woensdag 2 maart 2016

Wandeling langs de Anna Paulownapolder.


Er zijn weinig dijktrajecten in Noord-Holland die ik niet heb gelopen. De Anna Paulownapolder, drooggelegd in 1844 is er zo een. De winter was lang zonder noemenswaarde wandelingen en een mooie zondag is voorspeld.

Om twaalf minuten over negen zit ik in de trein naar Den Helder. De zon schijnt, maar onderweg zie ik een laagje ijs in een sloot. De wolken worden dikker naarmate de trein mij noordelijker brengt. Als ik uitstap in de plaats Anna Paulowna is het een uur later.

Eerst moet ik een rechte straat ten noorden van het plaatsje volgen om op mijn route te komen. Zoals vaker in de polders lopen hier twee wegen naast elkaar met een vaart ertussen; de ene weg is verkeersweg, de andere een soort ventweg. Aan de noordkant strekken zich velden en rietland uit.

Meteen aan het begin van de wandeling kom ik bij hotel-restaurant Kroon. Dat is boffen, hoef ik niet te zoeken naar mijn eerste kop koffie. Een groepje plaatselijke bewoners nuttigt er het ontbijt. In de krant lees ik dat in het museum een lezing wordt gegeven over de watersnood in de Anna Paulownapolder van 1916.

Het is kwart voor elf, als ik weer op weg ga. Even verderop splitst zich het Caloriepad af. Vermoedelijk voor joggers, maar zou het mij op de goede weg brengen? Ik waag het erop, het pad
geeft toegang tot het Kruiszwin, een beschermd natuurgebied, dat noordelijk van het dorp ligt. Ik volg de dijk, langs een dor rietveld. Aan het einde van het gebiedje leidt een bruggetje terug naar de dorpsstreek. Maar eerst kom ik in een tuin, aangeplant met bolgewassen. Jammer genoeg te vroeg om al in bloei te staan. Alleen wat kievitsbloemen(?) bloeien in polletjes. Wat ik al vermoed blijkt waarheid: de tuin behoort bij het Polderhuis. Net als Wieringerwaard heeft ook Anna Paulowna een polderhuis, van waaruit het, althans vroeger werd bestuurd.

 
Ik kom uit op de Molenvaart en aan de overkant staat de hervormde kerk, gebouwd in 1856. Van de Molenvaart leidt een brug over het Oude Veer. Vanaf de brug kijk ik uit over het water, dat ongetwijfeld al bestond vóór de inpoldering, in de vorm van een soort slufter op het Wad. Aan de overkant staat een molen en langs de horizon hangen kleine wolkjes. Wat wolken betreft in ieder geval belooft dit een spectaculaire dag te worden.
 
 
Als ik de dorpsgrens van Anna Paulowna bereik en niet langer de beschutting van de huizen ervaar, waait een fris windje uit het noorden, de zon komt nu wel tevoorschijn. Ik loop de polder in, richting Wieringerwaard. In de verte doemt al mijn oude vriend, de watertoren op. De verkeersweg buigt naar links en rechts ligt de dijk van de Wieringerwaard. Er is een overstapje en ik volg de dijk.
Hier wandelde ik eerder, ik passeer het oude gemaal en volg de dijk. Het wordt lunchtijd en in de luwte van de dijk, met de zon erbij is het aangenaam pauzeren. Ik verwissel mijn wollen sokken voor een katoenen paar en experimenteer met het nemen van foto’s door mijn zonnebril, wat mislukt. Even verderop ligt het nieuwe gemaaltje, op mijn vorige wandeling al in aanbouw.

De Pishoek met het nieuwe gemaal waar (onder) een smal bruggetje over een sluis verder leidt de Anna Paulownapolder in.

 
Ik amuseer me met het fotograferen van de wolken, waar telkens de zon even achter verdwijnt, om daarna weer tevoorschijn te komen. Ganzen foerageren op het land en vliegen in grote getale op. Snel neem ik een foto.
Om één uur sta ik op en pak mijn rugzakje weer in. Medewandelaars wachten op het sluisje; we groeten. Dan sta ik voor het lange, rechte dijktraject dat de polder beschermde voordat de Wieringermeer werd ingepolderd. Voor me doemt de strakke lijn op van de Amsteldijk. Ik steek de brug van de Ulkesluis over om de Amsteldijk in de oostelijke richting te belopen.
Tekenen van de vroege lente: overal bloeien sneeuwklokjes, madeliefjes steken hun kopjes op uit het gras, sommige bomen botten uit of hebben knoppen. Ik volg de Amsteldijk langs het Amstelmeer. Om aan de frisse wind te ontsnappen, loop ik beneden. Er is een brede talud met daarnaast een strook bomen. Saai om te lopen, telkens als ik een bocht maak, ligt weer eenzelfde dijktraject voor me.
Het is pas half drie en over een uurtje zal ik mijn doel bereiken. Ik besluit nog een pauze in te lassen om  te genieten van de zon. Ik ben nu zo ver de dijk rondgedraaid dat de kant van het meer de luwe kant is. Misschien is ook de wind afgenomen. Wel stoor ik de eenden die drijven op het water van het meer en op de vlucht slaan.
 
Vóór mij doemt Westerland op. Nog even de Haukessluis passeren en ik ben op voormalig eiland Wieringen. Ik volg een smal pad aan de buitenkant van de dijk, tot ik bij de camping kom aan het Lutjestrand, waar ik ook op mijn Wieringen-wandeling pauzeerde. Tot mijn verrassing is Bistro Lutje open. Wandelaars pauzeren op het kleine terras in de zon, uitzicht over het meer. Zonder me verder te bedenken stap ik naar binnen en bestel koffie. Appeltaart hebben ze niet, wel Wieringer jodenkoek. Vooruit maar, het suikerlaagje schrap ik er af; het smaakt als een bastogne koek. Je moet hier wel houden van Tiroler muziek. “Nee, is geen toeval,” zegt de serveerster tegen een klant die informeert.
 
Het is vier uur en ik moet op zoek naar de bus. De bushalte bij Lutjes bistro blijkt alleen op werkdagen in gebruik. De bus Den Oever – Den Helder komt hier langs de snelweg, weet ik. Is de halte meer richting Westerland? Maar als ik die kant oploop kom ik geen halte tegen. Ik heb nu een keuze: lopen naar Den Oever of terug naar Anna Paulowna, maar dan langs de verkeersweg. Dat laatste is korter, dus keer ik terug.
Het Balgzand mag niet worden betreden. In de hoop dat de dijk daartoe niet behoort beloop ik de dijk, terwijl beneden me de snelweg voort suist. Ik zie bus 135 voorbij rijden, dus toch! Maar de zon schijnt; ik loop tussen de schapen en als ik aan de verre kant  langs het hek loop zie ik het verkeer niet.
Om kwart over vijf bereik ik de Van Ewijcksluis. Vanaf hier is Anna nog vier kilometer, vertelt het bord. De zon schijnt maar neigt naar de kim. Hoe laat valt het duister rond deze tijd van het jaar?  Het is nog licht als ik tegen zessen de brug bereik waar mijn wandeling begon. Dit blijkt het uitgaanscentrum van Anna: jongeren slenteren rond, harde muziek vanuit een auto, Paulowners die uit dineren….

Gemaal Wijdenes Spaans, stoomgemaal uit 1874 dat een groot deel van de Anna Paulowna polder droog hield.
 
De snelste weg naar het station, ik volg de lange rechte straat. De treinen rijden eens per uur, maar ik weet niet op welke tijd. Dan bedenk ik dat ’s ochtends de trein uit Den Helder binnenreed toen ik uitstapte. Het spoor vanaf hier naar Den Helder is enkel en de trein uit Den Helder reed recht op de onze af alvorens op het tweede spoor te worden geleid. Als de treinen de hele dag op dezelfde tijden rijden, betekent het dat ik nog krap tien minuten heb. Ik versnel mijn pas. Komt er ooit een eind aan dit lange, rechte stuk? In de verte zie ik de palen langs het spoor, dan komt de overweg in zicht. Alles is rustig, maar net, terwijl ik dit constateer beginnen de bellen te rinkelen en de lichten rood te knipperen: een trein in aantocht. Ik begin te rennen, wat is dat station lang. Daar: een trap naar boven. Nu nog een incheckpaal, die staat er ook. Ik spring in de eerste openstaande treindeur die ik zie. Gehaald!
Dit zou het besluit van mijn verhaal kunnen zijn. Maar hier nog een stukje treinlore. Terwijl het buiten snel donker wordt vind ik een plekje  in de stiltecoupé. Ik installeer me en eet een overgebleven boterham op. Tegenover me soest een zwarte man. Dan komt de conducteur en bij de zwarte man constateert hij dat zijn OV-kaart niet van de man is. Een abonnement is persoonlijk, dit kan niet, hij gaat de kaart innemen. De zwarte man is verbijsterd, het abonnement is van zijn zuster en hij heeft er net € 20 op gezet. Dat kan de conducteur niet controleren, want zij heeft een andere naam.
Zij krijgt haar kaart terug van NS en de conducteur gaat een vervoersbewijs uitschrijven voor de zwarte man. Of hij ook een boete krijgt wordt niet duidelijk. De zwarte man wordt boos, wil de kaart terug hebben. In zijn ogen heeft hij de kas bij NS met die € 20 genoeg gespekt. Wordt ik hier getuige van agressie tegen NS-personeel?
Waarom legt die conducteur het belang van zijn actie niet beter uit? NS zal voor deze maatregel toch een goede reden hebben? Ik vraag het aan de conducteur, maar die herhaalt geduldig dat een abonnement op naam staat en persoonlijk is. De zwarte man wordt nu kwaad: “Ik maak jou kapot!” roept hij tegen de conducteur.
Van achter de conducteur klinkt uit de coupé een stem: “Rustig aan!” Nu springt de zwarte man overeind. Tot mijn verbazing richt zich zijn woede op de reiziger die zich ermee bemoeide: “Jou maak ik kapot!” De conducteur maant hem tot kalmte. Hij laat zich overhalen te gaan zitten en de conducteur begint aan het uitschrijven van zijn boete.
Heel zachtjes vraagt de conducteur welke adresgegevens hij mag noteren en de zwarte man antwoordt gedwee. Ondertussen stopt de trein, maar de werkzaamheden laat de conducteur over aan zijn collega. Als hij eindelijk klaar is gaat de zwarte man luidruchtig zitten skypen met zijn zuster en dan filmpjes bekijken met het geluid hard. In de stiltecoupé.