zondag 20 december 2015

West Friese omringdijk, Schermerhorn – Scharwoude.


Pas als het buiten licht is kun je zien wat het weer zal worden. Het duurt lang, dat licht worden zo vlak voor de kerst. Rond negen uur kleurt de zon vaag strepen boven de huizen, geen dicht wolkendek. Om tien uur zit ik in de bus naar Purmerend, waar ik over moet stappen op bus 129 naar Alkmaar. De Beemster doorkruisend  verwonder ik me over de oude boerderijen met klokgevel of zelfs een compleet herenhuis vóór de moderne ligbox stallen.

Op’t Zuidje in Schermerhorn stap ik uit, vandaar is het een paar passen lopen naar de kerk, en daar vind ik wat ik zoek: café ’t Lands Welvaren. Het café is open en ik ben de eerste en enige koffie drinker. Het is inmiddels elf uur. De kasteleinse zegt dat de magnolia in haar tuin op uitbotten staat; de temperatuur is zo zacht geweest de afgelopen periode: de bomen willen weer uitlopen. Even later komt een buurvrouw aanlopen. “Voor rouw en trouw doen wij alles,” hoor ik de kasteleinse zeggen. Ik laat een twee euro stuk achter op de tafel.

Als ik mijn koffie op heb steek ik de brug over en begin aan de wandeling langs de Beemster rondvaart. Ik heb geaarzeld waar ik etappe van de dijkwandeling zal laten beginnen. Eigenlijk loop ik rond de polder Mijzen. Ooit behoorde de polder bij West-Friesland, tot in 1344 de dijk doorbrak; men legde een inlaag, ongeveer halverwege de polder. Destijds troken onze voorouders zich terug voor het water, als de zee land nam. Als hun houding niet was gewijzigd bestond er nu geen Noord Holland meer! Het water noordelijk van Schermerhorn heet 't Zwet, wat grens betekent: de grens tussen West Friesland en het Schermereiland.
 
Al lopend langs de ringvaart, op de polderdijk denk ik even het monster van Loch Ness te ontwaren. Er wordt gewerkt aan uitdieping van de vaart. Langs de lengte ervan ligt een pijpleiding in het water. Er wordt iets door de pijp gepompt dat lichter is dan water, waardoor de pijp zich uit het water verheft, wat lijkt op de rug van een groot dier.
De zon schemert tussen de wolken, koud is het niet: muts en wanten hoeven niet aan. Ik passeer Oostmijzen, en daar is de Walingsdijk. Ik bevind me weer op de Omringdijk en besluit een stukje te lopen, langs de Ursummer vaart: een gietijzeren bord bij een voetgangersbrug, bevestigt: dit is de Omringdijk.
De Mijzerpolder, vanaf een bruggetje over de Ursummervaart.
 
Op een bankje, enigszins uit de wind eet ik mijn lunch, daarna is het tijd is voor een tweede kop koffie.  Daarvoor moet ik misschien richting kerk Avenhorn in lopen? In ieder geval is het hotel op het waterknooppunt ’s winters dicht en ook een koffietent even verderop.  Maar Avenhorn is een langgerekt dorp en ik verzeil in de nieuwbouw. Op zulke momenten verafschuw ik het lopen: het gaat zo langzaam!
Uiteindelijk bereik ik de kerk van de Goorn, het volgende dorp. Alleen een snackbar is open. Om niet helemaal voor niets een uur te hebben verspild neem ik koffie, maar eigenlijk heb ik niet het geduld het op te drinken. De dagen zijn kort in december en ik ben nog niet op de helft van mijn wandeling. Snel loop ik langs de verkeersweg terug naar het waterknooppunt, waar ik een bordje zag met ‘Oudendijk’.
Oudendijk bereik ik na twee kilometer en zie hier: koffie met appelgebak aan het water, en nog open ook. Had ik gewoon door moeten lopen i.p.v. mezelf te verliezen in Avenhorn!  De dijk waarlangs ik nu loop heeft een muur langs de kant van de uitwatering van de Beemster. Ik loop tussen de polders Beetskoog en Beschoot, over de Omringdijk. Ik trek nu zelfs mijn jas uit en loop in trui.
 
In Oudendijk hangt een informatiebord waarop ik lees dat 20 jaar is geprocedeerd door bewoners om het recht te verkrijgen tot bruggetjes over de Uitwatering, nadat de Beemster was drooggemalen. Het resultaat is dat ik minstens zeven witte voetgangersbruggetjes tel over de vaart. De vaart wordt doorsneden door twee verkeerswegen, waarvan een gelijkvloers, en een spoorwegovergang.
 
Bij de spoorwegovergang ontdek ik een boerderijtje dat bijna volledig is overwoekerd door bruidsluier. Er woont nog iemand ook, te oordelen naar de auto die er geparkeerd staat.
Ik bereik het IJsselmeer; onmiddellijk stijgt de dijk met meters. Hier moet ik een keuze maken: Schardam 1 kilometer of Scharwoude 2 kilometer. Ik weet dat de bus naar Amsterdam hier ergens de snelweg verlaat en via de dijk naar Hoorn rijdt. Die bus wil ik nemen, maar waar stopt hij? Ik gok op Scharwoude. Er zijn schapen; ik loop hoog bovenop de dijk, zonder jas.

Het is half vier en de zon begint te zakken. Ik bereik het monument dat vertelt dat ik ook nu over een inlaagdijk loop. De oorspronkelijke dijk liep recht naar Hoorn en niet zoals nu: met een boog. In 1319 brak de dijk door en werd deze hoek prijs gegeven. Voorbij de Rietkoog loop ik pal langs het IJsselmeer en ik bewonder de beschoeiing: helemaal beneden het donkere basalt, netjes in elkaar gepast zoals men doet met een moderne dijk. Hogerop liggen keien, deels begroeid met mos. Nog hoger liggen een soort van betonnen palen. Dit moet oude beschoeiing zijn, maar waarom zo hoog  langs de dijk?
Scharwoude komt in zicht: kan ik hier de bus pakken? Vlakbij de kerk blijkt de halte en over tien minuten komt de bus.  Het is kwart over vier en de bus is vol met schoolkinderen die huiswaarts gaan. De chauffeur zegt tegen mij dat er wel plek is. Ik verbaas me erover hoe hij dat weet, comfortabel gezeten op de bestuursstoel, met alle handels en panelen binnen handbereik. Waarschijnlijk zijn er camera’s zodat hij de hele bus in de gaten kan houden. Relaxt baantje heeft zo’n chauffeur.
In Oosthuizen stappen de scholieren uit de bus en ik kan een plaatsje zoeken. De bus van R-Net volgt zijn weg langs de N247, terwijl het buiten donker wordt, langs Edam, Monnickendam, Broek in Waterland. Het is zes uur als de bus het busstation IJzijde in Amsterdam oprijdt.
 
 

 
 
 

zondag 15 november 2015

Wandeling rond de Wieringerwaard.


Een mooie dag is voorspeld, na dagen met regenbuien en grijze najaars luchten. Als ik de 9.12 pak naar Schagen is het zonnig met wolkjes. De jas kan onderweg al uit, buiten is het 16° C. In Schagen besluit tot een snelle kop koffie, de avonden worden korter; het wordt vroeger donker: ik moet het daglicht goed benutten. Tegenover het station Schagen ontdek ik Pic, dat geheel aan mijn wensen voldoet, zij het dat de radio een ietsje te hard staat. Ik ben de enige klant.

Al snel bevind ik me weer op weg richting Omringdijk, de bekende weg langs een huis dat ‘Ons Nessie’ heet en het Wad, dat misschien ooit wad was maar toch binnen de omringdijk ligt. De geschiedenis hoe de omringdijk tot stand kwam is verloren gegaan door gebrek aan schriftelijke bronnen. Wel schijnt er noordelijk van de polder land te zijn geweest, want ik las in een boek dat in 1772 men verkenningen uitvoerde voor het inpolderen van de oostelijk van de polder gelegen Waard. Daarbij stuitte men op vermoedelijke resten van wierdijken. Ook oude kerkhoven zijn gevonden. Ook namen van dorpen zijn in de volksoverlevering bewaard gebleven, al vertelde men dat in die dorpen reuzen zouden hebben gewoond. Daarmee wordt duidelijker het belang van de omringdijk: men wilde niet nog meer land aan de zee verliezen.[i]

Ik bereik de Slikkerdijk, die ik eerder al liep: een saaie recht lange dijk waar een weg naast ligt. Ik loop bovenop de dijk, al loopt het lastig tussen de graspollen en schapenpaadjes die voor onze voeten net te smal zijn. Nergens zie je wielen, dat klopt ook wel, want de Slikkerdijk was maar heel kort zeewering. In hetzelfde jaar dat de Zijpe polder gereed kwam besloot men tot inpoldering van de Wieringerwaard.
 
Rond het middaguur bereik ik Oudesluis. Waar ooit een zeesluis was is het nu een slaperig dorp, waar ik als enige op straat verkeer, behalve de bulldozer die op de dijk aan het werk is. Er is een hervormde kerk waar zondags dienst is.
Ik zet mijn wandeling voort, loop een stukje terug voor de afslag, de Noordwesterdijk. De dijk is kaarsrecht, niet dat charmante geslinger van de Omringdijk met af en toe tekenen van dijkdoorbraak in de vorm van wielen. De dijk is begraasd en er lopen schapen; ook loopt het Noordhollandpad over deze dijk.
 
Na een half uur houd ik pauze, zittend op een achterlaten boerenwagen geparkeerd naast de dijk. Als ik mijn jack om mijn schouder sla tegen het zuchtje wind, is het er goed toeven. Ik kijk naar de windmolens: als de zon erop schijnt lijken ze wit van kleur, maar zodra de zon achter de wolken verdwijnt veranderen ze naar donkergrijs.
Zicht op het dorp Wieringerwaard.
 
 
Aan de dijk bij dorp Wieringerwaard staat een windmolen, enig overgeblevene van de vijf die ooit de polder bemaalden. Dominerend over het dorp is de watertoren die je vanuit de verte al ziet. Een rechte weg voert het dorp in; bij de watertoren en ik zie een bord met de aanduiding dat de toren open is als het hek openstaat en er ook koffie is. Dat wil ik graag, maar eerst loop ik verder het dorp in op zoek naar het polderhuis. Opgeleverd in 1611, enkele jaren nadat de polder was drooggelegd, vervulde het de functie van stadhuis/gemeentehuis. De casteleyn, de politieagent voor de polder was er gevestigd.
Omdat het polderhuis zelden werd gebruikt – de hoge heren, investeerders/eigenaars van de polder vergaderden er zelden, zij verkozen het steenhuys te Alkmaar voor hun bijeenkomsten -  werd het in 1656 deels te koop gezet. En ook nu staat het te koop. ‘Unieke kans!’ schreeuwt het bord in de tuin. Ja, prachtig en groot huis maar afgelegen. Misschien moeilijk een bestemming voor te vinden? Achter het polderhuis ligt een lap grond waar zich een boomgaard of tuin bevindt achter een dichte heg.
 
Ik loop nu de weg terug en sla het hek in van de watertoren. De deur naar de loods ernaast staat open en als ik binnenstap is een oudere Westfriese heer aan het werk. De loods blijkt opslagplaats voor antiek, curiosa en de heer loopt ongevraagd naar achteren om voor mij de lichten aan te doen. Ik vraag of hij koffie heeft, maar dat is alleen in de zomertijd, zegt hij. Ik raap een foldertje op: ook een rondleiding door de watertoren blijkt in het zomerseizoen mogelijk. Leuke plek om te pauzeren tijdens de dijkwandelingen die ik voor volgend jaar wil te gaan organiseren.
Omdat de watertoren geen koffie schenkt en ik geen zin heb de weg terug het dorp in nog eens af te leggen, kies ik terug te lopen en mijn wandeling langs de dijk voort te zetten. Ik passeer het oude gemaal Polderweg, dat de windmolens verving maar op zijn beurt wordt vervangen werd door computergestuurde gemalen, waarvan er een in aanbouw is verder op de dijk bij de  Pishoek. Het infobord verteld dat de pompen uit Amerika kwamen en in 1946 hebben geholpen de Wieringermeer droog te malen, nadat door de Duitsers de dijk was doorgestoken.
Uitwerpgang van het poldergemaal Molenweg.
 
 
Half drie pauzeer ik langs een in herfstkleuren getooide bomenrij, even buiten dorp Wieringerwaard. In plaats van appelgebak eet ik hier mijn appel op. Terwijl ik langs de dijk zit trekken donkere wolken op voor de zon, als ik opkijk is de zon weg en ook een beetje kouder. Tijd om verder te gaan.
Als ik de Pishoek bereik, de verbinding met het Amstelmeer, zijn er weer sluisdeuren; op de sluis is een overgang naar de Anna Paulownapolder, die samen met Groet- en Waardpolder pas rond 1845 werden ingepolderd. Even verder stuit ik op het nieuwe gemaal in aanbouw. Sporen van zware rupsbanden markeren de dijk, waarop ik loop.
Ik bereik het dorp Nieuwesluis; hier werd volgens de geschriften het tweede huis van de polder gebouwd, een café. Het dorp ligt er al even rustig bij als de eerdere. Wat mij het meest verbaasd is dat de dijk hier ophoudt. Er is een aftakking naar links, dat het Noordhollandpad volgt, maar dat is de dijk van de latere Waardpolder, volgens de oude kaarten liep hier de dijk rechtdoor, maar van die dijk is geen spoor te vinden; na het dorp loopt de weg gewoon naar beneden.
Ik volg een stukje verkeersweg tot ik weer een bord ‘Wieringerwaard’ tegenkom, hier begint de Barsingerweg, een van de belangrijkste wegen in de polder. Eigenlijk zijn het twee wegen met een sloot ertussen, wat de bedoeling is van twee wegen met bruggetjes hier en daar over de sloot is niet duidelijk, wel heeft het een eigen karakter. Langs de Barsingerweg staan prachtig versierde oude boerderijen.
Het lopen langs een weg is vermoeiend; bovendien is deze weg een recht stuk waar maar geen eind aan komt, ik ga zelfs de bomen erlangs tellen. Uiteindelijk bereik ik Kreil en de omringdijk; het is inmiddels half vijf. Hier ben ik op bekend terrein en om toch enige variatie aan de wandeling te geven sla ik de Mieldijk in waardoor ik door het dorp Barsingerhorn ga lopen. De zon gaat onder en laat zich als een rode bol nog even zien boven de wolkenbanken aan de horizon. Onderweg heb ik geregeld huizen en boerderijen te koop zien staan, maar in Barsingerhorn staat zelfs de kerk te koop.
In Barsingerhorn is een bushalte, de bus komt er ook net aan, maar gaat naar Obdam en vandaar heb ik geen goede verbinding, nog even volhouden tot Schagen. In de huizen gaan de lampen aan  en ik zie mensen gezellig aan de tafel zitten of voor de tv. Een mevrouw die mij achterop fiets zegt in het voorbij rijden dat ik aan de verkeerde kant loop. Zij heeft gelijk, het is inmiddels donker en ik moet zorgen dat ik zie wat komt of zelf gezien word. Ik vind een rood lampje in mijn rugzak dat ik aan de koordjes op de rugzak bevestig, daarna ga ik links lopen. Zo bereik ik Schagen waar ik om zes uur een trein neem.
 
 
 
 



[i] Voor de geschiedenis van de Wieringerwaard, zie het boek ‘Heren, boeren en knechten’ van J.T. Bremer.

dinsdag 27 oktober 2015

West Friese omringdijk, Alkmaar naar Ursum.


Ruim op tijd ben ik, om de 9.42 naar Alkmaar te halen; de trein heeft tien minuten vertraging. De tijd is overgegaan naar wintertijd, ik moet nu tijdig op pad om het daglicht te benutten. In Alkmaar hoop ik de weg terug te kunnen vinden naar het bruggetje, waar ik  mijn wandeling afbrak.

Ik maak een omweggetje via het centrum, omdat even de sfeer van Alkmaar op de vroege zondag te proeven. De St. Laurenskerk ligt er rustig bij. Ik stap binnen bij café “De bonte bengel”. De eigenaar leest zijn krantje, vergeet  suiker en melk bij mijn koffie te geven en geen koekje; de koffie smaakt goed. De eigenaresse komt binnen, overziet haar zaak en wenst heel nadrukkelijk mij een ‘goede morgen’. Bijna intimiderend die gewoonte van altijd groeten in West Friesland. Dan begint ze energiek kussens op de stoelen van het terras te leggen.

Grachtje in Alkmaar in de vroege ochtend en in herfsttooi.
Ik vervolg mijn weg naar Oudorp, waar ik opnieuw langs de molens kom. De Munnikenweg, nu fietspad was eertijds een weg die werd beheerst door twee dwangburchten van Floris V. Ik passeer de Zes Wielen, plassen die ik nu begrijp niet zijn veroorzaakt door dijkdoorbraken, maar ontleend aan de wielen of schepraderen van de overtomen waarmee men scheepjes optakelde. De molens langs de Schermer weerspiegelen in het stille water van de vroege ochtend. De zon schijnt volop.

Het bruggetje heet Kippenbruggetje en was vroeger onderdeel van het kerkepad voor de boeren uit de Schermer; het bruggetje is gerenoveerd in 2005. Terwijl ik verder loop over de dijk langs de Schermer nader ik een verkeersknooppunt. Ik passeer een tunnel onder de N244 en dan bevind ik me
op de omringdijk. Er bovenop ligt een weg, ernaast een rietland met de ringvaart van de Schermer, die hier Huygenvaart heet. Als de weg naar beneden loopt en de dijk overgaat in wandelpad pauzeer ik voor een boterham, het is inmiddels half een. In de Schermer wordt geploegd, de zwarte aarde omwoeld, verderop staat rode kool op het land. Bij het plaatsje Oterleek klimt de weg opnieuw de dijk op.


Drie molens bij Rustenburg.

Op weg naar Rustenburg passeer ik drie molens. Drie van de in totaal elf molens over van de 52 die ooit de Schermer droogmaalden en droog hielden. Tot de beginjaren van de vorige eeuw. De polder ligt 4 tot 4 ½ meter onder NAP, dat verschil was te groot om in een keer te overbruggen. Daarom werden molens op een rij geplaatst die elk het water een stukje omhoog maalden.
 
De molens zijn bewoond. Een molenbewoner zit buiten, genietend van de zon. Klompjes staan in rekken naast de toegangsdeur. In Rustenburg passeer ik Café-restaurant “De Gouden Karper”, waar ik binnenstap en koffie met zelfgebakken (lekkere) appeltaart geniet. De serveersters, in zwart met een grote gouden G op hun schort, hebben het druk: motorrijders pauzeren hier, dijken zijn altijd populair op zondag bij motorrijders.
Rond drie uur sta ik voor de katholieke kerk H.Bavo in Ursem. Mijn plan was: in Ursem de bus nemen naar Obdam en verder met de trein. Omdat het nog zo vroeg is, besluit ik verder te lopen. Maar niet naar Obdam, dat noordelijk ligt, maar naar Schermerhorn naar het zuiden. Vandaar kan ik de route over de Eilandspolder volgen en in De Rijp de bus terug nemen. Deze route liep ik vorige week ook.
Voor mijn gevoel moet ik hier rechts afslaan om naar het zuiden te lopen. Maar na een poosje krijg ik het gevoel dat iets niet klopt: met het kompas erbij blijkt de zon aan de verkeerde kant te staan. Terug naar de dijk bij Ursem, en bordje ‘Schermerhorn’ volgen. Omdat dit het vervolg is van de dijk geeft het mij het gevoel nog steeds op de omringdijk te lopen. Hoe de omringdijk echt verder loopt moet ik een volgende keer zien uit te puzzelen.
 
Ursem, moderne huizen in oude bouwstijl.
Ik loop langs een gebouw dat wel iets bijzonders moet zijn. Het heeft een torentje met als windwijzer een zeemeermin en ernaast staat een lange, zwart geteerde loods. Het blijkt het Noorderpolderhuis te zijn: hier werden reparaties aan de molens uitgevoerd. Ook werd hier vergaderd door het polderbestuur; daarvoor heeft het gebouw een ‘Heerenkamer’, zo vermeldt het bord langs de weg.
Even verderop liggen de (elektrische) gemalen Wilhelmina en Beatrix, die in 1929, samen met het gemaal Emma het werk overnamen van de 52 molens. Tot in 1998 werd overgegaan op computergestuurde gemalen.
De weg waarop ik loop, langs de Schermer ringvaart is nogal druk, daarom steek ik het bruggetje over dat hier ligt. Ik kom uit bij de kerk van Schermerhorn en herken het bord met de tekst: ‘red de borden’. De borden bevinden zich in de kerk en bevatten oude teksten, waar ik me nu even niet in verdiep. Ik volg de weg door het dorp en wordt gegroet door een familie Westfriezen. Tot mijn ontnuchtering kijkt de vrouw mij niet aan terwijl ze groet. Wat te denken van deze dwangmatige behoefte van de Westfriezen tot groeten? Misschien komt het omdat ik nog steeds mijn zonnebril draag.
Het is inmiddels vier uur en ik ontdek een bushalte als ik de N243 oversteek. Een bus rijdt van hier naar Purmerend en de bus(129) komt net aangereden, maar ik laat hem rijden, nog te vroeg. Ik vervolg mijn weg de Eilandspolder in.  Een deel over een dijkje, langs de molen de Havik, waar de pipowagen te koop staat, die we al zagen op onze wandeling vorige week. We bewonderden het verrijdbare huisje, met de helft van de ruimte bestaande uit bedstee en het achterste deel om te zitten en een kacheltje. Water en toilet heeft de pipowagen niet. Te koop voor € 4.000.
Raadhuis van Graft.
 
Rond vijf uur bereik ik het plaatsje Graft, ook alweer een eigen Raadhuis met ernaast de vloer van de kerk, de kerk zelf werd afgebroken. De grafzerken in de vloer zijn uit de zeventiende eeuw en hebben oude merktekens. Men leefde destijds van de haringvangst en de welvaart van de Gouden Eeuw is aan deze streken niet voorbij gegaan. Inmiddels zakt de zon lager:  een man geniet pauzerend op een bruggetje van het spektakel.
 
Half zes passeer ik het voormalig Weeshuis van Graft. En de tuin waar men zoveel pompoenen en kalebassen te koop aanbiedt; ik probeer te ontdekken waar al die pompoenen vandaan komen. Uit de tuin achter het huis? Een kijkje om het hoekje verraadt geen aanwezigheid van pompoenplanten, zodat ik niet wijzer word.
De lucht vertoont de mooiste kleuren, als ik de bushalte in De Rijp bereik. Ik moet nog veertig minuten wachten. Net als de week ervoor loop ik nog een rondje door De Rijp en ontdek een huis uit 1655, dat de tijd heeft doorstaan. De lichten binnen zijn aan en zichtbaar zijn de oude balken. Zo’n robuust en sfeervol huis dat de tijd heeft doorstaan.
 
Bij de bushalte eet ik mijn laatste boterham. De maan staat tegenover me tussen de huizen. Zo wacht ik tot de dubbele bus van K-net mij oppikt en in een ruk naar Amsterdam vervoert.
De maan boven De Rijp.
 
 
 

woensdag 14 oktober 2015

West Friese omringdijk op de dag van Alkmaar’s ontzet.


De 10.12 naar Alkmaar haal ik met gemak. De trein is redelijk vol. Tussen de mensen zit een Chinees die aan een stuk door praat in zijn telefoon. De hele reis naar Alkmaar hoor je hem aan het woord. De conducteur slaat hem over bij de controle. Ik vraag me af of het wel een telefoon is, misschien een opname apparaatje? Maar dan mag de ander blijkbaar toch iets zeggen. Tegen die tijd hebben we Alkmaar bereikt en pakt hij paraplu en tas en stapt samen met mij uit.

Alkmaar is in feeststemming: de brandweer geeft een demonstratie op de kanaalkade. Ook rijdt er een heel oud brandweerauto’tje rond met twee jongens in een antiek uniform. Ik besluit de binnenstad  aan een nauwere inspectie te ontwerpen, ik kom uit bij de St. Laurenskerk. Daar is het ook al zo druk. Er zijn activiteiten voor kinderen en waarom loopt iedereen met een stok en daarop een wit broodje?

Ik loop een rond om de kerk; oud is hij in ieder geval. En reusachtig groot. Het verbaast me elke keer hoeveel moeite en geld onze voorouders over hadden voor hun kerken. Terwijl er toch heel wat minder mensen in zo’n stad woonden dan tegenwoordig, die de kosten moesten opbrengen.  Twee mannen in jacket en met een stijve hoge hoed lopen voor mij uit. Een van hen roept dat ik de ingang aan de andere kant moet nemen. Behulpzaam als altijd, die West Friezen.

Ik loop nog een rondje om de kerk, dan vraagt een invalide dame of ik kom voor de muziek. Natuurlijk, de heren in jacket zijn van het muziekkorps. Om twaalf uur gaan de deuren open, zegt zij.

Ik weet niet of ik kom voor de muziek, ik kwam om mijn wandeling langs de omringdijk te vervolgen. Maar ik heb ook wel trek in koffie. Ik dwaal een van de zijstraatjes in en kom uit bij Bakker Koning, waar ik vraag om koffie met appeltaart en slagroom. Als de bestelling wordt gebracht maak ik een opmerking over de feestelijkheden. “Ja, is altijd met Alkmaar’s ontzet op 8 oktober…” antwoordt zij.

En zo kom ik onbedoeld en onverwacht terecht in de geschiedenis van West Friesland, die zich uitstrekt tot vandaag. In 1573 werd Alkmaar gered doordat de dijken werden doorgestoken en de belegering van de Spanjaarden eindigde. In Alkmaar begon de victorie.  ‘Alcmaria victrix’ staat onder het wapen.
Oudste huis van Alkmaar, nog van hout gemaakt. Er moet nog ergens een kogelgat inzitten van het Spaans beleg, maar dit heb ik niet kunnen ontdekken.
 

Nu ik dat weet loop ik toch even terug naar de St.Laurenskerk. De deuren zijn inmiddels open en mensen stromen naar binnen; het orgel speelt. Ik sluit me aan. Het muziekkorps zit klaar en alle stoelen raken bezet. Als de dienst begint staan aanwezigen op en zingen het stedelied. Ik ben benieuwd naar de tekst; maar alle programma’s zijn op.

Ik denk weer aan de omringdijk, maar eerst heb ik een ander doel voor ogen: een onderhoudsmiddel voor mijn nieuwe nubuck wandelschoenen. Het moet milieuvriendelijk zijn en ik heb het adres gevonden op internet. Me realiserend dat op de dag van Alkmaar’s ontzet schoenenwinkels misschien gesloten zullen zijn, begeef ik me op weg. Ik volg het Noordhollands kanaal dat hier samenvalt met de Schermer ringvaart.

De tocht brengt mij op een industrieterrein. Ik ontdek vlaggen met de naam van de winkel erop, hoop dat de deuren open zullen gaan. Ja, ze glijden open: een zaak met sportartikelen. Ik schaf mijn onderhoudsmiddel aan en vraag meteen aan de verkoopster of zij geen Alkmaar’s ontzet wil vieren. Nee, de winkel is gewoon open, zelfs is er koopavond; het feest is meer voor het centrum.

Ik loop terug naar Fnidsen en daar neem ik het pontje naar de overkant. Samen met mij reist een mevrouw met haar fiets die ik al twee keer tegenkwam en die steeds zegt mij trui zo mooi te vinden. Nu zegt ze niets. Ik stap van het pontje en probeer mijn route weer op te pakken, m.b.v. de routebeschrijving. Ik loop het Oudorperdijkje af; dit lijkt tenminste weer op een dijk. Onderaan de dijk staat een omringbankje; ik ben op de goeie route. Ik zoek een plekje om te lunchen. Even verderop spelen jongens in een voetbalkooi. Aan de overkant een drukke verkeersweg.

En daarna raak ik hem hopeloos kwijt, die dijk. Een uur lang loop ik heen en weer te zoeken, tot ik tenslotte een weg naar Oudorp insla. Aan de andere kant, mogelijk onder een drukke verkeersweg moet de dijk liggen. En dan ontdek ik het laatste omringbankje bij de Astrastraat. Ik loop de straat uit tot ik bij een vaart kom. Aan de overkant ligt een dijk, zou hém kunnen zijn.

Het is zoeken naar een brug, want die is hier niet. Terug, weer naar het water, hopeloos, tot ineens ik de brug ontwaar. Tussen de nieuwbouw, een hoog bruggetje; er staat een molen en een informatiebord. Ja, hier loopt de omringdijk, als ik het goed heb staat de molen op de dijk. Daarom mag ik de dijk niet op; de molen wordt bewoond, is privé.
 

Eindelijk sta ik buiten Alkmaar, buiten de drukte en buiten de stad. Maar het is inmiddels vier uur; de rest van de dijk moet ik voor een volgende gelegenheid bewaren. Wel liggen er poelen naast de dijk, die lijken op wielen. Ik passeerde een school met de naam ‘de 6 wielen’. Ik loop terug naar Oudorp op zoek naar een kop koffie. Maar Oudorp is een echt dorp ook al zit het vast aan Alkmaar. Een Chinees heeft het wel, maar niets om even rustig te zitten. Wel staat er een grote katholieke kerk.

Noordelijk van Oudorp is een landschappelijk gebied, hier staan de vier molens die ik al op mijn vorige wandeling tegenkwam. Ik passeer het weiland waar de dwangburcht ‘De Middelburg’ stond. De dwangburchten, gebouwd door de Hollandse graven hadden als doel de West Friezen in bedwang te houden. Deze dwangburcht werd vernietigd door Grote Pier in 1517. Grote Pier was een Friese vrijheidsstrijder, van wie wordt verteld dat hij mensen een Friese zin liet uitspreken. Konden zij de zin niet foutloos nazeggen gingen ze over de kling.  Na de tachtigjarige oorlog kreeg West Friesland iets van zijn zelfstandigheid terug. Zo hechtten West Friezen, net als de Friezen in Friesland aan hun onafhankelijkheid.

Terug naar Alkmaar waar de drukte van de feestelijkheden nog heerst, ga ik op zoek naar die kop koffie. Opeens hoor ik mijn naam. Voor mij staat de vrouw van een neef. Ze woont in de omgeving en is naar Alkmaar gekomen voor het feest. Zo heb ik niet alleen een verre voorouder uit West Friesland, maar ook nog tegenwoordig familie.

vrijdag 9 oktober 2015

West Friese omringdijk, Schoorldam – Alkmaar.

De 10.27 naar Alkmaar staat klaar , maar ik zie al dat de deuren sluiten terwijl mensen instappen. Mankement aan de automatische deuren; mededeling: er zal een monteur komen. De deuren dicht en de lichten uit, de vertraging loopt op. Aan de overkant zie ik de 10.42 naar Den Helder klaar staan. Hoe kom ik uit deze trein uit? Dan komt de mededeling dat iedereen moet uitstappen; de trein zal worden afgevoerd naar de remise voor reparatie. De deuren gaan open. Maar de borden geven aan dat de trein met een kwartier vertraging alsnog zal vertrekken; sommige mensen stappen weer in om er alsnog uitgejaagd te worden. Soms lijkt of de mensen die de borden bedienen en het personeel op de treinen elkaar bewust verkeerde informatie toespelen.


In Alkmaar wacht ik op de bus naar Schoorl, die over 6 minuten zal komen. Daar ontmoet ik een bekende wandelmaat. Hij blijkt op weg naar zijn ouders die in Schoorl wonen. We wisselen wat nieuwtjes uit en ik vertel over de verwarring eerder op CS. De wandelmaat heeft over allerlei zaken een vaste mening, zo ook over NS. Het zijn debielen, allereerst zouden ze de OV-kaart anders moeten maken, zodat je kan zien of je hebt ingecheckt. Daar heeft hij wel een punt, denk ik. Soms betrap ik me erop me niet te kunnen herinneren of ik wel heb ingescheckt; het wordt zo’n automatisme.


We stappen samen in de bus die ons brengt naar het verkeersknooppunt waar de vorige week mijn wandeling over de omringdijk afbrak. Ik laat me op de Damweg, in Schoorl afzetten. Dat blijkt niet de juiste plek,  ik loop verkeerd een wijk met villa’s in, kom weer terug op dezelfde weg. Tenslotte bereik ik het centrum en daar zie ik het stuifduin. Er tegenover zit ’t Trefpunt, waar ik heerlijk buiten in de zon geniet van een appelpunt met koffie. Het is 12.15.

De plek heeft een nadeel: hij ligt aan twee kanten aan verkeersweg en tamelijk drukke wegen ook nog. Ernaast zie ik een kerk en ik daar wacht een oude bekende: Jan van Scorel. Zijn beeld staat voor de kerk, hij werd geboren in Schoorl. Het beeld heeft geen gezicht.

Het is al één uur als ik het Klimduin beklim en op weg ben naar het Uitzichtpunt, waar het uitzicht wordt belemmerd door bomen. Ik bevind me in het bos op de duinen, de hoogste duinen van Nederland. Deze route kies ik omdat de omringdijk langs het Noordhollandskanaal loopt en langs verkeerswegen.

Ongeveer een uur loop ik door het bos; mijn kompas heb ik uit zijn vakje gehaald om globaal de juiste richting aan te kunnen houden. Ik bereik centrum van Bergen en stuit op de kerk, waarvan een gedeelte ruïne is. Bijzonder in Nederland waar alles netjes wordt opgeruimd, opgeknapt of afgebroken. Het blijkt dat de kerk werd verwoest na het beleg van Alkmaar, in een poging de Spanjaarden te beletten het beleg te hervatten. De kerk werd deels herbouwd en is beroemd om de akoestiek.
 
De route-aanwijzingen zijn schaars en ik verdwaal in de nieuwere wijken van Bergen. Ik loop een straat in die rond loopt en loop weer terug. Tenslotte bereik ik de Bergerweg. Als ik op de kaart had gekeken zou ik hebben gezien dat even verderop een fietspad loopt door de weilanden. Maar ik kijk niet op de kaart; de kaart is van heel Noord Holland en moet worden uitgevouwen en scheurt al een beetje. Omdat ik niet de kaart raadpleeg loop ik langs de drukke verkeersweg.
Een lunchplekje vind ik als ik al dichtbij Alkmaar ben en een wandelpad heb genomen. Rust heb ik niet; mijn doel is de dijk, ik wil de dijk vinden. Ik eet twee boterhammen en loop al etend verder. Het wandelpad loopt vast achter kantoorgebouwen. Verderop ligt de N9; er zal toch wel een tunneltje zijn onder die weg door? De tunnel vind ik en dan ben ik in Alkmaar. Ik moet nu naar het noorden, maar daar lijkt een wijk te liggen die eindigt bij snelwegen. Ik volg een water dat eruit ziet als een oude tocht of rivier. Ik volg de Jan van Scorelkade,  en dat moet wel een goed teken zijn.
Het water volgend en geheel onbedoeld bereik ik het NS-station. Het is vier uur; te vroeg om naar huis te gaan. Ik werk op de kaart uit hoe ik punt 71 kan vinden, om daar de dijk op te pakken. Eerst kom ik langs de molen de Eendracht uit 1771, die de Schermer bemaalde en die vlakbij het station staat.
Ik volg alweer een drukke verkeersweg, ditmaal langs het Noordhollands Kanaal; verderop een brug over het kanaal. De brug wordt druk bereden en ziet er niet uit alsof er voetgangers over mogen. Maar verder ligt een fietsers- voetgangersbrug. Daar vind ik punt 71 en ook het eerste bankje. De omringdijk is geëerd met bankjes waarop gedichten staan. In Alkmaar is een route uitgezet langs de bankjes, die route heb ik globaal even overgeschreven van internet, de avond tevoren.
Ik steek de brug over en ik volg de dijk langs het kanaal. Eindelijk bevind ik me weer op mijn dijk, al is die nauwelijks nog als zodanig herkenbaar. Een flauwe dijk langs een kanaal, meer niet. Halverwege keer ik om omdat ik lees in de routebeschrijving dat ik weer de andere kant terug moet nemen, waar het zware verkeer langs je heen dendert.
Terug en voorbij punt 71 zie ik op mijn kaart dat de dijk afbuigt en onder een verkeersweg ligt, ik raadpleeg mijn routebeschrijving en kom tot de conclusie dat ik het Klompenmakerspad moet volgen. Het ligt langs de verkeersweg, maar is rustig omdat de snelweg hoog ligt en  een zoom van groen de snelweg verbergt. Ik volg de route in omgekeerde richting, wat niet handig werkt bij het volgen van de aanwijzingen. Weer een tunneltje en dan bereik ik de Rekerdijk, de dijk langs de Rekere die onderdeel werd van de omringdijk. Hier staat een bankje en hier is de dijk herkenbaar als dijk. Hij wordt druk gebruikt door fietsers en brommerrijders. Naast de dijk loopt een vaart, die ooit de Rekere moet zijn geweest? De Rekere zorgde voor de afwatering van de Schermer en was bij Krabbendam afgedamd van de Zijpe.
 
Hier lag het plaatsje Huyswaert; hoger dan het omringende gebied. Bovendien vormde de rivierarm de grens tussen Kennemerland en West-Friesland en het gehucht heeft veel te leiden gehad van
strijd van de Hollandse graven tegen de West Friezen in de 13e eeuw. Al in de Romeinse tijd werd de plek bewoond. En in 1573 verbrandde een groot deel van het dorp tijdens het Spaanse beleg, lees ik.
Hier neem ik de brug over de Hoornse vaart. Volgens kaart staan hier vier molens en dat klopt ook. De molens hebben dienst gedaan bij de bemaling van de Schermer. Ze zijn bewoond en volgens het bordje is de bewoner vrijwillig molenaar; in 2010 is ook zijn vrouw mede-molenaarster geworden. Ik zie ze bezig in hun groentetuin aangelegd naast de molen.

Ik volg de Friese weg, weer langs verkeer. De dijk is herkenbaar doordat de huizen ernaast lager staan. Ook prijkt op kruisingen een rond stempel met de tekst ‘omringdijk’ erin. Zo bereik in fietsknooppunt 50: genoeg. Van hier ga ik terug naar het station.
 
 
 

maandag 28 september 2015

West Friese omringdijk, Schagen naar Schoorldam.


De zon staat stralend aan de hemel en ik kleed me aan, niet mijn gewone wandelkleren deze keer, maar nette broek, shirtje en schoenen want ik ga naar een concert. Ik stap op de 9.42 naar Schagen. De zon staat nog laag en dauwdruppels glinsteren op het gras, door de ramen van de trein. Het stadje ken ik een beetje en feilloos vind ik de weg naar de markt, gevolgd door het klip-kloppen van paardenhoeven. Een prachtig opgetuigd paard voor een wagentje. “Prachtig,” commentarieert een oudere dame de bestuurder: die ongedwongenheid van de West-Friezen.

In de Koeienhemel drink ik koffie; het is er rustig, de serveerster heeft weinig te doen met enkele eerste koffiedrinkers op het terras. Net als ik opstap arriveert een motorclub; een voor een parkeren ze op de markt. Ik zoek de weg terug naar het Schagerwiel, de waterplas ligt te schitteren in de vroege ochtendzon. Achter het wiel ontdek ik nog een kleiner, dat ik van de eerdere wandeling niet eens herinner.
Schagerwiel op een zonnige ochtend.
 
 

Ik sla de weg in naar Valkoog. Omdat ik een vast doel heb: het concert in het kerkje van Eenigenburg, moet ik mijn wandeling zo verdelen dat ik daar rond half drie aankom. Ook Valkoog heeft een kerkje; ik wandel door het stille straatje met welvarende boerderijtjes onder loof van bomen, dat neigt naar de herfst. Het kerkje is open en heeft een expositie van schilderijen; de eerste bezoekers arriveren en begroeten elkaar. Ik loop naar binnen en mijn oog valt op een bord waarop de predikanten vermeld staan die hier hebben gestaan. Ik hoop nu dat het kerkje in Eenigenburg ook zo’n bord zal hebben.

Een van mijn voorouders, de over-over grootvader van mijn oma was dominee, zijn eerste zoon werd geboren in Eenigenburg en zijn vrouw kwam uit deze contreien. Dit heeft me altijd geïntrigeerd omdat mijn andere voorouders bijna allemaal Friezen zijn. Wat zou het leuk zijn, zijn naam op het bord aan te treffen. Ik word nu nadrukkelijk gegroet door de mevrouw die koffie binnendraagt, maar ik verkeer in mijn eigen wereld.

Ik besluit niet de Valkogerdijk te nemen, want die heb ik al gelopen. Ik vervolg de weg door het dorpje; een landweg omzoomd door bomen. Trekkers rijden heen en weer: er wordt gewerkt op zondag. Ik loop tussen bieten- en koolvelden. Grote wolkenpartijen drijven over en verduisteren af en toe de zon.

Bij het dorp St.Maarten stuit ik alweer op een wiel, hoewel de dijk ligt hier niet in de buurt. Er ligt een bungalowpark langs de plas en over het water is een lange houten vlonder gelegd. Via een begraafplaats en de Dorpsstraat bereik ik de dijk: het machtige lichaam dat zich door het polderland slingert. Hier en daar afritten voor de boeren of omdat er een huis langs de dijk is gebouwd; men heeft twee opritten, een naar elke richting van de dijk.

Het is half één, als ik even pauzeer onderaan de dijk, naast een veld rode kool en een paar boterhammen naar binnen werk. Ik loop nu in t-shirt in de volle zon. Het nadeel van een zondag zijn de motorrijders; deze heren – en ook dames- vinden het heerlijk de dijk af te scheuren, met de kronkels mee en met een hoop geknetter, dat van verre hoorbaar is in de stille herfstlucht.
Wolken weerspiegelen in het wiel, beneden de vlonder.
 

Al spoedig stuit ik weer op wielen; er liggen er zelfs twee vlakbij elkaar. De dijk is in een halve boog om de plas gelegd; beneden bevindt zich een vlonder. Ik moet natuurlijk de dijk afdalen, hoewel die steil is. Men heeft niet de moeite genomen een trap naar beneden aan te leggen; wel zijn er holten waar eerdere bezoekers de voeten hebben gepland.

In de verte zie ik de rechte lijn van weer een andere dijk, die van Petten-Camperduin; de afstand van Petten is maar vijf kilometer. Het kerkje van Eenigenburg komt ook in zicht. Het ligt op een terpje, een stukje buiten het eigenlijke dorp. Omdat ik tijd genoeg heb besluit ik de dijk verder te volgen en dan de afslag terug te nemen.

Het kerkje van Eenigenburg.
 
Een oprijlaan met bomen verschaft toegang tot het terpje. Een meneer vraagt mij of hij rond de kerk kan parkeren. Ik vind dat zonde en ik zeg meteen dat ik denk dat dit niet zal gaan. Waarop hij vraagt of ik hier bekend ben. “Nee,…” Wij lopen de oprijlaan af en ik ontdek niet de eerste bezoeker van het concert te zijn, hoewel het nog vroeg is. Meest zijn het ouderen en zij zitten op bankjes in de zon te kwebbelen.

De muzikanten van het jazz orkest, ook al heren op leeftijd zijn te herkennen aan hun oranje-blauwe stropdassen. Ook zij wachten, staand in de zon. We mogen naar binnen: het kerkje is piepklein, heeft nog de originele (oncomfortabele) houten banken. Het orkest heeft een plek vóór de preekstoel ingenomen en de toehoorders nemen plaats in de bankjes. Alleen de moeilijkst bereikbare bankjes blijven leeg, als tenslotte toch mensen daar moeten zitten, moet iedereen opstaan: passen en meten.
West-side jazzband in concert.
 

Het kerkje is gebouwd in 1792; dat is jammer, want mijn voorvader, Pytter Holkema verbleef hier rond 1778; hij moet hebben gepreekt in de voorganger van dit kerkje, die wel op dezelfde plek stond. Wel is de preekstoel uit 1698; op die preekstoel heeft hij hoogst waarschijnlijk gestaan. Ook het koorhek is oud en de klok stamt uit 1535. Zo te zien is het kerkje nog steeds als kerk in gebruik, want er staat een Protestantse kerkkaars.

Als de pauze aanbreekt ben ik als eerste de kerk uit; ik zat op een stoel in het middenpad. De koffiekamer is achter de kerk en vormt een nieuwe aanbouw. Met kopje koffie en een krakeling in de hand loop ik verder. Dan zie ik het: het bord met de predikanten. In verkleurde inkt geschreven schoonschrift staan er jaartallen en namen, de reeks begint in 1574, het begin van het protestantisme? Van 1774 tot 1778 staat P.Holkema vermeld,  vertrokken hij naar Oostrum. Dat klopt want in Oostrum overleed hij op 72jarige leeftijd. Hij werd geboren in Makkum, waar zijn vader dominee was. Op zijn 28ste kwam hij naar Eenigenburg, waar hij zijn vrouw ontmoette; 9 jaar jonger dan hij. In maart 1778 werd hun zoon Franciscus geboren en nog datzelfde jaar vertrokken zij terug naar Friesland. Ook zoon Franciscus zou predikant worden.
Deel van het bord dat de predikanten vermeldt.
 

Na de pauze vertrek ik; het is inmiddels 4 uur. De zon schijnt nog steeds, ik sla de weg in die wijst naar de ruïne van de burcht Nuwendoorn. Deze dwangburcht van Floris V, werd verwoest in 1296 door de West Friezen, na de moord op Floris en herbouwd door Jan I van Polanen, die er ook woonde.

De ruïne is een nagebouwde ruïne. Bij het toegangshek lees ik de mededeling dat de deuren na sluitingstijd om vijf uur automatisch zullen sluiten. Het is half vijf en moet nog mogelijk zijn de uitzichttoren te beklimmen. Ik ben er alleen.

Als ik de trappen beklim – het lijkt of ik meer last van hoogtevrees krijg naarmate ik ouder wordt, in ieder geval kost het meer moeite het te bedwingen – kom ik door nog een poort met slot. Bovenop de toren opgesloten zitten kan geen pretje zijn. Ik neem foto’s van het uitzicht.
Uitzicht vanaf de uitzichttoren met omringdijk.
 

Weer op de begane grond staat er een man met een fiets. Hij kijkt naar me en zonder te groeten zegt hij: “dat is vijf euro.” Ik schrik: “Is het echt?” Maar dan lacht hij, het was een grapje. Het is kwart voor vijf, ik loop de poort uit en hoop dat hij wijs genoeg zal zijn vóór vijf uur de poort uit te zijn.

Ik wil terug naar de dijk. Tussen mij en de dijk ligt een weiland met koeien. Het is misschien niet de bedoeling dat ik het weiland oversteek, bovendien is goed mogelijk dat langs de dijk een sloot ligt. Maar ik waag het erop en klim over het hek. In een hoek van het weiland is een afrastering langs de dijk. Er zit wel prikkeldraad langs, maar op een plek is het prikkeldraad verslapt zodat ik erover heen kan stappen. Ik heb lange benen.
Inktzwammen bij de uitzichttoren.
 

Ik klim tegen de dijk op en wordt daar vriendelijk begroet  door een motorrijder en zijn passagier. Ik volg nu de vreemde lus, die de dijk hier maakt, op de punt van de lus staat een huis, geen wiel dus.

Het wordt koeler; ik trek mijn vest aan en een poosje later ook mijn jack. De zon verdwijnt achter een wolkenband die boven de duinen van Schoorl langzaam hoger komt. Ik bereik Krabbendam. Hier daalt de dijk met meerdere meters, de weg naar rechts heet ‘Oude Schoorlse zeeweg’. Volgens mijn aantekeningen zou in 1100 aan de Westfriese dijk, hoek Schoorlse zeedijk een haventje hebben gelegen. Hier stroomde het riviertje de Rekere uit in de getijdensleuf de Zijpe. Naast de dijk ontdek ik een oude markeringspaal, met de aanduiding ‘noorder rekerdijk’. Raadsels, raadsels…. De Rekere bestaat niet meer; de enige aanduiding die ik ervan vindt is een bungalowpark verderop die camping Rekere heet.

De dijk wordt saaier, nu hij zo aan hoogte heeft verloren. Ook is de weg op de dijk drukker bereden, er staan huizen langs en recreatie. Wel kom ik aanduidingen van het Grootfrieslandpad tegen. Het loopt tegen zessen als ik op een bushalte stuit.  Schoorldam heb ik bereikt, fietsknooppunt 44. Aan de overkant loopt de West Friese zeedijk verder, nauwelijks nog als dijk te herkennen. Maar dat is niet belangrijk voor dit moment; bij de bushalte stopt lijn 157 die als eindpunt Alkmaar station heeft. Over een kwartier zal er een bus moeten komen, perfect.

zaterdag 26 september 2015

Wandelen langs wielen in de omringdijk bij Schagen.


De zon schijnt, al is de lucht bezaait met schapenwolkjes, als ik de trein van 10.42 naar Schagen neem. Opnieuw volg ik de Snevert tot waar het tunneltje de stad uitleidt. Langs het wuivend riet en een huis aan de Nes dat ‘Ons Nessie’ heet, een stukje N248 en dan kom ik in een gebied dat ’t Wad heet. Als je ervan uitgaat dat de omringdijk dijk stamt uit de dertiende eeuw, was dit gebied voor die tijd wad. Nu nog steeds heet het zo.

Ik bereik de dijk, waar hij zich splitst in Slikker- en omringdijk. Op de dijk ligt een weg waarvan het asfalt slecht is. Naast de weg staat een bord: de Westfriesedijk gaat dicht wegens onderhoud op 28 september. Ben ik net op tijd eigenlijk, want nu is er rust op de dijk. Het is inmiddels half een. Links van me overzie ik ’t Wad naar Schagen toe en rechts ligt polder E van de Zijpe. Ik loop langs boerderij ‘Hoop en Vlijt’, de waarden die onze voorouders voor deugdelijk hielden.

Al spoedig stuit ik op de eerste wielen. Droge wielen, in de loop van de tijd zijn de poelen, ontstaan bij de doorbraak van de dijk opgedroogd. Deze wielen zijn ontstaan, waarschijnlijk rond 1570; het zijn er twee vlak na elkaar; de dijk krult erom heen.
De dijk krult rond de droge wielen.
 

Ik steek de spoorlijn over en zoek een luw plekje bij de spoorovergang; het is één uur: tijd voor lunch. Terwijl ik er zit denderen twee treinen voorbij: een naar Den Helder en een richting Schagen.

Niet veel later bereik ik Keins. Hier had Jan van Scorel zijn dijk ter afsluiting van de Zijpe willen laten beginnen. Nergens zie ik tekenen van die dijk. De Zijpe werd ook pas 50 jaar later, rond 1594 definitief bedijkt. Wel zie ik hier het Maria kapelletje, vlak bij hoeve Keinse.
 
In 1510, toen de zee nog aanspoelde tegen de omringdijk, vond men een Mariabeeld. Men waste het beeld in een put en daarna vonden gebedsverhoringen plaats; ook het water van de put bleek geneeskrachtig te werken. In 1519 werd voor het beeld een kapel gebouwd. De huidige kapel wordt onderhouden door een familie in Keins; het oorspronkelijke beeld is terug te vinden in het West Fries museum in Hoorn. In de kapel kan men een kaars opsteken, ook staan er een geweldige hoeveelheid bloemen in vazen.
 
Maar Keins heeft ook een wiel; een grote plas,  waar de zon weerspiegelt in het water. In het wiel mondt een stroompje uit en hier heeft men een pondje gelegd waarmee kan worden overgestoken naar het Varkensweiland voor een wandeling, overigens alleen buiten het broedseizoen. Het pondje wordt in beslag genomen door een jongen en een meisje, die het pondje midden op de stroom hebben getrokken en daar genieten van een frisdrankje. Als ze mij boven op de dijk zien denken ze dat ik van het pondje gebruik wil maken, maar ik wuif en geef aan dat ze zich aan mij niet behoeven te storen.
Boven: het Keinserwiel. Beneden: het Keinserwiel met uitwateringssloot en het pontje.

 
Ik laat het wiel achter me en volg de dijk; in de verte zie ik de kerktorens van Schagen. Ik bereik nu een kanaal en wat ik al vreesde wordt waarheid: de dijk wordt hier doorsneden en een brug is er niet. De beste optie is het kanaal te volgen tot Schagerbrug. Dat heeft nog een ander voordeel: mogelijk zal ik in Schagerbrug een kop koffie kunnen krijgen. Ik moet nu wel een stuk langs een kaarsrechte, drukke verkeersweg lopen. Na een poosje is er de Zijperbrug die naar Schagerbrug leidt. Langs de Groote Sloot, die door het dorp loopt volg ik een weg naar waar ik de torenspits ontwaar. Nu de koffie: bij ‘Rondom gelukkig’ lijkt niemand thuis te zijn hoewel er bloeiende geraniums op de tafels prijken. Bij Brasserie De Keuken heb ik meer geluk.
Op de toren van de Protestantse kerk prijkt geen haan, maar een zwaan. De zwaan zie ik ook op het gemeentehuis, dat zo te zien niet langer die functie vervuld; naast het gemeentehuis is een streekmuseum. Ik volg de verkeersweg door het dorp, tot ik weer op de omringdijk stuit.  Alleen heet hij hier: Nieuwe dijk. Er staat een bord met uitleg, maar dat is zo beschadigd dat de tekst maar ten dele leesbaar is. In 1248 bezweek de dijk, begrijp ik. De schade was zo groot dat men er niet in slaagde de dijk te herstellen.  De Valkogerdijk, waar ik naar op weg ben ging dienst doen als dijk met in het verlengde ervan een nieuw dijktraject. Deze dijk kom ik later, bij Schagen tegen en heet dan ‘Oude dijk’. Pas in 1457 werd de omringdijk hersteld en sindsdien heet het nieuwe traject: nieuwe dijk.
Maar ook in onze tijd wordt er met water creatief omgegaan. Een nieuwe waterberging is gegraven, om water te bergen in tijden van overvloedige regenval. Om het gebied heen zijn wandelpaden aangelegd. Ook aan de natuur is gedacht en ’s winters kan de vlakte eventueel dienen als ijsbaan.
Ik bereik het dorp St. Maarten, hier moet ik de Valkogerdijk gaan volgen. De straat heet anders maar is wel hoger dan het omringende land. Ik blijf lopen tot ik naar links een bordje ‘Valkogerdijk’ zie opduiken.
Als ik de Valkogerdijk afloop bereik ik het laatste wiel: Schagerwiel, vlak onder Schagen. Hier bezweek ook de dijk in 1248. Het overstroomde land tussen St. Maarten en Schagen was eigendom van de Abdij van Egmond.  De kosten van dijkherstel waren te hoog voor de Abdij zodat deze het land schonk aan de Vriezen en Kennemaren die er woonden.
West Fries boerderijtje langs de Valkogerdijk.

Schagerwiel.
 
Ik heb nu Schagen bereikt. Ik volg de Menisweg, die langs een water de stad inleidt: de kerktorens komen dichterbij. Het laatste waar ik naar op zoek ben is het Schager slot. Toen ik de kerktoren beklom zag ik de torens maar ik ben toen niet toe gekomen het slot op te zoeken. Ik loop wat rond bij de kerk tot ik een toren in een zijstraat ontwaar. Het slot blijkt in 1819 te zijn afgebroken, maar opnieuw opgebouwd; de bovenverdieping is in gebruik als hotel. Het geheel ziet er verbluffend echt uit.
Nu ik weer bij de kerk ben en het pas half zes is, rest me nog een activiteit: koffie met appelgebak. Omdat ik de Koeienhemel al heb geprobeerd, kies ik nu voor Grand-café De Smitse. De appelgebak is huisgemaakt verzekert de serveerster mij en is bedekt met amandelschaafsel. Een beetje te zoet naar mijn smaak.