donderdag 23 april 2015

Wandeling die zijn doel niet haalde.


Een wandeling in de voetsporen van Vincent van Gogh; daar heb ik me voor opgegeven. De begeleidster heeft wandelingen ontwikkeld rond plekken waar Van Gogh werkte en woonde; zij heeft een boekje uitgegeven waarin de wandelingen zijn beschreven. Haar doel: wandelen aanmoedigen en bevorderen.

We verzamelen bij het treinstation. Een deelnemer – de enige man in het gezelschap – rijdt auto, drie vrouwen achterin, beetje krap met je hoofd dat het dak raakt.  De rit duurt anderhalf uur. De zon schijnt; het belooft een mooie aprildag te worden.

Als start is een bezoek aan het Vincentre gepland. Het wordt gerund door vrijwilligers; mannen en vrouwen van onze leeftijd, ontspannen aan hun bezigheden. We drinken er koffie en daarna is er een half uurtje om rond te kijken. Als je de verzamelde brieven van Vincent van Gogh hebt gelezen, zoals ik, helpt het herinneringscentrum om je geheugen op te frissen.

Om twaalf uur hebben we afgesproken gaan we beginnen aan de wandeling. Op het plein staat een standbeeld van Vincent van Gogh, zoals hij eruit moet hebben gezien op zijn wandelingen die hij maakte om inspiratie op te doen. We stoppen bij de eerste informatiepaal, drukken op de knop en Vincent zelf licht je in over de voorvallen op de bewuste plek.

De wandeling voert langs populierenlanen, die je terug vindt op de schilderijen, ontluikend in het vroege voorjaar. De natuur is hier net iets verder dan in het noorden. Paardenbloemen laten hun gele kopjes zien in het gras. Een appelboom vertoont zelfs enkele toefjes bloesem. We sjouwen verder, geleidt door de route-aanwijzingen uit het boekje van de begeleidster.

Klein protestants kerkje in een katholiek dorp. Hier preekte de vader van Vincent op zondagen. De protestanten kwamen uit het noorden, werkten voor de overheid en moesten het smokkelen tegengaan.
 
 
 
Ongeveer een uur en een lunchpauze op een picknick bankje verder, protesteert plotseling één deelneemster tegen de lengte van de route. Zij had begrepen dat de wandeling maximaal 10 kilometer zou zijn. De begeleidster geeft toe niet nauwkeurig te zijn geweest in haar informatie. Kunnen we niet iets in Nuenen gaan doen, stelt de deelneemster voor. Ze voegt eraan toe eigenlijk om zes uur thuis te willen zijn; zij moet nog werken. Nee, ze heeft geen afspraak, gewoon freelance.
Ik protesteer; ik zeg er niets voor te voelen in Nuenen te gaan rondhangen; ik wil de wandeling doen. Voor de wandeling kwam ik. De deelneemster kan nu kiezen: of zij loopt tegen haar zin en misschien zonder dat haar voeten het aan kunnen, met ons mee, of zij gaat alleen terug naar Nuenen en probeert zich daar te vermaken. Zij kiest voor het laatste. We wachten op een geschikte afslag en zij neemt afscheid.
 
Toen waren er nog vier wandelaars over. Het geeft een wat onvoldaan gevoel: je vertrekt met een groepje en hoopt gezamenlijk iets te beleven of te voltooien waar je met een tevreden gevoel op terug kunt kijken. En ja, aan wie ligt het dat het hier mis gaat? Aan de begeleidster die niet de juiste informatie gaf of de deelneemster die zich opgaf zonder te weten waar ze aan begon?
Wij lopen naar Molen Opwetten; zo’n oude molen naast een riviertje met een groot rad waar het water overheen loopt. Ook deze molen werd door Vincent getekend, we zien de tekening in het boek dat de begeleidster in haar rugzak meedraagt. In de Molen is een bruiloft gaande, maar wij kunnen op het terras terecht, ondanks de bewolking is de temperatuur is mild genoeg. We drinken koffie en delen petitfours.
Als we verder lopen stuiten we op bruiloftsgasten die aan ons de weg vragen. We lopen richting Nuenen en al snel bevinden we ons in de nieuwbouw wijken rond het dorp. Het is pas drie uur en ik merk op dat de wandeling toch niet zo lang is geworden. Drie uur met pauzes, we kunnen wij niet meer dan 10 kilometer hebben afgelegd. Dan schiet me iets te binnen: die Middeleeuwse toren, die Vincent een aantal keren heeft geschilderd, die hebben we niet gezien. “Die was nog drie kilometer verder, dan waren we nog meer tijd kwijt geweest.”
We bereiken het plein weer en gaan op zoek naar de wandelaarster die eerder terugkeerde. We ontdekken haar op een terras, vlak langs de drukke verkeersweg. Ze heeft net koffie besteld maar die is nog niet gebracht. Uit arren moede gaan we ook op het terras zitten hoewel we nog niet lang geleden koffie in de Molen dronken. Om enigszins aan de verkeersdrukte te ontkomen kiezen we plaatsen op een hoekje. Ik bestel thee.

Achterkant van de pastorie, waar de ouders van Vincent van Gogh woonden. In een van de gebouwtjes achter het huis had Vincent een tijd lang zijn atelier.
Het doel is nu vóór de spits terug te zijn in Amsterdam. Dat doel wordt in ieder geval gehaald. Dat laatste kopje thee, op dat tochtige terras krijgt nog een staartje: de volgende dag loop ik krom van de spit.
 
 
 
 

woensdag 15 april 2015

Wandeling langs het Brekkenpaad.


De eerste warme dag na een koele start van het voorjaar. De zon schijnt, wit licht door een lichte nevel. De weiden beginnen groen te kleuren, met toefjes geel van bloeiend speenkruid. Speenkruid, je ziet het steeds meer en het is de vijand van de boeren want de pollen overwoekeren het land en verdringen het gras. Wij, vriendin en ik, zoeken ons een weg door de weiden en langs de rietkraag van een poel. De eerste rietkraag, want dit land wemelt van de meren en poelen.

We passeren een boerenerf. De stilte van de ochtend wordt verstoord door een giertank met trekker, die gier staat te laden. De berijder is niet aanwezig, zeker even een kop koffie gaan pakken. Even later rijdt hij ons voorbij met volle tank om over het land uit te rijden. We moeten een vaart oversteken, omdat de enige brug in het gehucht ligt lopen we er naartoe. We passeren het dorpsschooltje, kortgeleden verkocht voor bewoning, nu de kinderen in de naburige stad naar school gaan. Het voormalig Gereformeerde kerkje, is al jaren in gebruik als woning en wordt bewoond door een voormalig klasgenoot.

We nemen afslag Kooidyk. In de verte ligt het langgerekte grote meer. Eigenlijk is dit gebied een landtong ingeklemd tussen meren en vaarten. Het gebied wordt de Hel genoemd. Het is er druk: een veewagen passeert, een vrachtauto met veevoer, personenauto’s, telkens stappen we van de weg af om iemand te laten passeren. Ook wordt er gewerkt aan de bermen van de weg. Onze winterjassen hebben we uitgetrokken, te warm.

Na een uur lopen bereiken we de overzet over de vaart die van het gebied een schiereiland maakt. We vrezen de pontbaas een beetje, een nieuwsgierige, gepensioneerde oude heer, die behalve een euro ook nog vermaakt wil worden voor het verlenen van de dienst, zo lijkt het wel. Maar de pontbaas heeft het druk en zijn aandacht is gevestigd op mensen aan de overkant, die hem aanroepen.

We bereiken het watersportplaatsje en strijken neer op het terras van de Herberch. Als we allebei naar het toilet zijn geweest en voorzien van koffie vertel ik aan mijn vriendin hoe ik de vraag heb gesteld waarom ik hier ben.
   “Waarom je nu aan het water, op het terras van de Herberch zit?”
   “Nee, ik bedoel: op deze wereld.” Die vraag stelde ik de avond ervoor; en het antwoord fibreerde vanaf de boerderijen en van de weiden in de verte, in de vallende avond: “Nou, dat moet nu eenmaal.” Het antwoord roept bij mij de vraag op wat er dan leuk aan is. Ik denk; ik weet dat ik in de andere wereld gelukkiger zal zijn.

   “Welke andere wereld?”
   “Die waar we vóór onze geboorte deel van uitmaken en waar we na onze dood weer naar teruggaan.”
   “Maar hoe weet je dat je daar gelukkiger zou zijn?”
   “Ik weet het wel zeker.”
De grutto’s roepen, de langgerekte roep van de tureluur, de schrille schreeuw van de wulp. Maar de meeste vogels om ons heen zijn zeemeeuwen. We lopen de weg naar Oudega, deze weg ken ik niet, niet eerder liepen we deze route. We klimmen over een hek met bordje “verboden toegang”. Het is een gemaaltje, op het rooster gaan we zitten om onze boterhammen op te eten.

   “Hoe weet je dat je in de andere wereld gelukkiger zou zijn?”
   “Omdat ik hier ben, zal ik het hier leuk moeten proberen te vinden.” Dat valt me moeilijk. Ik heb gebitsproblemen: een afgebroken tand, een ontsteking die eigenlijk niet zo erg is maar tegelijk weigert weg te gaan. Zodra dingen tegenzitten in mijn leven, komt de vraag naar boven: waarvoor ik het allemaal doe.

We bereiken Oudega, een sympathiek plaatsje aan de Brekken. Hier begint het Brekkenpaad, een smal fietspad dat de dijk langs het meer volgt. We lassen nog een pauze in, gezeten op de keien die als oever beschoeiing dienst doen, met uitzicht over de watervlakte en in de heiige verte de silhouetten van boerderijen aan de overkant. Ik vertel over een meisje dat klant bij mij wil worden. En hoe zij er niet in slaagt haar boekhouding over te dragen, hoewel ze het zelf ook niet kan. Sommige mensen zijn zo: ze vinden dat ze het zelf moeten kunnen maar er komt niets van terecht en uit handen geven lukt ze ook niet.

   “Waarom heb jij die mensen? Laatst had je ook zo iemand…” Inderdaad, voor iemand boekte ik driekwart van het jaar in, maar de persoon luisterde niet naar adviezen die ik gaf, meende alles beter te weten. Tot ik ermee kapte, nu is hij nog op zoek naar iemand om zijn financiën te verslaan. Wij delen een appel en gooien de schillen in het water. De golfjes kabbelen tegen de brokken steen. De wind steekt op; het wordt koeler en wij vervolgen onze wandeling langs het meer.

Tussen het riet ontdekken we een aanlegsteiger, met minstens tien ligplaatsen voor boten. Het bordje op de steiger vermeld dat men maximaal drie nachten mag liggen. Ook het aantal fietsers op het smalle pad zal ongetwijfeld toenemen en ’s zomers zal het best druk kunnen worden. Wat blijft zijn de groene weiden, de rietkraag en het kabbelende water van het meer.

We passeren opnieuw een dorpje, kruisen de spoorlijn en dan zien we: IJsboerderij Margje 24, ijs gemaakt van melk van eigen koeien. Daar hebben we net trek in. We eten onze bolletjes chocolade ijs op een stenen muurtje met de poes kroelend tussen ons in.

woensdag 8 april 2015

Paaswandeling naar heilige plaatsen.


Op de vroege ochtend van de tweede Paasdag ben ik onderweg naar het station. Een dik pak grijze wolken bedekt de lucht. Het koele weer van de afgelopen weken houdt nog aan: een warme trui trok ik aan. Opnieuw is het doel: Heiloo, maar of er die kleurenpracht van de bollen te bewonderen zal zijn waar ik me vorig jaar zo over verwonderde? 

Bij het koffiehuis voor het treinstation verzamelt zich de wandelgroep: een grote groep heeft zich aangemeld voor de paaswandeling. Als we bij de ingang van het station zien dat onze trein vijf minuten vertraging heeft, besluiten twee mensen te pinnen. Banken staat sinds enige tijd het machtigingen van clubs en verenigingen niet meer toe, dus moet je contanten bij je hebben. Helaas heeft de trein zijn vertraging net ingehaald, bijna twee deelnemers kwijt. Op Sloterdijk stappen nog twee deelnemers in.

Op station Heiloo wachten deelnemers vergezeld van een hond. De grote groep, met hond begeeft zich door de straten van Heiloo, op zoek naar rustige fiets- of voetpaden. We volgen de Heilooër zeeweg. Om niet langs de weg te hoeven lopen volgen we het paardenspoor, veronderstellend dat er op de ochtend geen paarden zullen zijn. Tot we op een meisje te paard stuiten, een niet al te ervaren amazone met een schril paardje, dat meteen schrikkerig wegspringt bij het zien van een wandelaar met die grote wandelschoenen op zijn pad. De berijdster wordt vergezeld door een vrouw op de fiets, misschien haar moeder. De begeleidster is niet over ons te spreken. Wat doen wij op het paardenspoor, wij zijn toch geen paarden?
We volgen de zeeweg; we lopen nu langs de rijweg. In de verte een geel veld: bloeiende narcissen. We komen door het gehucht Rinnegom en langs een statig huis genaamd ‘Koningshof’. Je wordt welkom geheten al is niet duidelijk waarvoor. Dan klimmen we over een hekje, door een weiland en zo bereiken we de duinen. De groep, met de begeleider voorop begint een duin te beklimmen en wij, - nog steeds bezig over het hekje te klimmen – worden gewaarschuwd door een fietser: “Je mag niet van de paden afwijken en de boswachter controleert erop.”  Daar komt de boswachter al aanrijden en jawel hij stopt al. De boswachter blijft heel vriendelijk: het is broedseizoen, we zouden zomaar iets kunnen verstoren. Naar toegangskaartjes vraagt hij niet. Omdat we het weiland overstaken misten we de kaartjes automaat.


We vinden een boom met een beetje luwte om een lunchpauze te houden. Plotseling staan mensen op, hijsen hun rugzakjes om en meteen volgen anderen en staat de groep al weer klaar om verder te lopen. Zo gaat dat met groepen. We volgen de Oldenborghweg, de horeca-stop is niet ver weg meer.
We bereiken de Aelbertsput en bekijken de houten beelden. Er wordt water geput voor de hond, het water uit de put is een beetje geel en de hond blieft het niet. Naast de put bevinden zich twee horeca-gelegenheden. Moet geen rekening worden gehouden met het feit dat we zo’n grote groep zijn? We lopen nog één kilometer naar Egmond-binnen, beslist de leider. ’t Wapen van Egmond-binnen’ blijkt een bruine kroeg, die we bijna voor ons alleen hebben: koffie en appelgebak.
De Abdij is open, niet alleen het voorportaal dat altijd open is, maar ook de kerk. Zwaar hangt de wierookgeur van de dienst van ’s ochtends. We bewonderen de gebrandschilderde raampjes. Een Pinetum is een tuin met fruitbomen, hier staan op alfabetische volgorde appel- en perenstruiken, allerlei rassen en onderhouden door vrijwilligers nu er géén of niet genoeg monniken meer in het klooster wonen. De monniken liggen op het kerkhof, lijkt het wel, als we langs de graven lopen, allemaal dezelfde afmetingen maar ieder met een eigen tekst.
De dag is nog niet ten einde: hier volgt het keuzemoment. Eertijds, toen we nog zondags 20 kilometer liepen was er zo’n splitsing waar mensen die minder ver wilden lopen een afslag konden nemen. Net als vroeger volgen discussies: wie wil er lang en wie gaat kort. Ga jij lang, dan ik ook. De meeste mannen gaan lang en enkele vrouwen; ook de hond gaat lang omdat het vermoeden bestaat dat de korte route – het monnikenpad is gesloten voor honden.
De Limmerweg is een verkeersweg, maar op de bewolkte Paasdag is er weinig verkeer. De lucht dreigt, maar behalve een paar druppels valt er geen regen. Wel komen we langs velden bloeiende narcis. Speenkruid bloeit en vroege madelieven. De Limmerweg gaat over in Zanddijk, een oude zeedijk ooit door monniken gegraven. Zo is het gebied doortrokken van geschiedenis en heel vroege geschiedenis.



Maar de wandeling heeft nog een verrassing in petto: de Genadekapel. De Zanddijk leidt naar een tunneltje onder het spoor door, we komen op de binnenplaats van de kapel waar alweer een put is: de Runxput. Het water heette eertijds geneeskrachtig te zijn en er is een wonder verbonden met de plek, over een Mariabeeld dat op geheimzinnige wijze terugkeerde. Het werd een bedevaartsoord. Er is ook een kapel, de wanden geschilderd in blauwe tinten. De kapel is niet verlaten: bezoekers ontsteken kaarsen en beleven de rust.





Buiten breekt de zon door. Langs een pad door het groen staan de staties opgesteld, aan het einde van het pad een openluchtkerkje met een altaar van rotsblokken waarop een gekruisigde Jezus staat. Er is een zusterklooster, een groot gebouw waar meditatieve cursussen en retraites worden gehouden. Nu begrijpen wij waarom Heiloo, Heiloo heet!

Zo’n volle dag! Volgens de route-beschrijving zouden we langs de rand van Heiloo lopen en vervolgens het dorp in naar het station. De leider besluit dat we langs het spoor blijven lopen. Maar eer we in de trein stappen pakken we nog een terras, nu het dankzij de zon een beetje opwarmt, en bestellen soep.

 
 


zaterdag 4 april 2015

Wandeling door de bollenvelden.


Verlangen naar de lente, die maar niet wil komen. Sommige bomen staan weliswaar bloei en aan narcissen en krokussen geen gebrek, maar waar blijft het zachte voorjaarsweer? Dan maar even teruggrijpen op een wandeling van vorig jaar.

Een wandeling bij Heiloo waar je dwars door de bollenvelden loopt. De wandeling plande ik voor mezelf, maar om niet helemaal alleen te hoeven lopen plaatste ik hem op een wandelsite. Dat leverde drie medewandelaarsters op. Alleen, op de ochtend van de wandeling regende het en een van de deelneemsters belde op om zich af te melden.

Op NS-station Heiloo ontmoet ik de overige twee; geen van hen ken ik. Ze stellen zich voor als Aukje en Jannie. De lucht is even opgeklaard en we volgen de Heilooër Zeeweg naar het beginpunt van de wandeling. We bereiken de parkzone die Heiloo omgeeft en hier nemen we een struinpad door het groen dat de Zeeweg volgt tot we komen bij het bord waar het dorp Heiloo ophoudt.



Hier slaan we rechtsaf en volgen de Egmonder binnenvaart, al spoedig bevinden we ons tussen velden uitbundig bloeiende tulpen. De paraplu’s leggen we neer en we pakken fototoestellen. Je kan hier tussen de bloemen lopen; ze plukken. Doen we natuurlijk niet, we beperken ons tot foto’s. Hier en daar tref je een veld van kleur één bloem van een andere kleur: niet gepland maar zomaar zo gebeurd.

We volgen de Binnenvaart, langs Gemaal Sammerspolder tot we linksaf een bruggetje over moeten steken en de Hoevervaart volgen. Aan de overzijde van de sloot volgen we nog steeds velden bollen; het geel van de tulpen op het punt van uitbloeien, zo verblindend dat het pijn  doet aan je ogen.

We komen naderen Egmond a/d Hoef en hier moet een veldje worden overgestoken waar paarden grazen. Aukje en ik vinden dat geen probleem; we wachten even af hoe de paarden op ons reageren en lopen ze voorbij. Maar Jannie weigert de paarden te passeren; zonder verder ceremonieel van afscheid nemen begint ze terug te lopen. Wij kijken elkaar aan: wandelaars die elkaar vinden via internet voelen weinig band of verantwoordelijkheid voor elkaar. Zo kan het gebeuren dat de een net een andere kant op wil. Of is de regen, die miezerig gestaag valt haar reden?

Aukje en ik vervolgens onze weg en gaan aan bij het cafétje ’t Slot voor koffie. De eigenaar echter, is op bezoek bij de buren, het duurt even eer hij erachter komt dat hij klanten heeft. Vlakbij is de ruïne van het kasteel van de graven van Egmond. De beroemdste graaf was Lamoraal, die door Philips II werd onthoofd gedurende de tachtigjarige oorlog; van hem staat er een standbeeld.

Na Egmond a/d Hoef bereiken we een weg die langs de duinen voert. Wel moeten we hier toegangskaartjes aanschaffen bij De Bleek en dat kan alleen met een pinpas. Even verderop kunnen we naar boven voor meer uitzicht. Tussen de bomen door verkrijgen we weer zicht op velden bloeiende blauwe druiven; zo eindeloos uitgestrekt is het veld, je zou denken dat de aarde hier een paarse kleur heeft.



Er is nog meer geschiedenis te beleven op deze wandeling: de Adelbertusput. Zo’n beroemde legende van een kloosterzuster die droomde dat het gebeente van zendeling Adelbertus moest worden opgegraven. Op de plek waar zijn graf was ontsprong een bron. De bron bestaat nog altijd; er is een openlucht kerk waar met Pasen katholieke diensten plaats vinden. Ik smaak de voldoening over de verbazing die Aukje uit over dit stuk vroege geschiedenis dat hier vastligt in het land; net zoals het mij verbaasde tijdens mijn eerste wandeling hier.

We bereiken nu Egmond-binnen, waar we aangaan voor een tweede bak koffie. Even binnen zitten in de warmte, vooral in de droogte, want de regen blijft gestaag vallen. Eigenlijk hebben we er onder onze capes niet zoveel last van, alleen de voeten worden nat want de schoenen laten op de duur het water door.



In Egmond-binnen bevindt zich ook de Abdij en de deur is open. De Abdij is vrij nieuw, gebouwd in de negentiende eeuw. Er staat ook een tombe van Floris II, maar die is ook nieuw. Wel vertellen de info-borden over de monniken die van hieruit het Christendom brachten en ook een beschaving. Hier werd de vroege geschiedenis opgetekend. Hoe de monniken werkten aan het bouwen van dijken en de grote kerk van Egmond aan Zee, die in de golven verdween….

We hebben de koffie op en we begeven ons weer op weg voor de wandeling richting Heiloo, waar we de trein willen pakken. Helaas gaat het niet zo vlot: we volgen eerst de weg die langs het klooster loopt, maar hier komen we aan de verkeerde kant van de Egmonder binnenvaart. We lopen over iemand’s erf, komen een hond tegen die ons eigenlijk wil terugjagen. Ik vraag aan Aukje of ze nog wel v
verder wil, tenslotte ben ik degene die de wandeling heeft gepland: ik moet de weg weten. Ze zegt niet zoveel keus te hebben. We concluderen dat we niet verder komen aan deze kant van het water en we lopen terug naar de Abdij, om te ontdekken dat het beginpunt van onze route er vlakbij ligt.




De bollenvelden hier lijken op proefveldjes met kleine stukjes geel, rood, roze… Weer zijn we onder de indruk en we fotograferen nog meer. We fotograferen elkaar met kleurige velden op de achtergrond. Er is nu een sloot die ons scheidt van de kleurpracht. Dan bereiken we ons uitgangspunt: de weg naar centrum Heiloo; het is rond vijven. In de trein wisselen we telefoonnummers uit voor mogelijke toekomstige activiteiten. Bij Sloterdijk stap ik uit voor nog een wandelingetje door het park naar mijn huis.

Deze wandeling staat zeker op mijn programma voor de komende lente, hopelijk op een dag met een zacht zonnetje en misschien een doordeweekse dag, want bij de Abdij is een kaarsenmakerij, die alleen op werkdagen open is. Wie wandelt mee?