Pas als het buiten licht is kun je zien wat het weer zal
worden. Het duurt lang, dat licht worden zo vlak voor de kerst. Rond negen uur kleurt de zon vaag strepen boven de huizen, geen dicht wolkendek. Om tien uur zit ik in de bus naar Purmerend, waar ik over moet stappen op
bus 129 naar Alkmaar. De Beemster doorkruisend verwonder ik me over de oude boerderijen
met klokgevel of zelfs een compleet herenhuis vóór de moderne ligbox stallen.
Op’t Zuidje in Schermerhorn stap ik uit, vandaar is het een
paar passen lopen naar de kerk, en daar vind ik wat ik zoek: café ’t Lands
Welvaren. Het café is open en ik ben de eerste en enige koffie drinker. Het is
inmiddels elf uur. De kasteleinse zegt dat de magnolia in haar tuin op
uitbotten staat; de temperatuur is zo zacht geweest de afgelopen periode: de
bomen willen weer uitlopen. Even later komt een buurvrouw aanlopen. “Voor rouw
en trouw doen wij alles,” hoor ik de kasteleinse zeggen. Ik laat een twee euro stuk achter op de tafel.
Als ik mijn koffie op heb steek ik de brug over en begin aan
de wandeling langs de Beemster rondvaart. Ik heb geaarzeld waar ik etappe van
de dijkwandeling zal laten beginnen. Eigenlijk loop ik rond de polder Mijzen.
Ooit behoorde de polder bij West-Friesland, tot in 1344 de dijk doorbrak; men
legde een inlaag, ongeveer halverwege de polder. Destijds troken onze voorouders zich terug
voor het water, als de zee land nam. Als hun houding niet was gewijzigd bestond er nu
geen Noord Holland meer! Het water noordelijk van Schermerhorn heet 't Zwet, wat grens betekent: de grens tussen West Friesland en het Schermereiland.
Al lopend langs de ringvaart, op de polderdijk denk ik even
het monster van Loch Ness te ontwaren. Er wordt gewerkt aan uitdieping van de
vaart. Langs de lengte ervan ligt een pijpleiding in het water. Er wordt iets
door de pijp gepompt dat lichter is dan water, waardoor de pijp zich uit het
water verheft, wat lijkt op de rug van een groot dier.
De zon schemert tussen de wolken, koud is het niet: muts en
wanten hoeven niet aan. Ik passeer Oostmijzen, en daar is de Walingsdijk. Ik
bevind me weer op de Omringdijk en besluit een stukje te lopen, langs de Ursummer
vaart: een gietijzeren bord bij een voetgangersbrug, bevestigt: dit is de Omringdijk.
De
Mijzerpolder, vanaf een bruggetje over de Ursummervaart.
|
Op een bankje, enigszins uit de wind eet ik mijn lunch,
daarna is het tijd is voor een tweede kop koffie. Daarvoor moet ik misschien richting kerk
Avenhorn in lopen? In ieder geval is het hotel op het waterknooppunt ’s winters
dicht en ook een koffietent even verderop.
Maar Avenhorn is een langgerekt dorp en ik verzeil in de nieuwbouw. Op
zulke momenten verafschuw ik het lopen: het gaat zo langzaam!
Uiteindelijk bereik ik de kerk van de Goorn, het volgende
dorp. Alleen een snackbar is open. Om niet helemaal voor niets een uur
te hebben verspild neem ik koffie, maar eigenlijk heb ik niet het geduld het op
te drinken. De dagen zijn kort in december en ik ben nog niet op de helft van
mijn wandeling. Snel loop ik langs de verkeersweg terug naar het
waterknooppunt, waar ik een bordje zag met ‘Oudendijk’.
Oudendijk bereik ik na twee kilometer en zie hier: koffie
met appelgebak aan het water, en nog open ook. Had ik gewoon door moeten lopen
i.p.v. mezelf te verliezen in Avenhorn!
De dijk waarlangs ik nu loop heeft een muur langs de kant van de
uitwatering van de Beemster. Ik loop tussen de polders Beetskoog en Beschoot,
over de Omringdijk. Ik trek nu zelfs mijn jas uit en loop in trui.
In Oudendijk hangt een informatiebord waarop ik lees dat 20
jaar is geprocedeerd door bewoners om het recht te verkrijgen tot bruggetjes
over de Uitwatering, nadat de Beemster was drooggemalen. Het resultaat is dat
ik minstens zeven witte voetgangersbruggetjes tel over de vaart. De vaart wordt
doorsneden door twee verkeerswegen, waarvan een gelijkvloers, en een
spoorwegovergang.
Bij de spoorwegovergang ontdek ik een boerderijtje dat bijna
volledig is overwoekerd door bruidsluier. Er woont nog iemand ook, te oordelen
naar de auto die er geparkeerd staat.
Ik bereik het IJsselmeer; onmiddellijk stijgt de dijk met
meters. Hier moet ik een keuze maken: Schardam 1 kilometer of Scharwoude 2
kilometer. Ik weet dat de bus naar Amsterdam hier ergens de snelweg verlaat en
via de dijk naar Hoorn rijdt. Die bus wil ik nemen, maar waar stopt hij? Ik gok
op Scharwoude. Er zijn schapen; ik loop hoog bovenop de dijk, zonder jas.
Het is half vier en de zon begint te zakken. Ik bereik het
monument dat vertelt dat ik ook nu over een inlaagdijk loop. De oorspronkelijke
dijk liep recht naar Hoorn en niet zoals nu: met een boog. In 1319 brak de dijk
door en werd deze hoek prijs gegeven. Voorbij de Rietkoog loop ik pal langs het
IJsselmeer en ik bewonder de beschoeiing: helemaal beneden het donkere basalt,
netjes in elkaar gepast zoals men doet met een moderne dijk. Hogerop liggen
keien, deels begroeid met mos. Nog hoger liggen een soort van betonnen palen.
Dit moet oude beschoeiing zijn, maar waarom zo hoog langs de dijk?
Scharwoude komt in zicht: kan ik hier de bus
pakken? Vlakbij de kerk blijkt de halte en over tien minuten komt de bus. Het is kwart over vier en de bus is vol met schoolkinderen die
huiswaarts gaan. De chauffeur zegt tegen mij dat er wel plek is. Ik verbaas me
erover hoe hij dat weet, comfortabel gezeten op de bestuursstoel, met alle
handels en panelen binnen handbereik. Waarschijnlijk zijn er camera’s zodat hij
de hele bus in de gaten kan houden. Relaxt baantje heeft zo’n chauffeur.
In Oosthuizen stappen de scholieren uit
de bus en ik kan een plaatsje zoeken. De bus van R-Net volgt zijn weg langs de
N247, terwijl het buiten donker wordt, langs Edam, Monnickendam, Broek in Waterland.
Het is zes uur als de bus het busstation IJzijde in Amsterdam oprijdt.