maandag 9 mei 2016

Wildwatervaren op de Tamorrivier, Nepal, 2 mei 2016.

Beneden wacht de bus en ik moet nog mijn tanden poetsen. Het ontbijt bij Madan is zo uitgebreid, zelf eet hij nooit zoveel ’s ochtends, zegt hij. Ik ben blij met het vele fruit dat op tafel verschijnt, goed om naar de wc te kunnen.

Madan komt roepen: “Hanny!” op zijn gewone ongeduldige manier. Ik probeer me te haasten, maar tegelijk nog de lege kop mee te nemen waarin de bediende mij elke ochtend koffie brengt. Die koffie giet ik weg omdat er teveel suiker in zit, maar heb nog geen gelegenheid gehad dit aan de bediende duidelijk te maken. Chandra, de bediende komt mij nu ook roepen: “Mam!” Ik pak alles bij elkaar, schoenen in de hand; de kop valt in stukken op de gang. Dat ook nog; nu komt Chandra tevoorschijn en zegt op zijn rustige manier: “ Mam, it’s ok.”

Hij gaat de scherven opruimen en ik sprint op blote voeten naar beneden waar de gammele, oude bus, hoog opgeladen met materiaal met de deelnemers erin, op mij staat te wachten. Als enige vrouwelijk deelneemster aan de expeditie vind ik een plekje op de achterbank, naast Peter. De tocht wordt dezelfde als eergister, alleen nu gaan we niet verder dan de brug bij Chebun, over de Tamorrivier.


De vlotten worden opgeblazen met handpompen, het is een grappig gezicht: de pomper wipt steeds een stukje omhoog: er gaat heel wat lucht in zo’n vlot. Waardevolle dingen: camera’s, telefoons  gaan in waterdichte zakken, vervolgens krijgen we instructies, bevelen die we moeten opvolgen en die worden afgeroepen door de man die de riemen bedient.

Instructies wildwatervaren vooraf.

Eindelijk is alles gereed, de vlotten worden te water gelaten en wij nemen plaats op de zijkanten, peddel in de hand. Al meteen komt de eerste stroomversnelling en wij krijgen enig idee. “Nee hoor, dit is nog niets,” horen we. De commando’s worden nu herhaald, snel achter elkaar om ons te laten wennen. De roeier laat een tevreden geluidje horen.

Dan valt Peter in het water, kleren en al. Of werd hij geduwd door Diego? Duidelijk is dat het Peter’s wens is in het water te belanden. Sterker nog: hij wil al zwemmend een stroomversnelling nemen, de roeier geeft aanwijzingen welk pad hij het best kan volgen. Volgens Peter een ervaring die aanbevelingswaard is.

Iedereen springt nu in het water. Nepalezen kunnen niet zwemmen; maar met de zwemvesten blijf je drijven; ze krabbelen zoals hondjes doen. Zwemmen tegen de stroom in is niet mogelijk; ik probeer het maar kom niet vooruit. De roeier hijst mij aan boord door de banden van mijn zwemvest vast te pakken.


De lunch wordt klaargemaakt.


Een jongen met een kano vaart met de twee vlotten mee; zijn taak is: het maken van opnamen en filmpjes met een camera’tje, geprojecteerd op zijn helm. Verder kan hij assistentie verlenen mocht iemand in het water belanden, of erger nog: zich bezeren aan de rotsen.

De tocht gaat verder, de Tamor rivier af. Geroeid behoeft er eigenlijk niet te worden; de stroom neemt het vlot mee. De roeier corrigeert, zodat de beste passage wordt gevonden. Omdat soms vóór een stroomversnelling wat hulp nodig is, moeten wij peddelen. Zodra je in de stroomversnelling bent, pak je het touw langs de zijkant van het vlot vast. Het vlot gaat hotsen en botsen. Soms is er een gat in de stroom waar het vlot invalt, dan krijg je een plens water over je heen.



Door de natheid word je rillerig, het duurt een tijdje voor je bent opgedroogd en weer warm van de zon. Soms zijn er golven die het vlot optillen als een branding. Tussen ons in zit een oude man die wij soms zien in het huis van Madan – het lijkt wel of beneden op de sofa soms mensen de nacht doorbrengen. De oude man, met helm en zwemvest geniet stilletjes. Een ijsvogeltje met felle kleuren zit op een tak.

Terwijl de jongens de vlotten leeg laten lopen en het materiaal in de bus stouwen, gaan wij naar een boerderijtje in de buurt. De bewoners zorgen voor een kopje thee – zonder suiker voor mij. Beneden scharrelen de geiten en een varkentje rond. Een trap leidt naar boven en daarvan kan ik gebruik maken om de meegenomen droge kleren aan te trekken. Madan’s vrouw heeft haar man aangeraden mij niet mee te nemen op de vlotten; ik zou te oud zijn en bang worden? Niet veel kans op, de tocht had gerust nog een tikkeltje avontuurlijker mogen zijn, wat mij betreft.

Boerderijtje waar we thee drinken, onder: de oven.



zaterdag 7 mei 2016

Bezoek aan kindertehuizen, 29 april 2016.

Op het programma staat een bezoek aan het kantoor van Saurov hier in Dharan. Saurov is de manager die de drie projecten begeleidt en ook de gelden uit Nederland beheert. Het plan is dat wij met z’n drieën: Peter, Diego en ik ernaar toe zullen wandelen. Eerst een uitgebreid ontbijt, met gelukkig heel veel fruit, in de keuken en bediend door de bediende van Madan. Henk kwam ons ook nog even gezelschap houden met zijn nieuwe topi op.



We wandelen door de stoffige, warme straten, waar alweer de zon hoog staat. Diego staat erop dat we thee gaan drinken, met behulp van een oudere Nepalees vinden we een cafétje waar ze ons thee schenken, met op mijn verzoek: geen suiker. De eigenaar heeft in het buitenland verbleven en spreekt goed Engels. Hij heeft liever niet dat we buiten zitten; trekt erg veel aandacht. We zijn zo ongeveer de enige buitenlanders in Dharan.


Het kantoortje van Saurov is klein, maar heeft alles van een echt kantoor: computer, printer, bureau, telefoon en stoelen. Peter, de nieuwe penningmeester van de stichting beweert een verschil te hebben ontdekt in de overzichten die Saurov stuurde voor 2015.  Als gevolg daarvan is besloten geen geld vanuit Nederland over te maken; en zijn de salarissen niet op tijd uitbetaald.


Het samenstellen van een rapport voor 2015 voor de Nederlandse belastingdienst is mijn taak. Helaas heeft Peter niet de documenten uit Nepal aan mij doorgestuurd, zodat ik nog niets aan het rapport heb kunnen doen.

Klaslokaaltje van Saraswati.
Na het kantoorbezoek gaan we naar kindertehuis Saraswati. Het ligt vlak bij het kantoor, iets tegen de heuvel op. Saraswati wordt voor twee derde onderhouden door lokale steun; de rest komt van de stichting.

Met de auto gaan we op weg richting Itahari, naar het zuiden, Madan achter het stuur, al toeterend. Onderweg komt de premier van Nepal  voorbij in colonne. Madan denkt slim te zijn en manoeuvreert de auto naar de rechter rijstrook- in Nepal wordt links gereden-, alleen de Nepalese politieagenten hadden die bedoeld voor het tegenliggende verkeer. Gevolg: boze gezichten, gebaren van: wie is die gek? Een stormvloed van brommertjes, vrachtauto’s komt ons tegemoet, zodra de colonne van de premier voorbij is, uitlaatgassen uitbrakend.

We arriveren bij een kinderentehuis in Jumkha. Het ligt naast een gevangenis en wordt niet beheerd door de stichting. We gaan in bespreking met de beheerder,  we arriveren  hier onaangekondigd, is mijn indruk.  De beheerder stelt dat zij hulp willen aanvaarden als die komt met respect. Henk weet hem te overtuigen, want we mogen beginnen met tandartscontroles.

Het eerste jongetje heeft alleen meteen een probleem; een kies moet worden getrokken; Diego loopt weg om de beheerder te zoeken. Er wordt overlegd en de kiesjes worden getrokken; de meeste kinderen hebben niets, beginnende gaatjes zijn volgens Diego geen probleem, als kinderen maar goed poetsen en de gaatjes niet groter worden. Tenslotte komen de ouderen aan de beurt; iedereen die wil kan zich melden voor een gratis behandeling of check up.

Een dame moet een kies laten trekken, maar zij twijfelt. Diego vraagt iemand om te vertalen, hij wil Madan hebben, maar die is niet binnen bereik. De beheerder stuurt zijn zoon die wat Engels spreekt. Maar de vrouw verliest haar vertrouwen en gaat ervan door, terwijl een wortelrest nog in het gat is achter gebleven. Dit is heel onbevredigend, want het kan tot ontstekingen leiden. We beginnen in te pakken en Diego vraagt aan mij of ik hem nu een slechte tandarts vind. Ik antwoord dat dit plan niet goed was georganiseerd en té ambitieus misschien.

Als Madan verschijnt, krijgt hij te horen van het geval. Ik zeg dat Madan er had moeten zijn omdat de vrouw overtuigingskracht nodig had. Dat hoef ik geen twee keer te zeggen, is een kolfje naar Madan’s hand. De vrouw wordt teruggehaald en schoorvoetend ondergaat ze het gewrik en gepor van Diego. Als ze opnieuw weg wil lopen houdt Makan haar handen vast. Zo ondergaat ze min of meer gedwongen, de behandeling. Als de kies eruit is wil ze niets meer met ons te maken hebben, met bloed rond haar mond loopt ze beledigd weg.

We pakken in, van uit de gevangenis is een oproep hoorbaar. Diego loopt naar de keuken waar de vrouw zich ophoudt, als hij zijn charme op haar loslaat lacht ze al weer. Met een ietwat onbevredigd gevoel stappen we in de auto rijden de hobbelige weg langs een droge rivierbedding. Alleen Henk is tevreden; die droomt ervan hoe wij in de gevangenis een check up gaan doen.

Kindertehuis Duhabi ligt aan een meer; de muur is ingestort als gevolg van de aardbeving en nog niet opnieuw opgebouwd.

De volgende stop is Duhabi. Na een rondleiding door het huis, gebouwd door een Nederlandse architect, met een dakterras, begeven we ons naar de lerarenkamer. Hier krijgen we lunch: een kop met nudelsoep, die heel  goed smaakt, en komkommer, tomaat en radijs, wat je vrijwel bij elke maaltijd krijgt. Er is elektriciteit en ik maak gebruik van de gelegenheid het fotodocument uit te werken van de kinderen die zijn behandeld. Ondertussen speelt zich aan de overkant van het meer een feest af. De muziek van het feest wordt zo  hard, dat wij het raam moeten sluiten.


De rit terug naar Dharan is heet en stoffig en vooral lawaaiig. Madan is een ongeduldig chauffeur die onmiddellijk op zijn claxon staat. ’s Avonds eten we op het terras van een hotel, waar ik vermoedelijk muggensteken oploop. De malaria tabletten die ik meekreeg van de GGD neem ik niet; malaria schijnt hier niet voor te komen, maar wel andere ziekten die door muggensteken worden overgebracht.  Madan betaalt vaak voor het eten, of hij bestelt voorgerechten waarvan wij allemaal eten, hij is een genereus gastheer.

3e dag op Dipendra school, 28 april 2016.

Het bed met muskietennet in de kamer van Laxmi, waar ik slaap.
Wakker worden bij het zoemen van de ventilator, onder een muskietennet en met buiten het gesjilp van de vogels, mussen vooral. We hebben ons hotel opgezegd en zijn ingetrokken bij de advocaat Madan Dhakal. Een riant huis met drie verdiepingen en heel veel kleur van binnen. Ik logeer in de kamer van Laxmi, de 20-jarige zoon, die met zijn moeder naar een bruiloft is in Kathmandu. Peter slaapt in de gastenkamer beneden en Diego heeft het twijfelachtige voorrecht de echtelijke slaapkamer te mogen delen met de advocaat.  “Wij zijn nu zijn gezin,” zegt Diego.
Het huis is erg gehorig; je kunt letterlijk horen wat in andere kamers wordt gezegd, alle ramen, voorzien van horren staan open. Verder is er een bediende in het huis die zich onhoorbaar van kamer tot kamer beweegt. Het is een jonge, ietwat dikke man en hij brengt limonade, thee, maakt ontbijt, allemaal even onopgemerkt. Als Dhakal thuiskomt toetert hij hard; komt de man niet snel genoeg is toetert hij nog een paar keer, terwijl hij ook uit zou kunnen stappen en zelf dat hek openen.

Het Dental camp is vandaag erg rustig; de meeste mensen die een behandeling wilden, zijn inmiddels geweest. De lunch die vandaag in de kantine wordt opgediend is bereid in de school zelf en smakelijker  dan die uit het restaurant van de dag ervoor.
Nu het rustig is maken de onderwijzeressen gebruik van de gelegenheid hun gebit na te laten kijken. Suna kijkt toe, terwijl Ram aan het werk is.
Aan het eind van de dag bevinden we ons plotseling weer bij lodge Dreamland; Ram logeert er nog steeds. Het Dental camp is afgelopen en Ram wil zijn betaling hebben. Henk is het niet gelukt geld over te maken vanuit Nederland naar Nepal. Peter en Diego besluiten het voor te schieten en te verrekenen met de huur van de Scorpio die ons naar Dharan bracht. Wat weer tot protest bij Henk leidt want nu wordt stichtingsgeld met zijn privé-geld verrekend.
’s Avonds eten we bij de schoonfamilie van Henk. We zijn al vele malen langs het huis gereden en ook eerder uitgenodigd. Toen was plots de zwager van Henk, die kanker heeft en aan een chemokuur zou beginnen, ziek geworden en naar het ziekenhuis gebracht. Henk kon ons niet bereiken, omdat hij vergat ons zijn nieuwe nummer te geven. Nu worden we binnen gelaten en lopen in een trappenhuis alle trappen op naar boven.  Peter meent dat meerdere leden van de dezelfde familie elk een appartement bewonen. Wij gaan naar het dak, daar is een tafel gedekt.


Ondertussen wordt met een laptop geëxperimenteerd: ik begrijp het al: Bimala de echtgenote van Henk, die in Nederland is gebleven wordt bij de maaltijd gehaald. Om de beurt krijgen we de laptop voor ons. Als het mijn beurt is weigert de camera zodat ik even haar gezicht krijg te zien.  Ik geef de laptop weer door. In Nederland blijkt het veel te regenen. Deed het dat hier nu maar, dat zou het stof uit de lucht halen.


De afwas wordt verderop op het dak gedaan. Er is enkel een kraan; de pannen en borden worden afgeveegd en afgespoeld met koud water. Een aanrecht om bij te staan is er niet, de meisjes doen het werk, zittend op de grond.

donderdag 5 mei 2016

Weer een dag op de Dipendraschool, samen met de oogkliniek, 27 april 2016.

Besloten is dat wij met z’n drieën: Peter,  Diego en ik bij de advocaat Madan Dhakal  gaan logeren. Dus pakken we onze koffers: het spijt is niet Dreamland hotel te verlaten. Op het menu zie ik het adres staan en dat neem ik over:

New Dreamland hotel & lodge
Dharan – 19, Sunsari
+977-25-525024

Diego en ik zullen vooruit gaan naar Dipendra school, er is een tuktuk voor ons besteld. Onze koffers blijven in de lobby, tot Dhagal komt met zijn auto. Onderweg in de tuktuk mist Diego opeens zijn bril. Hij is verziend en voor zijn werk heeft hij die bril nodig. De tuktuk rijdt eerst langs asfalt en daarna de stoffige grintweg, die leidt naar het deel van Dharan waar de arme mensen wonen, door een droge rivierbedding tot bij de muur rondom de school.

Binnen pijnigen wij onze hoofden wat te doen. Het nummer van Peter hebben we niet, Henk heeft een Nepalees telefoonnummer genomen en ondanks dat ik het heb gevraagd niet zijn nieuwe nummer gegeven. Dan herinner ik dat ik het nummer van Dreamland lodge noteerde, vanmorgen aan het ontbijt. Diego probeert te bellen met zijn nieuwe smartphone, maar die werkt niet in Nepal, dan trek ik mijn telefoontje tevoorschijn: Ik toets het nummer in en de telefoon gaat over. Het kost wat moeite de jongen van de receptie uit te leggen dat hij Peter of misschien Henk aan de telefoon wil hebben, maar het lukt. Niet lang daarna wordt de bril gebracht.

Voor vandaag staat behalve de tandarts ook een oogarts op het programma. Niet alleen voor de kinderen van de school en het kindertehuis, ook arme mensen uit de buurt kunnen gebruik maken van de gratis service. Allemaal goede publiciteit voor het project, zegt Henk.

Er ontstaat commotie buiten, meer en meer mensen vullen de binnenplaats.  Henk waarschuwt: Nepalezen houden van ceremonies, en we gaan er een te zien krijgen. Niet alleen dat; op gegeven moment komt Dhakal mij halen. We vertegenwoordigen de gulle gevers in Nederland en men wil ons eren. In het midden zit Henk; hij krijgt een bloemenkrans rond zijn nek gelegd. Wij worden vereerd met een rode streep okerpoeder op het voorhoofd, een witte sjaal (kata) om en een bosje bloemen.


Henk moet een toespraak houden en hij zegt dat ceremonies heel leuk zijn maar er alsjeblieft niet te veel tijd aan moet worden verspild. Niemand luistert of verstaat het. Alles wordt op film gezet en zal bij de lokale tv-zender worden uitgezonden.


Er lopen mensen rond van de oogkliniek, zij controleren wat er gebeurt. Zij vragen mijn naam en nationaliteit en die van Diego, die Spanjaard is. Zij staan onder leiding dikkige man,  die een restaurant blijkt te hebben. Als de lunch voor gasten en personeel op een vuurtje naast de school wordt bereidt, blijkt dat voor ons eten wordt gebracht vanuit zijn restaurant. 



’s Avonds zijn we uitgenodigd bij de gezette man, die Amerikaans Engels spreekt; hij heeft in de VS gewerkt, maar kwam terug omdat hij houdt van zijn land, zegt hij. Zijn restaurant is donker; de elektriciteit is uitgevallen. Dat gebeurt regelmatig overdag; als er wel elektriciteit is gaan wij snel onze mobiles of laptops opladen. De kaarsen op tafel zorgen voor extra warmte nu de fan niet draait, maar maken ook dat het gezellig is. Gesprekken gaan over politiek; de ruzies tussen Nepal en India. China dan, als buur? Maar daar voelt men niets voor; cultureel heeft Nepal meer gemeen met India.

Het restaurant is blijkbaar gesloten, want andere gasten zijn er niet. Drie of vier mensen lopen er rond om ons te bedienen. Het voedsel dat op tafel komt heeft toch veel weg van fastfood. Jammer dat de gewoonten om slecht voedsel te eten zo snel worden overgenomen. Overigens blijkt later dat de lunch in de school voor rekening van onze stichting komt. Henk noemt de royale avondmaaltijd: een sigaar uit eigen doos.

zondag 1 mei 2016

Dharan, Dipendra school, 26 april 2016.

Vandaag Dental Camp op de Dipendra school. Om zeven uur op en om half acht vertrekken, na een ont bijt van geroosterd brood, boter en ei. Het hotel is niet gezellig; mijn badkamer heeft een kraan die niet werkt, de douche is niet warm en de betonnen vloeren nodigen niet uit. Het terras is iets gezelliger, ware het niet dat ’s avonds de generator aangaat met een hoop herrie. Wel is er een vlammenboom die op het punt staat te gaan bloeien en vol mussen zit.


Wat gaat de dag brengen? Henk denkt dat ik een dossier moet maken met foto’s van alle kinderen. Dus post ik in de tandartskamer en begin mijn werk. Globaal gaat het zo: Suna, een van de onderwijzeresjes maakt formulieren; voor elke patiënt een. Vervolgens vraag ik haar twee patiënten binnen te laten, die worden gefotografeerd en ik schrijf de naam op. Daarna wachten ze tot ze aan de beurt zijn. Ik wil steeds dat er een of twee klaar staan, want het werkt het snelst als de tandartsen: Ram uit Kathmandu en onze Diego achter elkaar door kunnen werken.

Ram is een Nepalese mondhygiënist uit Kathmandu, die ons achterna is gereisd en samen met Diego de patiënten controleert en behandelt. Als praktijkruimte wordt een schoollokaaltje ingericht. Belangstelling is er genoeg; als je niet oplet loopt iedereen naar binnen, vooral als iemand een bepaald tandheelkundig probleem heeft gaat allemaal erom heen staan. Het zoontje van de onderwijzeres glipt naar binnen. De onderwijzeres (trouwens op hun paasbest gekleed in prachtige sari’s) hebben de functie van assistente. Met handschoenen aan lopen zij rond de tafel en proberen de juiste instrumenten aan te reiken door ernaar te wijzen. Echt veel Engels spreken ze niet. Ram spreekt wel Engels en hij moet vertalen als Diego de patiënten een mededeling wil doen.



Een patiënt heeft een verstandskies die bijzonder hardnekkig is, het wordt een waar gevecht. 

Autorit naar Dharan, Oost Nepal, 25 april 2016,

Onze nachtrust werd verstoord door honden. De zwerfhonden getuigen van hun bestaan, vooral een hond blijft maar door blaffen, anderen vallen vervolgens in.  Om vier uur, als ik wakker wordt is alles rustig.


Op de binnenplaats van Dunkhar guesthouse slaan wij het begin van de dag gade. Twee serveerstertjes vegen de binnenplaats, tot ze in een hoekje hun toilet gaan maken: haren kammen, zich wassen. Blijkbaar wonen ze in  het kamertje aan de binnenplaats. Aan een gebouw even verderop wordt gewerkt, schade aan de aardbeving? Tenslotte komt Henk naar beneden, tevoren drukte hij iedereen op het hart dat we om zeven uur zouden vertrekken. Nu versliep hij zichzelf.



We gaan eerst ontbijten: we lopen door nauwe, onregelmatige straatjes, voortdurend weg getoeterd door brommers. Veel mensen dragen stofkapjes, de lucht is zwaar van het stof en de uitlaatgassen. Een kort loopje brengt ons bij Boudha Stupa, plots zijn we te midden van het Tibetaans boeddhisme. Mensen lopen rond de tempel, in een nooit eindigende rij, met de klok mee. We gaan een koffiehuis binnen en vinden een plek met uitzicht op de tempel. Op het terras van de tempel staan mensen elkaar bakstenen door te geven. De tempel is beschadigd door de aardbeving, maar wordt nu hersteld.


Ons ontbijt is genuttigd en Subhar belt: die staat klaar met de jeep bij het guesthouse; hij gaat ons naar Dharan brengen langs de nieuwe weg, die de Japanners hebben gemaakt; de weg is smaller, maar minder druk. Naar berekening zal het sneller gaan dan de bus, maar de kosten gelijk aan die van de bus voor 4 of 5 personen.

De koffers zijn al ingeladen, het meeste op het dak gesnoerd, de rest achterin. Maar eerst nog een zakelijke bespreking, we stoppen bij een SOS kinderdorp. Henk kent daar iemand en hij wil advies wat betreft de reorganisatie van de stichting. We gaan een donkere horeca binnen, die tevens winkel is. Thee en koffie worden gebracht en Henk haalt een organogram, een organisatiemodel tevoorschijn waar hij aan heeft gewerkt. De SOS-medewerker, een oudere Nepalese heer die al 36 voor de kinderdorpen werkt begint te strepen. Nee, zo zou hij het niet doen, want dan krijg je situatie zus. Diego legt uit dat werken nog iets meer moet zijn dan alleen geld verdienen. De man luistert vriendelijk en vertelt dat drie maanden geleden zijn vrouw aan kanker overleed. Op de een of andere manier denk je dat kanker in Nepal niet zal voorkomen, of tenminste minder.


De rit door de bergen begint, de weg is goed, maar niet breed en met veel (haarspeld) bochten. Gereden wordt in Nepalese stijl, veel afremmen en versnellen, toeteren zodra zich iets beweegt. Inhalen zodra even mogelijk is; auto’s rijden recht op elkaar af, je hoopt maar dat op tijd wordt ingevoegd. Ook kunnen tegenliggers je weinig ruimte geven bij het passeren, waardoor je langs de rand scheert.

Eén bepaalde vrachtauto is bijzonder hardnekkig in het weigeren zich te laten passeren, Met de snelle, wendbare jeep gaat Subhar het gevecht aan. Wilskracht is ervoor nodig en toeteren , ik kijk om naar Diego. Hij heeft gister zijn twijfels geuit over de weg door de bergen. Diego geeft tussen duim en wijsvinger aan hoe dicht we langs de afgrond zijn gescheurd, ongeveer 5 cm.

We stoppen van tijd tot tijd, we zoeken naar een lunchplek; misschien waar de bussen staan met toeristen? Dat suggereert Diego maar Subhar stopt in een klein plaatsje, waar op  een gevel ‘restaurant’ staat. Het blijkt dat de eigenaar alleen cola verkoopt; blijkbaar weet hij niet wat het woord betekent.

We bereiken de hoofdweg van Kathmandu naar India, brede stoffige weg, wandelaars, kudden koeien en geiten. Vrachtauto’s die een hoop uitlaatgassen uitbraken, alles gebruikt hier  de weg, al toeterend. De airco aan of de ramen open, we wisselen het af. De bevolking hier is Indisch, Brahmanen noemt Henk ze. Ze missen het vriendelijke, zachtmoedige van de Nepalezen en Tibetanen. Het zijn overlevers; de armoe is schrijnend.

De  tocht door de Lehan, de stoffige vlakte zet zich voort.  Subhan rijdt nu een beetje als een maniak, hij verklaart waarom: sommige tegenliggers weigeren te remmen of weten niet hoe ze moeten dimmen; dat maakt het rijden hier in het donker bepaald onprettig.Hij wil zovel mogelijk deze vlakte achter on hebben, eer het donker valt. De zon gaat onder rond zeven uur. Hoog opgetaste wagens met hooi en goederen rijden zonder verlichting.

We bereiken het gebied waar Nepal aan India grenst, hier komen de rivieren samen uit de Himalaya. Het is een gebied waarover ruzie bestaat tussen Nepal en India. Subhar vertelt niet zonder leedvermaak hoe India in de regentijd de dam afsloot waardoor het water aan de Nepalese kant steeg. Uiteindelijk openden ze toch de dam met als gevolg: een overstroming in India. We rijden naar het noorden en van tijd tot tijd wordt er gebeld: Saurov, in Dharan wordt op ons gewacht.  

Plots stopt Subhar de auto en stapt uit om de bagage te controleren. Hij hoorde het zijl klepperen en plots had hij zich afgevraagd of de koffers er nog wel waren. We hadden in de laagvlakte een vrij lange pauze genomen en de auto onbeheerd achtergelaten. 

dinsdag 26 april 2016

Nepal, 24 april 2016.

Net kocht ik met mijn credit-card een flesje water en een croissant. Euro munten accepteren ze niet; mijn ING creditcard wel. Een nacht in een Airbus A380-800. Het vliegtuig was bomvol en van slapen afgezien van wat doezelen, kwam weinig. Nu zitten we in een rustig hoekje van het enorme vliegveld. Er staan hier slaapstoelen en mijn medereizigers dommelen of hebben de Ipad op de schoot.
 Allereerst is er Henk, die de kindertehuizen heeft opgezet, nadat hij een Nepalese trouwde. Henk is maatschappelijk werker en houdt zich beroepsmatig bezig met asielzoekers.Toen ik gister op Schiphol kwam en me naar de afgesproken plek wilde begeven zag ik Henk voorbij lopen, in gezelschap van Diego. Diego is tandarts en gaat de gebitten van de kinderen nakijken, niet alleen van de scholen en het kindertehuis van de stichting, maar ook die van een bevriende organisatie. Zal een drukke week worden.


De vierde medereiziger troffen we bij de incheckbalie: het is Peter, de nieuwe penningmeester van de stichting. Er zijn plannen voor een nogal drastische reorganisatie in Nepal.  Door het ontbreken van een penningmeester vorig jaar is de boekhouder in Nepal er maar mee opgehouden. Ook de manager heeft niets gezegd hoewel hij de boekhouder op zijn verplichtingen had kunnen wijzen.

Beiden, de manager zowel als de boekhouder hangt ontslag boven het hoofd. Peter moet de nieuwe organisatie gaan opzetten en controleren. Henk denkt dat mijn aanwezigheid een positieve bijdrage kan leveren bij dit alles. Henk meldt nu dat we niets te eten zullen krijgen op de vlucht naar Kathmandu; het is een low budget vlucht en voor eten moet worden betaald. Dat is een tegenvaller, ontbijt hebben we ook al niet gehad. Peter denkt het wel vol te kunnen houden en Henk bijt in een appel. Ik haal koffie en een scone bij caffé Nero.




Om half elf besluiten we onze gemakkelijke stoelen te verlaten, de vertrektijd van ons vliegtuig is 12.20, maar we moeten naar een andere terminal. En een bus zal ons brengen. Er is verwarring of we naar boven of juist naar beneden moeten, we dalen een trap af en besluiten te vragen. We worden gedirigeerd naar de uitgang en horen dat we de bus wel kunnen nemen, alvast. Maar waar is Henk?

Opeens zijn we met z’n drieën. We besluiten te wachten; Henk moet hier langs, wil hij niet zijn vlucht missen. Diego gaat op onderzoek uit, we gaan naar het toilet, we wachten… We betrekken het personeel van de vertrekhal bij ons probleem. Ze zeggen niets te kunnen doen, maar we mogen een briefje achterlaten met onze namen, mocht Henk nog komen.

We stappen in de bus, we moeten willen we ons vliegtuig niet missen.. De bus doorkruist het vliegveld dat ons immens voorkomt, met een slakkengang. Alle verkeer op het vliegveld rijdt in hetzelfde tempo. We zien in de verte  de vliegtuigen van Flydubai , tergend langzaam rijdt de bus ernaar toe. Zo meteen moeten we nog rennen, willen we onze vlucht halen. Eenmaal in de terminal moet opnieuw de bagage gescand, alles op traytjes, in de rij. Rustig aan, werkt men hier. Een van de Arabische vrouwen besluit de rugzak van Diego te controleren. Alle speeltjes die hij voor de kinderen van het kindertehuis meebracht haalt ze een voor een tevoorschijn. Het is twintig over twaalf, de  vertrektijd van ons vliegtuig.

Maar de mensen bij de balie, waar we het briefje achterlieten, verzekerden ons dat het vliegtuig vertraagt is tot één uur. Hopen we dat deze info correct is. Daar is het: onze gate, F12, geen Henk. De laatste oproep voor de passagiers van onze vlucht klinkt. Geen tijd nog naar de wc te gaan, we moeten door de controle  Peter vraagt of Henk al heeft ingecheckt en Diego spelt de naam. Het antwoord luidt … bevestigend.

Opnieuw stappen we in een bus, die ons naar het vliegtuig gaat brengen. Buiten is het warm, 34 ° C, hoewel bewolkt en heiig. De bus rijdt een rondje om het vliegtuig en stopt achter een andere bus. Uit die bus zien we Henk uitstappen! Geen van ons geeft een kik; we zien hem de trap bestijgen. Bovenaan gekomen kijkt hij ingespannen, alsof hij uitkijkt naar ons.. Als we eindelijk naast elkaar onze zitplaatsen hebben ingenomen blijkt dat de balie, waar wij het briefje achterlieten, Henk te hebben doorgestuurd: de rest van het gezelschap zou wel komen.

Een wit wolkendek onder ons, turbulentie. Ik mag niet naar de wc, nog steeds niet want het bordje ‘fasten seatbelt’ brandt nog steeds. Henk en Diego bestellen ‘chickenwraps’ en betalen met hun credit-card. Ik krijg er een gratis, als troost omdat ik niet naar de wc mag?

De aankomsthal van Kathmandu is een aangename verrassing: geen steriel wit, zoals andere vliegvelden, maar de warme kleur van roodbruine stenen. En de donkere kleur van houten panelen. In de ontvangsthal ligt blauw tapijt op de vloeren. We moeten nu een visum aanvragen en dat kan zowaar elektronisch op een apparaat dat eerst je paspoort scant. We doorlopen alle vier de procedure en lopen daarna naar de kassa om het bedrag te voldoen. Men heeft liever euro’s dan credit card. Als ik het ontvangst reçu’tje aanneem zie ik dat het is voor 25 US$ terwijl ik euro’s betaalde. Ik vind het niet zo’n punt; Diego zegt er wat van en krijgt een euro extra terug.

Dan nog door de paspoortcontrole: tot mijn verbazing wordt mij gevraagd het visumformulier in te vullen en met pasfoto in te leveren: we hebben toch net alles ingevoerd? Ik kom als laatste terug in de rij; iedereen schijnt voor mij te mogen, Peter wacht op me terwijl de anderen de bagage zijn gaan verzamelen. De tweede keer krijg ik een vrouw, ze glimlacht naar me en informeert belangstellend wanneer ik ben vertrokken: zaterdag, zaterdagavond. Het lijkt alweer lang geleden. Later zie ik dat ze hoogzwanger is.

Twee taxi’s wachten, heeft Henk geregeld. De taxi’s zijn mini, later begrijpen we waarom: de straten van Kathmandu  zijn ook mini. De bagage gaat op het dak. Later Informeer ik nog eens bij Peter of hij echt niet dag formulier behoefde in te vullen: het is ook zijn eerste bezoek aan Nepal, 

woensdag 2 maart 2016

Wandeling langs de Anna Paulownapolder.


Er zijn weinig dijktrajecten in Noord-Holland die ik niet heb gelopen. De Anna Paulownapolder, drooggelegd in 1844 is er zo een. De winter was lang zonder noemenswaarde wandelingen en een mooie zondag is voorspeld.

Om twaalf minuten over negen zit ik in de trein naar Den Helder. De zon schijnt, maar onderweg zie ik een laagje ijs in een sloot. De wolken worden dikker naarmate de trein mij noordelijker brengt. Als ik uitstap in de plaats Anna Paulowna is het een uur later.

Eerst moet ik een rechte straat ten noorden van het plaatsje volgen om op mijn route te komen. Zoals vaker in de polders lopen hier twee wegen naast elkaar met een vaart ertussen; de ene weg is verkeersweg, de andere een soort ventweg. Aan de noordkant strekken zich velden en rietland uit.

Meteen aan het begin van de wandeling kom ik bij hotel-restaurant Kroon. Dat is boffen, hoef ik niet te zoeken naar mijn eerste kop koffie. Een groepje plaatselijke bewoners nuttigt er het ontbijt. In de krant lees ik dat in het museum een lezing wordt gegeven over de watersnood in de Anna Paulownapolder van 1916.

Het is kwart voor elf, als ik weer op weg ga. Even verderop splitst zich het Caloriepad af. Vermoedelijk voor joggers, maar zou het mij op de goede weg brengen? Ik waag het erop, het pad
geeft toegang tot het Kruiszwin, een beschermd natuurgebied, dat noordelijk van het dorp ligt. Ik volg de dijk, langs een dor rietveld. Aan het einde van het gebiedje leidt een bruggetje terug naar de dorpsstreek. Maar eerst kom ik in een tuin, aangeplant met bolgewassen. Jammer genoeg te vroeg om al in bloei te staan. Alleen wat kievitsbloemen(?) bloeien in polletjes. Wat ik al vermoed blijkt waarheid: de tuin behoort bij het Polderhuis. Net als Wieringerwaard heeft ook Anna Paulowna een polderhuis, van waaruit het, althans vroeger werd bestuurd.

 
Ik kom uit op de Molenvaart en aan de overkant staat de hervormde kerk, gebouwd in 1856. Van de Molenvaart leidt een brug over het Oude Veer. Vanaf de brug kijk ik uit over het water, dat ongetwijfeld al bestond vóór de inpoldering, in de vorm van een soort slufter op het Wad. Aan de overkant staat een molen en langs de horizon hangen kleine wolkjes. Wat wolken betreft in ieder geval belooft dit een spectaculaire dag te worden.
 
 
Als ik de dorpsgrens van Anna Paulowna bereik en niet langer de beschutting van de huizen ervaar, waait een fris windje uit het noorden, de zon komt nu wel tevoorschijn. Ik loop de polder in, richting Wieringerwaard. In de verte doemt al mijn oude vriend, de watertoren op. De verkeersweg buigt naar links en rechts ligt de dijk van de Wieringerwaard. Er is een overstapje en ik volg de dijk.
Hier wandelde ik eerder, ik passeer het oude gemaal en volg de dijk. Het wordt lunchtijd en in de luwte van de dijk, met de zon erbij is het aangenaam pauzeren. Ik verwissel mijn wollen sokken voor een katoenen paar en experimenteer met het nemen van foto’s door mijn zonnebril, wat mislukt. Even verderop ligt het nieuwe gemaaltje, op mijn vorige wandeling al in aanbouw.

De Pishoek met het nieuwe gemaal waar (onder) een smal bruggetje over een sluis verder leidt de Anna Paulownapolder in.

 
Ik amuseer me met het fotograferen van de wolken, waar telkens de zon even achter verdwijnt, om daarna weer tevoorschijn te komen. Ganzen foerageren op het land en vliegen in grote getale op. Snel neem ik een foto.
Om één uur sta ik op en pak mijn rugzakje weer in. Medewandelaars wachten op het sluisje; we groeten. Dan sta ik voor het lange, rechte dijktraject dat de polder beschermde voordat de Wieringermeer werd ingepolderd. Voor me doemt de strakke lijn op van de Amsteldijk. Ik steek de brug van de Ulkesluis over om de Amsteldijk in de oostelijke richting te belopen.
Tekenen van de vroege lente: overal bloeien sneeuwklokjes, madeliefjes steken hun kopjes op uit het gras, sommige bomen botten uit of hebben knoppen. Ik volg de Amsteldijk langs het Amstelmeer. Om aan de frisse wind te ontsnappen, loop ik beneden. Er is een brede talud met daarnaast een strook bomen. Saai om te lopen, telkens als ik een bocht maak, ligt weer eenzelfde dijktraject voor me.
Het is pas half drie en over een uurtje zal ik mijn doel bereiken. Ik besluit nog een pauze in te lassen om  te genieten van de zon. Ik ben nu zo ver de dijk rondgedraaid dat de kant van het meer de luwe kant is. Misschien is ook de wind afgenomen. Wel stoor ik de eenden die drijven op het water van het meer en op de vlucht slaan.
 
Vóór mij doemt Westerland op. Nog even de Haukessluis passeren en ik ben op voormalig eiland Wieringen. Ik volg een smal pad aan de buitenkant van de dijk, tot ik bij de camping kom aan het Lutjestrand, waar ik ook op mijn Wieringen-wandeling pauzeerde. Tot mijn verrassing is Bistro Lutje open. Wandelaars pauzeren op het kleine terras in de zon, uitzicht over het meer. Zonder me verder te bedenken stap ik naar binnen en bestel koffie. Appeltaart hebben ze niet, wel Wieringer jodenkoek. Vooruit maar, het suikerlaagje schrap ik er af; het smaakt als een bastogne koek. Je moet hier wel houden van Tiroler muziek. “Nee, is geen toeval,” zegt de serveerster tegen een klant die informeert.
 
Het is vier uur en ik moet op zoek naar de bus. De bushalte bij Lutjes bistro blijkt alleen op werkdagen in gebruik. De bus Den Oever – Den Helder komt hier langs de snelweg, weet ik. Is de halte meer richting Westerland? Maar als ik die kant oploop kom ik geen halte tegen. Ik heb nu een keuze: lopen naar Den Oever of terug naar Anna Paulowna, maar dan langs de verkeersweg. Dat laatste is korter, dus keer ik terug.
Het Balgzand mag niet worden betreden. In de hoop dat de dijk daartoe niet behoort beloop ik de dijk, terwijl beneden me de snelweg voort suist. Ik zie bus 135 voorbij rijden, dus toch! Maar de zon schijnt; ik loop tussen de schapen en als ik aan de verre kant  langs het hek loop zie ik het verkeer niet.
Om kwart over vijf bereik ik de Van Ewijcksluis. Vanaf hier is Anna nog vier kilometer, vertelt het bord. De zon schijnt maar neigt naar de kim. Hoe laat valt het duister rond deze tijd van het jaar?  Het is nog licht als ik tegen zessen de brug bereik waar mijn wandeling begon. Dit blijkt het uitgaanscentrum van Anna: jongeren slenteren rond, harde muziek vanuit een auto, Paulowners die uit dineren….

Gemaal Wijdenes Spaans, stoomgemaal uit 1874 dat een groot deel van de Anna Paulowna polder droog hield.
 
De snelste weg naar het station, ik volg de lange rechte straat. De treinen rijden eens per uur, maar ik weet niet op welke tijd. Dan bedenk ik dat ’s ochtends de trein uit Den Helder binnenreed toen ik uitstapte. Het spoor vanaf hier naar Den Helder is enkel en de trein uit Den Helder reed recht op de onze af alvorens op het tweede spoor te worden geleid. Als de treinen de hele dag op dezelfde tijden rijden, betekent het dat ik nog krap tien minuten heb. Ik versnel mijn pas. Komt er ooit een eind aan dit lange, rechte stuk? In de verte zie ik de palen langs het spoor, dan komt de overweg in zicht. Alles is rustig, maar net, terwijl ik dit constateer beginnen de bellen te rinkelen en de lichten rood te knipperen: een trein in aantocht. Ik begin te rennen, wat is dat station lang. Daar: een trap naar boven. Nu nog een incheckpaal, die staat er ook. Ik spring in de eerste openstaande treindeur die ik zie. Gehaald!
Dit zou het besluit van mijn verhaal kunnen zijn. Maar hier nog een stukje treinlore. Terwijl het buiten snel donker wordt vind ik een plekje  in de stiltecoupé. Ik installeer me en eet een overgebleven boterham op. Tegenover me soest een zwarte man. Dan komt de conducteur en bij de zwarte man constateert hij dat zijn OV-kaart niet van de man is. Een abonnement is persoonlijk, dit kan niet, hij gaat de kaart innemen. De zwarte man is verbijsterd, het abonnement is van zijn zuster en hij heeft er net € 20 op gezet. Dat kan de conducteur niet controleren, want zij heeft een andere naam.
Zij krijgt haar kaart terug van NS en de conducteur gaat een vervoersbewijs uitschrijven voor de zwarte man. Of hij ook een boete krijgt wordt niet duidelijk. De zwarte man wordt boos, wil de kaart terug hebben. In zijn ogen heeft hij de kas bij NS met die € 20 genoeg gespekt. Wordt ik hier getuige van agressie tegen NS-personeel?
Waarom legt die conducteur het belang van zijn actie niet beter uit? NS zal voor deze maatregel toch een goede reden hebben? Ik vraag het aan de conducteur, maar die herhaalt geduldig dat een abonnement op naam staat en persoonlijk is. De zwarte man wordt nu kwaad: “Ik maak jou kapot!” roept hij tegen de conducteur.
Van achter de conducteur klinkt uit de coupé een stem: “Rustig aan!” Nu springt de zwarte man overeind. Tot mijn verbazing richt zich zijn woede op de reiziger die zich ermee bemoeide: “Jou maak ik kapot!” De conducteur maant hem tot kalmte. Hij laat zich overhalen te gaan zitten en de conducteur begint aan het uitschrijven van zijn boete.
Heel zachtjes vraagt de conducteur welke adresgegevens hij mag noteren en de zwarte man antwoordt gedwee. Ondertussen stopt de trein, maar de werkzaamheden laat de conducteur over aan zijn collega. Als hij eindelijk klaar is gaat de zwarte man luidruchtig zitten skypen met zijn zuster en dan filmpjes bekijken met het geluid hard. In de stiltecoupé.