiedenis interesseert mij: de vader van Floris V, Willen II was Roomskoning en dus een belangrijk man in Europa. Het haalde het in zijn hoofd de opstandige West-Friezen een lesje te willen leren en werd daarbij door Friese boeren gedood. Floris V was nog een kind en moest eerst volwassen worden. Geen wonder dat hij zo fanatiek de Friezen eronder wilde krijgen. Hij bouwde vijf dwangburchten, waarvan het kasteel bij Medemblik het meest versterkte. Omdat de monniken als enigen wisten hoe stenen moesten worden gebakken, dwong Floris de Friese monniken kloostermoppen voor zijn kasteel te bakken. In 1296 wordt Floris zelf vermoord en komen de West-Friezen opnieuw in opstand.

Jacoba van Beieren zou gevangen zijn gehouden in het kasteel en ontsnapt door mannenkleren te dragen en de Friese verzetsstrijder Grote Pier belegerde het kasteel in 1517 en verbrandde Medemblik, waarom? Ik loop even langs het ondergoed en betreedt de gevangeniscel waar een stroper wordt vastgehouden, die zijn verhaal vertelt.

Het is inmiddels twaalf uur. Terug in de Nieuwstraat is het heel wat drukker, zowat alle tafeltjes waar ik eerder koffie dronk, zijn bezet. Via de weduwehuisjes bij de Bonifatiuskerk bereik ik de dijk. Bij het stationnetje staat de stoomtram, glimmend gepoetst op stoom te komen. Hij vertrekt, maar achterwaarts. Op de achterste wagen staat een man met een rode vlag, zijn taak is bij kruisingen voorbijgangers te waarschuwen voor de naderende trein. Er is zelfs een buffetwagen.
Het stoomtreintje staat klaar op de oude stationnetje om zijn tocht naar Enkhuizen aan te vangen. Links het Stadsmuseum en tussendoor de toren van de Bonifatiuskerk.
 
Ik bereik de molen De Herder. Bij het hekje zie ik de rood-wit markering van een lange afstand wandelroute, het Groot-Frieslandpad in dit geval. Omdat die markering er staat verwacht ik een doorgaand pad, maar ik zie alleen omheining rond de molen. Dan maar over de afscheiding heen stappen, die ziet eruit alsof het wel vaker gebeurt, een beetje afgeplat. Zo sta ik op de dijk tussen de schapen.
 
 
Bij de Overlekersluis wordt de dijk onderbroken, ik steek de sluis over en zie dat de rood-wit markering naar links wijst. Ik moet het spoorlijntje oversteken en ja, daar gaat een pad naar rechts, een wat verlaten paadje. Ik volg het pad tot bij Oppedoes en daar moet ik, volgens de routemarkeringen weer het spoorlijntje oversteken. Maar wacht eens: wat komt daar?  De stoomtrein komt eraan. Eerst stopt het treintje om de man met de rode vlag  uit te laten stappen. Haast heeft het niet. Een hele rij rijtuigen rijdt aan mij voorbij: het lijkt wel of ze uit alle delen van Nederland zijn verzameld, getuige de opschriften.
Ik ben nu in Oppedoes en volg de rood-wit markeringen. Op een bankje in de schaduw stop ik om mijn lunch te eten. De huizen zijn langs een water gebouwd, kleine boerderijen allemaal met rieten dak en kleurrijke tuintjes erom heen, die aflopen naar het water. De weg is omzoomd met bomen, idyllisch dorpsgezicht.

 
Kaartjes van het Groot-Frieslandpad printte ik van internet. De kaartjes zijn globaal en geven geen details, die moet ik halen van de kaart van Noord Holland, schaal 150.000. Dan zijn er de r0od-wit markeringen en in de verte: de dijk als baken om mijn weg te vinden.
Ik verlaat het oude deel van Oppedoes en kom in nieuwere wijken. Ik koop een flesje vruchtensap bij de spar super, het is warm en extra drinken os welkom. Nu moet ik ergens tussen de nieuwbouw een doorgang vinden die over de spoorlijn gaat. Ik volg paadjes maar telkens lopen ze dood tussen de huizen. Tot opeens een doorgang zich voordoet en ik het spoor kan oversteken, maar dit leidt over een vlonder de weilanden in. Is dit wel de bedoeling? Ik loop langs een water, wat op de kaart staat met aan mijn andere kant kool en uien van teeldbedrijf Rustenburg. Op het erf staat een wagen afgeladen met wortelen.
Ik sla het pad naar Twisk waterberging in. Maar dit loopt naar een broedwal voor oeverzwaluwen, verder staat een bordje ‘verboden toegang’, terug maar weer. Verder naar rechts ligt, geruststellend, het dijklichaam. Langs de oprijweg van Rustenburg bereik ik de dijk, steek de verkeersweg N239 over en beklim de dijk. Aan de andere kant ligt de Wieringermeerpolder.
Aan deze kant loopt een rustige verkeersweg: Koggenrandweg. Een rij bomen langs de weg zorgt er bovendien voor dat ik niet in de zon hoef te lopen, er steekt bovendien een windje op. Ik zet de pas erin; het is al half drie.
Ik loop langs velden kool en aardappels en wat zijn dat voor planten; het lijkt wel of ze overwoekerd worden door onkruid. De grote gele bloemen zijn van courgetten. De dijk wordt doorsneden door het viaduct van de A7, hier ligt een industrieterrein dat niet op mijn kaart vermeld staat: Agriport. De markeringen voor het Groot-Frieslandpad zijn weer aanwezig.
Weer is er een weg over de dijk; plots sta ik voor café Het Wagenwiel. Een terrasje; mensen zitten aan tafeltjes te keuvelen. Kopje koffie? Vooruit snel dan maar, het is al half vier en ik ben pas halverwege. Ik vang fragmenten van een gesprek op. Twee paren op leeftijd bespreken iemand die zo is verouderd in korte tijd en daar niet mee om kan gaan. Ik betaal maar snel voor mijn koffie.

 
Volgens mijn kaart moet vanaf Lambertschaag een fietspad door de weiden lopen. En ja, ik hoef maar een paar meter het dorp in te lopen of ik bereik het Pannepad. De zon schijnt nog steeds, maar het wordt later op de dag minder warm.  Het uitzicht is weids, er lopen koeien in de wei, heel ander soort land dan achter de dijk, in de Wieringermeerpolder waar groenten, graan wordt verbouwd. Bij de uitzichttoren stop ik om een boterham te eten.
Het weggetje door de weiden is deels ooit dijk geweest, moet wel waarom zou er anders zo’n, door sloten omzoomd tracé door de weilanden liggen? Bij Aartswoud zie ik twee grote wielen opgemetseld tot een soort monument. Er groeien bomen omheen en er staat een picknickbank, leuk plekje om uit te rusten. Onder de zool van een van mijn voeten is een blaar aan het ontstaan. Ik zou sokken aan moeten trekken, maar die heb ik vanmorgen vergeten in mijn rugzak te doen. Maar wacht eens, vorige week zondag stak ik wel sokken in de rugzak voor een clubwandeling. Die heb ik er niet uitgehaald, die moeten nog ergens onderin zitten. Ik pak de rugzak uit en er komen twee paren sokjes tevoorschijn. Daarna heb ik geen last meer van de blaar.
Voorbij Aartswoud volg ik de Weelkade en met een bocht naar links in zuidelijke richting de Groene Pade langs een maisveld. Ik volg weer de markeringen van het Groot-Frieslandpad. Ik sla weer linksaf en loop door waterberging Pompsloot. Het bord geeft instructies hoe te lopen als er water in de berging zou staan. De berging staat droog.
Als ik een brug oversteek wordt in de verte het Transferium zichtbaar. Hoog gebouw met een spits torentje. Het moet een soort klooster zijn en ik ken het al heel lang, omdat de bussen van Friesland naar Alkmaar daar stoppen. Vaak vroeg ik me af wie daar wel zouden wonen, monniken ofzo?
 
Dit schaap liep bij een boerderij, helemaal vetgemest en met een ademhaling die elke keer een knorrend geluid gaf, zodat ik eerst dacht met een varken te maken te hebben.
 
Met het klooster als baken loop ik verder naar Nieuwe Niedorp. Ik bereik een verkeersweg, verderop is de snelweg, achter het viaduct is de bushalte. Ik heb nog tijd eer de bus komt en ik besluit het klooster aan een inspectie te onderwerpen. Maar geen bordje verraad de aanwezigheid van een orde. Voor de ramen hangen witte gordijnen en het gebouwtje ernaast is van de scouts. Als ik achterom loop kom ik bij de Mariakapel; de deur is open en er branden kaarsjes. De ramen boven het altaar vertonen heldere kleuren van glas-in-lood. Er is niemand.
Weer buiten loop ik langs een muur; daarachter moet zich toch een kloostertuin bevinden? Wie zou er anders zo’n lange muur bouwen, net hoog genoeg dat je er niet overheen kunt kijken. Het hek van de kleuterschool staat open, en via het hek kan ik van de achterkant in het ommuurde deel kijken. Het is een grasveld met een hok of stalletje in de midden, maar geen dieren vertonen zich, alsof die zich samen met de kloosterlingen hebben verschanst.
Ik loop nog even verder door: een bord langs de weg vermeldt dat daar kersen te koop zijn. Maar het in inmiddels half zeven en de kersenverkoop is gesloten. Ik keer terug naar het Transferium en wacht bij de bushalte op de Qliner.
 
 
 
 
 
 

woensdag 12 augustus 2015

Wandeling Enkhuizen - Medemblik. (Groot-Frieslandpad.


Het regent als ik in de trein naar Enkhuizen zit; de hittegolf is definitief voorbij.  Koeler weer is geschikt wandelweer en de regen, volgens het weerbericht, zal opklaren. Ik verdiep me in de sudoka, gevonden in de Metro, terwijl de regendruppels strepen trekken op het raam. In Enkhuizen is het droog en ik ga eerst op zoek naar koffie.

Ik loop richting Drommedaris, de oude stadspoort; daar weet ik restaurant Dok4. Het is twaalf uur, maar door het regenachtige weer is het restaurant zo goed als leeg. De serveerster is bezig met voorraden bijvullen. Het duurt even eer ze mij ontdekt; ik krijg koffie met appeltaart.

Dan kan de wandeling beginnen. Het weer helemaal opgeklaard. Lopend door het stadje probeer ik de dijk te vinden. Ik loop langs een muur; naast mij zie ik de huisjes van het Zuiderzeemuseum en daarna het sprookjesland en een camping. Beneden me staan de borden die aanduiden dat hier Enkhuizen ophoudt, maar de huizenrij loopt gewoon door, dat verbaast me. Dan ligt Enkhuizen achter me; in de verte zie ik nog de kerktoren boven de bomen uitsteken.
Het eerste dijkdorp dat ik bereik is Oosterdijk; er is een theetuin, maar ik vind het te vroeg voor opnieuw koffie. Ik passeer de gebouwen van een drinkwaterbedrijf. Ik loop bovenop de dijk, met uitzicht naar twee kanten. Het waait stevig, het lijkt of de wind aantrekt. Ik daal de dijk af naar de Gereformeerde kerk in Andijk. Een bord onderaan de dijk vertelt dat de kerk open is.

 
 
Ik verwissel mijn zonnebril voor de gewone en ik trek de deur naar de kerkruimte open. De kleuren van de muren en de glas-in-lood ramen verrassen me. Ik neem meteen een foto, waardoor de beheerder mij vraagt of ik van hem een foto maak. Ik zeg verbaasd te zijn hier zo’n grote Gereformeerde kerk aan te treffen; in mijn beleving is de protestantse kerk in een dorp groter dan de gereformeerde. Gereformeerde kathedraal, noemt hij het. Hij zegt dat het tegenwoordig PKN is en dat er elke zondag vijf- tot zeshonderd mensen naar de kerk komen. Of heb ik dat verkeerd verstaan?
De rondleiding gaat verder. De kerk werd gebouwd als gereformeerde kerk in 1929, architect was Reitsma die ook betrokken was bij de Amsterdamse school. Inderdaad, de stijlelementen kwamen me al bekend voor. De kleuren op de muren vond men in het begin te fel; daarom werd er een waslaag overheen gelegd. Na de renovatie zijn echter de oorspronkelijke kleuren terug. Hij wijst hoe de kerk van binnen in twaalf segmenten is verdeeld, symbolisch voor de twaalf apostelen. Daar is tegenwoordig uitleg bij nodig, zegt hij.
In de toren bevindt zich de kosterswoning, kleine kamers/keuken boven elkaar, tegenwoordig in gebruik als ‘stencilkamer’. Ook de vergaderzaal wordt in oorspronkelijke staat teruggebracht, nadat in de zestiger jaren een plafond werd gelegd om de zaal beter (goedkoper) te kunnen verwarmen. De toren zwiept bij harde wind; de top wel een meter.
Hoog bovenop de dijk loop ik verder. De zon schijnt, maar het waait. De dijk gaat hier linksaf, precies zoals de West-Fries in de kerk al vertelde. Ik kan ook rechtdoor gaan en de dijk langs het IJsselmeer blijven volgen, maar het ziet er wat saai uit. Nog steeds ben ik in Andijk; het dorp strekt zich uit als een smal lint langs de dijk. Bij Buurtjeshaven zie ik een kerkje uit 1667, dat is omgetoverd in luxe-restaurant Meijer. Nog steeds heet het hier Andijk.
 
 
Het is tegen half vijf als ik de volgende plaats: Wervershoof bereik. Ik ben wel toe aan een tweede kop koffie. Zou de speeltuin horeca gelegenheid hebben. Ik daal de dijk af en steek het bruggetje over. Een heuse speeltuin, zoals die er waren toen ik klein was! Er moet intree worden betaald en de koffie is, neem ik aan voor toezicht houdende ouders.
Onder de dijk loopt een nogal drukke verkeersweg; nooit prettig lopen naast zo’n weg. Aan de kant van het IJsselmeer ligt een natuurgebied. Ik loop zelfs een stukje terug om te kijken of er niet door het natuurgebied kan worden gewandeld.  Maar het gebied bestaat uit losse beboste stukken land, gescheiden door water.
Ik blijf veroordeeld tot de dijk, al is de verkeersweg beneden rustiger. Ik passeer een gemaal, het Stoommachinemuseum, dat gesloten is omdat het inmiddels tegen zessen loopt. Ik nader nu Medemblik, mijn eindbestemming. Ik volg de aanduidingen van het Groot-Frieslandpad die mij langs Medemblik leiden, langs een strandje en een jachthaven. De golfslag in het IJsselmeer oogt veel rustiger nu het tegen de avond loopt. Hier verwacht je geen horeca, maar bij de jachthaven is het restaurant Med Trattoria gevestigd. Het personeel is bezig zich voor te bereiden op de avonddrukte. Ze willen mij wel van een kop koffie voorzien. Even rust ik uit op een comfortabele stoel, met uitzicht op het IJsselmeer en de jachten.
Als ik afscheid heb genomen van het vriendelijke personeel – ze praten Engels tegen me, waarom? – wil ik kasteel Radboud zien. De naam alleen al, intrigeert me. Ik ben hier tenslotte in Friesland en ooit was Radboud een Friese koning. Volgens het bordje was kasteel Radboud een dwangburcht, gebouwd in de 13e eeuw met de bedoeling de West Friezen te onderwerpen. Ooit zou de legendarische Friese koning Radboud een burcht op deze plek hebben gehad.  De 13e eeuw was de tijd van de Hollandse graven.
 
 
 
Ik moet mijn bus zien te vinden, ik loop richting Centrum langs grachten van het oude stadje. Ik loop maar, nog steeds niet moe: de koffie gaf nieuwe energie. Ik zie een groot gebouw dat wel haast het gemeentehuis moet zijn. Dan zie ik de aanduiding “Oude Haven’, moet hier het busstation niet ergens zijn? Dan zie ik bushaltes naast het oude spoorwegstation dat nog wordt gebruikt voor de stoomtram naar Hoorn. Het blijkt dat de laatste bus van lijn 239 over twintig minuten gaat.
Ik ben de enige passagier en dat zal ik ook blijven, de hele rit van Medemblik naar Hoorn.  Bij Abbekerk verlaten we de snelweg en rijden langs een verlaten bushalte. We rijden langs Wognum, wat is dat voor bekend gebouw? Het museum van Dirk Scheringa. Ooit zal Dirk Scheringa in Wognum een standbeeld krijgen, maar nu is de herinnering nog te vers..
Om tien voor acht vertrekt in Hoorn een trein naar Amsterdam-Centraal. Maar ik stap uit op Sloterdijk, deels om een Ethiopiër die in de stilte coupé een telefoongesprek zit te voeren. Hij ziet eruit als een nette jongen en misschien wel aardig ook. Alleen zo verdiept in zijn telefoongesprek dat andere reizigers er niet in slagen zijn aandacht te trekken en hem attent te maken van zijn overtreding.  Dat laatste stukje lopen vanaf Sloterdijk, langer dan vanaf CS, kan er nog wel bij.
 
 
 



woensdag 5 augustus 2015

Rondje Wieringen.


Om tien uur zit ik in de trein. Ik moet wel vroeg gaan want de afstand naar Den Oever vereist veel reistijd en de wandeling rond het voormalig eiland is een pittige. In Alkmaar mis ik bijna de Q-liner, die niet vertrekt vanaf het punt dat ik me herinner.  De bus moet wachten eer hij de weg op kan rijden, ik loop snel naar de zijkant van de bus. De chauffeur kijkt opzij en ik houd mijn Ov-kaart omhoog. En de deur gaat open. Ik bedank en zoek snel een plaatsje, riemen zijn in deze lange afstand bus verplicht. 

Na een uur arriveren we op het busstation in Den Oever. Zou Den Oever koffie gelegenheid hebben? Daarvoor moet je naar het centrum van een dorp c.q. stadje; het lastige van Den Oever is dat het geen kerk schijnt te hebben. Op goed geluk volg ik de Robbenoordstraat, linksaf Zwinstraat en ik kom uit bij een molen uit 1654. Hier vindt je café Flying Dutchman, dat gesloten is en een cafetaria dat om twaalf uur open gaat. Het is kwart vóór twaalf.

Ik besluit alvast de dijk op te gaan zoeken, loop onderweg binnen bij toeristeninfo. Daar word ik niet veel wijzer van: dijk volgen, zegt zij, koffie op de camping bij Stroe. Zij wenst mij een ‘prettige dag’. Terug naar snackbar Smultaria voor een kopje koffie. Iedereen groet mij in Den Oever.

Als ik de Hofstraat doorloop en linksaf sla naar de Nijverheidsstraat afloop kom ik bij de haven. Er is bijna niemand op straat; het waait hard. Op de dijk heb ik uitzicht op de haven met vissersboten, een pier en in de verte de Afsluitdijk. Ook staat er een monument voor de verdwenen vissers.  Ik loop een stuk de pier op om een ander uitzicht op de haven te krijgen. In de verte zie ik wel een kerk, nog steeds Den oever of een ander plaatsje?

 

De Michaël kerk van Oosterland op Wieringen.
 
 
 
 
Ik begin het zware dijklichaam af te lopen, optornend tegen de krachtige wind. De toren van de kerk komt steeds dichterbij en ik ontdek dat het de kerk van het plaatsje Oosterland is. Een robuuste toren, zoals je zou verwachten op land dat oud is en heel lang werd bewoond. De kerk heet Michaëls kerk en er worden concerten in aangekondigd. Het is één uur en ik ben aan lunch toe, een plekje uit de wind langs de heg van een woonhuis, daar zet ik me neer. Een man op een fiets komt aanrijden om te kijken wat ik daar doe. Blijkbaar is hij gerustgesteld want hij draait om.
 
 
Een half uurtje later vertrek ik uit Oosterland. Het is blijkbaar eb, het water staat laag en er liggen dikke pakketten zeewier, in groene en zwarte kleuren. Soms zijn er inhammen in de dijk; daar staan extra palen om de aanstormende golven op te vangen bij stormweer. Op regelmatige afstanden steken pieren in de zee, maar ze bestaan uit stompjes van houten palen. Overblijfselen uit de tijd toen de zeewering uit houten palen bestond, vóór de paalworm zijn intrede deed?
Een fietser komt mij tegemoet, zonder te trappen blaast de wind hem over het brede asfalt.
Ik verwissel het asfalt van de dijk langs de zee voor de top van de dijk, die begrast is en beweid wordt door schapen. Zo krijg ik uitzicht op Hollands welvaren: de boeren van Wieringen. Het loonbedrijf is er aan het werk, tot mijn verbazing worden pakjes geslagen. Ik dacht dat boeren alleen maar inkuilden tegenwoordig: die balen met donker plastic erom heen die je zo vaak op het land ziet liggen. Hier wordt ouderwets hooi in pakjes geslagen en de pakken hooi worden met een tractor met vorkhef op een wagen getild. In het volgende weiland is een tractor bezig het verspreid liggende hooi in rijen te vegen.
 
Ik bereik de camping/bungalowpark van Stroe en daar vind ik restaurant “Bij Ons Thuis’, waar ik binnen koffie bestel. Het is half vier als ik de Marskedijk langs Hippolytushoef afloop; een saai recht stuk dijk. Een bomenweggetje voert naar het dorp. Het is verleidelijk er niet even een kijkje te nemen, maar dan schiet mijn wandeling helemaal niet meer op. Onderaan de dijk – om enigszins te ontsnappen aan de harde wind - eet ik een paar boterhammen. In de verte doemt land op: het moet de punt zijn waarop Den Helder ligt. Er is geen branding, maar wad dat droog ligt. Is het nog steeds eb?
Ik nader het einde van het eiland Wieringen, dat deel uitmaakt van de Gemeente ‘Hollands kroon’, zoals overal bij de dorpjes aangegeven staat. Ik loop om de camping heen, de dijk wijkt hier naar binnen. Dan zie ik de voetgangersbrug over de N99 en aan de overkant een oorlogsmonument. Ik beklim het trappetje; het is er heerlijk rustig, onder de ruisende bomen merk je niets van de harde wind. Als ik de kaart raadpleeg blijkt dat ik nog iets verder moet lopen om het Amstelmeer te bereiken.
De wind ruist in de bomen; de zon schijnt en links van mij ligt een hellend maïsveld. Hier is duidelijk dat Wieringen een hoogte vormt, een keileemplateau daar neergelegd tijdens de laatste ijstijd. Het water klotst tegen de oever van het Amstelmeer. Hier is een bushalte, een bus naar Den oever rijdt hier en de bus komt over een minuut. Maar nee, ik wil nog meer zien van Wieringen.
Het is kwart voor vijf en ik droom van patat met pindasaus en rauwe uitjes, met een pilsje erbij. Daar doemt Bistro Lutje op aan Lutje’s strand, precies het soort gelegenheid waar ze dit soort maaltijden verkopen. Ik moet nu wel naar binnen, een plekje langs het raam met uitzicht op het stormachtig Amstelmeer, waar mijn wens geheel in behandeling wordt genomen.
De patat wordt gebracht in een plastic bakje en aan de manier waarop zij het voor mij neerzet weet ik dat het niet gaat smaken. Waarom houden mensen die niets met eten hebben zich ermee bezig? Dat begrijp ik nooit. De serveerster gaat zitten om haar eigen avondeten te gebruiken. Waarschijnlijk om de drukte voor te zijn. Haar dochtertje(?) vouwt servetten. Het interieur bestaat uit bric á brac’s die overal zijn gevonden, zoals een zwarte zanger achter een piano, een etalagepop, een plaatje waarop de solex wordt aangeprezen: ‘zuinig in onderhoud’.
Ik duik een paadje in, omzoomd door bomen, de wind ruist in de bladeren, de zon schijnt en nu ik niet langer langs zee loop heb ik warm. Ik neem een afslag naar het dorpje Westerland en fotografeer de kerk. Tegen de muur ontdek ik een afbeelding van St.Nicolaas. Het is vijf uur en ik heb nog zeker een derde van mijn wandeling af te leggen.
Langs glooiend land bereik ik De Hoelm, weer een dorpje. Hier pik ik de dijk weer op, ik volg de dijk tot ik bij een bordje kom met een aanduiding dat hier Noordhollandpad loopt. Ik klim over het hek; de dijk kronkelt door het landschap met rechts het Amstelmeerkanaal en links, aan de kant van het eiland: een sloot. Langs de voormalige zeekant is op sommige plekken nog de betonnen beschoeiing zichtbaar.

 
Ik loop tussen de schapen, tot ik kom bij de polder Waard-Nieuwland; hier splitst zich de dijk. Het stuk dat al het langst in onbruik is, begint hier en dat is te zien: De dijk is ongelijk en je moet oppassen bij het lopen. Bovendien is de dijk niet gemaaid of begraasd door schapen.
Ik volg het onregelmatige dijklichaam. Soms is de dijk ondergraven en meen ik wier te zien die volgens de info-borden tegen de dijk is gelegd. De dijk is een monument sinds 1986 en blijkbaar vindt onderhoud niet plaats.
 
 
 
De dijk wordt even onderbroken omdat de familie Rotgans hier een melkveehouderij runt en hun woonhuis is gebouwd op de geslechte dijk. Het is inmiddels half acht. Verder volg ik de dijk tot ik een bord zie met ‘welkom op de wandelroute’, maar de weg is versperd door prikkeldraad. Als ik even beter kijk blijkt de route, het Noordhollandpad aan de andere kant van het water de dijk verder te volgen. Ik volg het water, met aan de overkant een bungalow park. Nog een hoekje om en ik sta voor de A7. Het is acht uur, kan ik de bus van half negen halen?
Eerst moet ik uitzoeken hoe ik verder kan lopen. Er is een tunnel onder de autoweg door en ik kom langs de Zuiderhaven. Een weg met weinig verkeer, die langs de haven en jachthaven loopt. Langs het hek naast me grazen paarden, er staan bosjes en zie ik het goed? Daar loopt nog steeds de oude dijk. Ik volg de weg tot prikkeldraad de weg versperd voor de paarden, de dijk is dan dichtbegroeid en nog nauwelijks op te merken.
Mijn interesse gaat niet langer naar de dijk uit; ik wil de bus halen, maar waar is het busstation? De N99 komt hier uit en gaat met een viaduct onder de A7 door.  Ik zie daar de bussen, dus daar moet ik naartoe, onder het viaduct door. Het is vier minuten over half als ik het busstation bereik, dat er weer verlaten bijligt. Ik moet uur wachten, want alle bussen vertrekken op dezelfde tijd.
Ik besluit nog even Den Oever in te lopen om te kijken of het al vloed is geworden. Bovenop de dijk staat nog steeds wind, al is die wel afgenomen. Maar water en golven zie ik nog steeds niet; het wad ligt er zompig bij. Meer dan twintig minuten heb ik niet, ik moet weer terug naar de bushalte. Het kwartier dat ik nog moet wachten besteed ik aan het opnieuw vlechten van mijn haar dat door de wind los is geraakt.
Ik neem de bus naar Hoorn en op de parkeerplaats bij Abbekerk kan ik snel een foto nemen van de ondergaande zon. Een Ethiopische familie, mevrouw met vijf kinderen stapt hier uit. Ik blijf achter als enig passagier samen met een alsmaar telefonerende jonge dame achter mij. In Hoorn stappen wij in dezelfde trein maar ik zorg ervoor in een andere coupé te gaan zitten. Onderweg naar Amsterdam valt het duister in. Om elf uur bereik ik CS.
 
 
 
 
 
 
 
 

zondag 2 augustus 2015

Regenwandeling langs de Linge.


Een stevige wandeling, dat is het plan: 22 kilometer lang en langs de Linge. Dit is het gebied waar in het voorjaar de fruitbloesems bloeien. Dan zal er nu wel fruit zijn aan de bomen? Of fruit te koop langs de wegen.

De buienradar voorspelt een enkel buitje, zal wel meevallen. Wel is de temperatuur laag, rond 18° C, al met al prima weer voor een wandeling. Onze trein zal vertrekken om 9.53. Twintig minuten voor dat tijdstip ben ik al op het centraal station. Als mijn wandelmaat ook vroeger is, wat ik verwacht, kunnen we een trein eerder nemen. Ware het niet dat het mededelingenbord aangeeft dat die trein niet rijdt. Er knipperen blokjes: 5 minuten vertraging, 20 minuten vertraging, even later is het al 30. Er is iets stevig mis met de treinen.

Mijn wandelmaat arriveert, wij begroeten elkaar en lopen de trap op naar het perron. We proberen van de borden te begrijpen of onze trein gaat, op het bord met vertrektijden wordt hij aangegeven, maar even later niet meer. Op het perron waar wij zouden vertrekken komt een trein binnen die volgens de borden naar Den Helder zal gaan. De volgende trein zal de sprinter naar Alkmaar zijn volgens het bord.

Naast ons zit een medewerker van NS op zijn computer te zoeken. De mensen op het perron beginnen zich naar hem te wenden en wachten. De trein naar Nijmegen kan hier niet binnenkomen, volgens hem want dan moet deze trein eerst weg. De trein beweegt echter niet en niemand stapt in, tot de mededeling op de borden verschijnt dat het wel onze trein is. Passagiers stappen in maar niet degenen die rond de NS-medewerker staan. Deze belt inmiddels met een collega die het ook niet weet. Er verschijnt nu zelfs een mededeling over een trein van een uur geleden.

Het is aller grappigst, zoals de techniek hier op hol slaat. Op het perron naast ons rijdt een trein binnen: en de NS-medewerker zegt dat het de onze is. Inderdaad staat er ‘Nijmegen’ op de trein. Zo halen we onze trein en de medewandelaarster complimenteert de NS-medewerker, met zijn koelbloedig en standvastig optreden, wat haar een bedankje oplevert.
11.40 Tussen de appelbomen door is net zichtbaar: de Linge.
 

We hebben onze trein gehaald maar omdat er toch een ietsje vertraging is ontstaan, moeten we op station Utrecht hollen om de trein naar Geldermalsen, die vanaf een ver afgelegen perron vertrekt, te halen. Het lukt. De regendruppels trekken lange strepen langs de ramen van de trein. Geeft niet, het buitje zal wel overgedreven zijn als onze wandeling begint.

We maken alweer wat mee: de conducteur ontdekt iemand die niet heeft ingescheckt.  Anders dan voorheen geeft hij geen boete en wordt ook niet boos omdat buitenlanders weer zo stom zijn. Nee, hij neemt de OV-kaart mee om de historie te gaan bekijken. Hij komt terug met de mededeling dat eerder op de kaart werd gereisd en toen niet is uitgescheckt. Hij zegt ook voor de reiziger te hebben ingescheckt. Het is nieuw dat NS-medewerkers kunnen ingrijpen in de systemen. Bij Amsterdam is een vrachtauto tegen een spoorbrug gereden, zo weet hij te vertellen. Dat was dus de reden van de verstoring in Amsterdam.

Het fietspad langs de treinrails is omzoomd met bomen, daarom wachten we nog met het aantrekken van de regencapes. Maar als we meer open terrein bereiken moeten de capes tevoorschijn komen. Over een brug bereiken we de Linge. Zullen we koffie drinken, in de hoop dat de regen wegtrekt? Het wandelmaatje vindt het nog niet nodig, ze wil wel in de regen lopen. Zo begint onze tocht langs de Linge.

We lopen over de Lingedijk; er ligt een geasfalteerde weg op die is omzoomd met appel- en perenbomen. Hoeveel de commerciële teelt lage struiken zijn, worden de bomen in ere gehouden. Ze zijn oud, geknot en op de plaatsen waar de bomen zijn gestorven staan nieuwe loten. Precies als de regen even opklaart bereiken wij de Hoenderik.

De Hoenderik moet wel eigendom zijn van een ondernemend persoon. Het is een fruitkwekerij die tegelijk winkel en horeca heeft, kamers en fietsen verhuurt, je kunt er bedrijfsuitjes boeken. Als wij de grenen houten horeca-ruimte binnenstappen is er niemand behalve de vrouwen die er werken. De kersen kosten er € 5 voor een bakje. Het lijkt alsof men dat heeft afgesproken, want overal zijn de kersen te koop in hetzelfde bakje en tegen dezelfde prijs.
12.56 Je zou niet verwachten dat hier iemand woont, toch schijnt de bewoner een tuin te hebben.
 

Mijn wandelmaat houdt niet van kersen, wij laten het kersenbrood liggen, dat bij de koffie wordt aangeboden. In plaats daarvan nemen we appelgebak. Een aanrader! De koffie is niet geweldig bij de Hoenderik, maar het appelgebak wordt gebakken door iemand met kennis van zaken. Als we vertrekken komt een buslading bejaarden binnen, ze krijgen allemaal een snee kersenbrood aangereikt, nog voor ze zelfs een zitplaats hebben gevonden. We laten de drukte achter ons en vervolgen onze weg over de dijk langs de Linge.

Bij Mariënwaerdt slaan we linksaf, landinwaarts. We hopen het landhuis te zien te krijgen, maar voor ons strekken zich enkel weiden uit met boerderijen. Omdat we de route niet willen verlengen en ook omdat het weer miezert, keren we terug naar onze oorspronkelijke route. Tussen de bomen door zien we een paardenevenement: een springparcours, wagentjes bespannen met paarden. Door de regen lijkt er weinig animo van toeschouwers.

Onder het viaduct van de A2 door komen we in het plaatsje Beesd. We lopen langs de Voorstraat, langs de kerk van Beesd; de straat word geflankeerd door leibomen. Koffie? Voor mijn wandelmaat hoeft het nog niet, maar even uit de regen, mijn voeten zijn nat omdat de schoenen doorlekken. Ik neem koffie in een ijssalon; zij een ijsje. Ergens komt het geluid van een radio: om vier uur wordt het droog, vangen we op. Die regen was niet voorspeld, noch zichtbaar toen ik ’s ochtends de buienradar bekeek.

We steken de Linge over en dalen af naar het plaatsje Rumpt. We volgen de slinger van de rivier. Het valt op dat hier veel walnootbomen langs de weg groeien. En veel appel- peren- en pruimen, niet alleen lage struiken voor commercieel gebruik,  maar in tuinen en langs de weg.

Rhenoy laten wij liggen, we lopen er langs een snelweg. De medewandelaarster vraagt hier de kaart te zien. Wordt de weg weer mooi, wil ze weten. Het is even doorzetten, dat stukje snelweg, spoedig komen we bij het tunneltje onder de weg door, dat ons terugbrengt op de dijk langs de Linge.
15.42 Appels en peren aan dezelfde boom.

15.47 De scheefstaande toren van Acquoy, met kerk uit de achttiende eeuw.
 

De zon laat zich zien. De regencapes kunnen worden opgeborgen. We zoeken een verlaten en overgroeid stukje oever, waar we een boterham eten. Het trappetje is steil en bedekt met bladeren. Er staat een bankje maar door de verwaarlozing ziet het er minder privé uit, zodat we er plaats durven nemen.

Acquoy komt in zicht. Hier begint het raadsel van de torens die niet zijn afgebouwd. De toren van Acquoy heeft twee geledingen, ooit waren het er drie en al tijdens de bouw ging hij verzakken, lezen we op het bordje. In elk dorp zie je zo’n toren in Kempische bouwstijl, en niet afgemaakt. Pas in Asperen wordt duidelijk hoe de torens eruit hadden moeten zien.

De pruimen zijn rijp; er groeien pruimenbomen langs de weg en pruimen worden hier in een stalletje te koop aangeboden. Eerst nog passeren we Fort Asperen. Kunstenaars hebben het fort proberen te versieren. Zo ligt er een ‘joint strike fighter’ op ware grootte gemaakt van roze plastic. Asperen heeft verdedigingswerken en de route voert ons rondje het stadje en langs de wallen. Tot we bij nummer 5, in het zicht van de kerktoren nogmaals halt houden voor het eten van een snack.
16.34 Dorpsstraat van Asperen, met kerktoren die wel werd afgebouwd. Zo hadden de torens er dus uit moeten zien.
 

In Leerdam eindigt onze wandeling. Het is over zevenen: etenstijd. Ik wil soep eten alvorens de treinreis te aanvaarden. De medewandelaarster wil patat. We vragen aan de jongen in het bruine café aan de Markt (Kerkstraat 33) of hij soep heeft. Hij zegt dat hij een boerengroentesoep heeft. Lekker? Die vraag moet ik niet stellen, begrijp ik. Zelf maar ontdekken. De wandelmaat vraagt of zij bij me mag zitten zonder iets te bestellen. We zien hoe hij maaltijden serveert aan een andere tafel; er zit patat bij. Ik moedig de wandelaarster aan te vragen of hij voor haar geen patatje oorlog kan doen.

Dat wil zij niet, want dan komt het op een bordje en dan betaal je er zo € 4,50 voor, terwijl in de snackbar aan de overkant het 2 euro kost. De soep komt vergezeld van twee sneden bruin brood en een schaaltje pesto, wat ik nog het lekkerst vind. Halverwege mijn maaltijd zegt de wandelaarster dat zij naar de overkant voor haar eten. Als ik heb afgerekend, naar het toilet ben geweest ga ik ook naar de snackbar. Zij zit te wachten; de mensen van de snackbar hadden het erg druk omdat zij telefonisch bestellingen binnen kregen.

Het bakje friet komt en zij zegt dat de patat vreemd smaakt. Wij ontleden een patatje: het heeft een dikke gele korst met daarbinnen iets dat wit is en sponzig. De eigenaren van de snackbar zijn Chinezen en de wandelaarster merkt op dat Chinezen van alles door het eten doe. Toch eet zij haar patat op.

We moeten nog even verder lopen naar het station; waar de trein al spoedig aankomt, zo rijden we in tien minuten het stuk terug naar Geldermalsen waar we de hele dag over deden, al wandelend. In Geldermalsen behoeven we niet lang te wachten en in Utrecht ook al niet. NS heeft alle vertragingen van de dag alweer opgelost.