Om tien uur zit ik in de trein. Ik moet wel vroeg gaan want
de afstand naar Den Oever vereist veel reistijd en de wandeling rond het
voormalig eiland is een pittige. In Alkmaar mis ik bijna de Q-liner, die niet
vertrekt vanaf het punt dat ik me herinner.
De bus moet wachten eer hij de weg op kan rijden, ik loop snel naar de
zijkant van de bus. De chauffeur kijkt opzij en ik houd mijn Ov-kaart omhoog.
En de deur gaat open. Ik bedank en zoek snel een plaatsje, riemen zijn in deze
lange afstand bus verplicht.
Na een uur arriveren we op het busstation in Den Oever. Zou
Den Oever koffie gelegenheid hebben? Daarvoor moet je naar het centrum van een
dorp c.q. stadje; het lastige van Den Oever is dat het geen kerk schijnt te
hebben. Op goed geluk volg ik de Robbenoordstraat, linksaf Zwinstraat en ik kom
uit bij een molen uit 1654. Hier vindt je café Flying Dutchman, dat gesloten is
en een cafetaria dat om twaalf uur open gaat. Het is kwart vóór twaalf.
Ik besluit alvast de dijk op te gaan zoeken, loop onderweg
binnen bij toeristeninfo. Daar word ik niet veel wijzer van: dijk volgen, zegt
zij, koffie op de camping bij Stroe. Zij wenst mij een ‘prettige dag’. Terug
naar snackbar Smultaria voor een kopje koffie. Iedereen groet mij in Den Oever.
Als ik de Hofstraat doorloop en linksaf sla naar de
Nijverheidsstraat afloop kom ik bij de haven. Er is bijna niemand op straat;
het waait hard. Op de dijk heb ik uitzicht op de haven met vissersboten, een
pier en in de verte de Afsluitdijk. Ook staat er een monument voor de verdwenen
vissers. Ik loop een stuk de pier op om
een ander uitzicht op de haven te krijgen. In de verte zie ik wel een kerk, nog
steeds Den oever of een ander plaatsje?

 |
De Michaël
kerk van Oosterland op Wieringen.
Ik begin het zware dijklichaam af te lopen, optornend tegen
de krachtige wind. De toren van de kerk komt steeds dichterbij en ik ontdek dat
het de kerk van het plaatsje Oosterland is. Een robuuste toren, zoals je zou
verwachten op land dat oud is en heel lang werd bewoond. De kerk heet Michaëls
kerk en er worden concerten in aangekondigd. Het is één uur en ik ben aan lunch
toe, een plekje uit de wind langs de heg van een woonhuis, daar zet ik me neer.
Een man op een fiets komt aanrijden om te kijken wat ik daar doe. Blijkbaar is
hij gerustgesteld want hij draait om.
Een half uurtje later vertrek ik uit Oosterland. Het is
blijkbaar eb, het water staat laag en er liggen dikke pakketten zeewier, in
groene en zwarte kleuren. Soms zijn er inhammen in de dijk; daar staan extra
palen om de aanstormende golven op te vangen bij stormweer. Op regelmatige
afstanden steken pieren in de zee, maar ze bestaan uit stompjes van houten
palen. Overblijfselen uit de tijd toen de zeewering uit houten palen bestond,
vóór de paalworm zijn intrede deed?
Een fietser komt mij tegemoet, zonder te trappen blaast de
wind hem over het brede asfalt.
Ik verwissel het asfalt van de dijk langs de zee voor de top
van de dijk, die begrast is en beweid wordt door schapen. Zo krijg ik uitzicht
op Hollands welvaren: de boeren van Wieringen. Het loonbedrijf is er aan het
werk, tot mijn verbazing worden pakjes geslagen. Ik dacht dat boeren alleen
maar inkuilden tegenwoordig: die balen met donker plastic erom heen die je zo
vaak op het land ziet liggen. Hier wordt ouderwets hooi in pakjes geslagen en
de pakken hooi worden met een tractor met vorkhef op een wagen getild. In het
volgende weiland is een tractor bezig het verspreid liggende hooi in rijen te
vegen.

Ik bereik de camping/bungalowpark van Stroe en daar vind ik
restaurant “Bij Ons Thuis’, waar ik binnen koffie bestel. Het is half vier als
ik de Marskedijk langs Hippolytushoef afloop; een saai recht stuk dijk. Een
bomenweggetje voert naar het dorp. Het is verleidelijk er niet even een kijkje
te nemen, maar dan schiet mijn wandeling helemaal niet meer op. Onderaan de
dijk – om enigszins te ontsnappen aan de harde wind - eet ik een paar
boterhammen. In de verte doemt land op: het moet de punt zijn waarop Den Helder
ligt. Er is geen branding, maar wad dat droog ligt. Is het nog steeds eb?
Ik nader het einde van het eiland Wieringen, dat deel
uitmaakt van de Gemeente ‘Hollands kroon’, zoals overal bij de dorpjes
aangegeven staat. Ik loop om de camping heen, de dijk wijkt hier naar binnen.
Dan zie ik de voetgangersbrug over de N99 en aan de overkant een
oorlogsmonument. Ik beklim het trappetje; het is er heerlijk rustig, onder de
ruisende bomen merk je niets van de harde wind. Als ik de kaart raadpleeg blijkt
dat ik nog iets verder moet lopen om het Amstelmeer te bereiken.
De wind ruist in de bomen; de zon schijnt en links van mij
ligt een hellend maïsveld. Hier is duidelijk dat Wieringen een hoogte vormt,
een keileemplateau daar neergelegd tijdens de laatste ijstijd. Het water klotst
tegen de oever van het Amstelmeer. Hier is een bushalte, een bus naar Den oever
rijdt hier en de bus komt over een minuut. Maar nee, ik wil nog meer zien van
Wieringen.
Het is kwart voor vijf en ik droom van patat met pindasaus
en rauwe uitjes, met een pilsje erbij. Daar doemt Bistro Lutje op aan Lutje’s
strand, precies het soort gelegenheid waar ze dit soort maaltijden verkopen. Ik
moet nu wel naar binnen, een plekje langs het raam met uitzicht op het
stormachtig Amstelmeer, waar mijn wens geheel in behandeling wordt genomen.
De patat wordt gebracht in een plastic bakje en aan de
manier waarop zij het voor mij neerzet weet ik dat het niet gaat smaken. Waarom
houden mensen die niets met eten hebben zich ermee bezig? Dat begrijp ik nooit.
De serveerster gaat zitten om haar eigen avondeten te gebruiken. Waarschijnlijk
om de drukte voor te zijn. Haar dochtertje(?) vouwt servetten. Het interieur
bestaat uit bric á brac’s die overal zijn gevonden, zoals een zwarte zanger
achter een piano, een etalagepop, een plaatje waarop de solex wordt
aangeprezen: ‘zuinig in onderhoud’.
Ik duik een paadje in, omzoomd door bomen, de wind ruist in
de bladeren, de zon schijnt en nu ik niet langer langs zee loop heb ik warm. Ik
neem een afslag naar het dorpje Westerland en fotografeer de kerk. Tegen de
muur ontdek ik een afbeelding van St.Nicolaas. Het is vijf uur en ik heb nog
zeker een derde van mijn wandeling af te leggen.
Langs glooiend land bereik ik De Hoelm, weer een dorpje.
Hier pik ik de dijk weer op, ik volg de dijk tot ik bij een bordje kom met een
aanduiding dat hier Noordhollandpad loopt. Ik klim over het hek; de dijk
kronkelt door het landschap met rechts het Amstelmeerkanaal en links, aan de
kant van het eiland: een sloot. Langs de voormalige zeekant is op sommige
plekken nog de betonnen beschoeiing zichtbaar.


Ik loop tussen de schapen, tot ik kom bij de polder
Waard-Nieuwland; hier splitst zich de dijk. Het stuk dat al het langst in
onbruik is, begint hier en dat is te zien: De dijk is ongelijk en je moet
oppassen bij het lopen. Bovendien is de dijk niet gemaaid of begraasd door
schapen.
Ik volg het onregelmatige dijklichaam. Soms is de dijk
ondergraven en meen ik wier te zien die volgens de info-borden tegen de dijk is
gelegd. De dijk is een monument sinds 1986 en blijkbaar vindt onderhoud niet
plaats.

De dijk wordt even onderbroken omdat de familie Rotgans hier
een melkveehouderij runt en hun woonhuis is gebouwd op de geslechte dijk. Het
is inmiddels half acht. Verder volg ik de dijk tot ik een bord zie met ‘welkom
op de wandelroute’, maar de weg is versperd door prikkeldraad. Als ik even
beter kijk blijkt de route, het Noordhollandpad aan de andere kant van het
water de dijk verder te volgen. Ik volg het water, met aan de overkant een
bungalow park. Nog een hoekje om en ik sta voor de A7. Het is acht uur, kan ik
de bus van half negen halen?
Eerst moet ik uitzoeken hoe ik verder kan lopen. Er is een
tunnel onder de autoweg door en ik kom langs de Zuiderhaven. Een weg met weinig
verkeer, die langs de haven en jachthaven loopt. Langs het hek naast me grazen
paarden, er staan bosjes en zie ik het goed? Daar loopt nog steeds de oude
dijk. Ik volg de weg tot prikkeldraad de weg versperd voor de paarden, de dijk
is dan dichtbegroeid en nog nauwelijks op te merken.
Mijn interesse gaat niet langer naar de dijk uit; ik wil de
bus halen, maar waar is het busstation? De N99 komt hier uit en gaat met een
viaduct onder de A7 door. Ik zie daar de
bussen, dus daar moet ik naartoe, onder het viaduct door. Het is vier minuten
over half als ik het busstation bereik, dat er weer verlaten bijligt. Ik moet
uur wachten, want alle bussen vertrekken op dezelfde tijd.
Ik besluit nog even Den Oever in te lopen om te kijken of
het al vloed is geworden. Bovenop de dijk staat nog steeds wind, al is die wel
afgenomen. Maar water en golven zie ik nog steeds niet; het wad ligt er zompig
bij. Meer dan twintig minuten heb ik niet, ik moet weer terug naar de bushalte.
Het kwartier dat ik nog moet wachten besteed ik aan het opnieuw vlechten van
mijn haar dat door de wind los is geraakt.
Ik neem de bus naar Hoorn en op de parkeerplaats bij
Abbekerk kan ik snel een foto nemen van de ondergaande zon. Een Ethiopische familie,
mevrouw met vijf kinderen stapt hier uit. Ik blijf achter als enig passagier
samen met een alsmaar telefonerende jonge dame achter mij. In Hoorn stappen wij
in dezelfde trein maar ik zorg ervoor in een andere coupé te gaan zitten.
Onderweg naar Amsterdam valt het duister in. Om elf uur bereik ik CS.
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten