Op de vroege ochtend van de tweede Paasdag ben ik onderweg
naar het station. Een dik pak grijze wolken bedekt de lucht. Het koele weer van
de afgelopen weken houdt nog aan: een warme trui trok ik aan. Opnieuw is het
doel: Heiloo, maar of er die kleurenpracht van de bollen te bewonderen zal zijn
waar ik me vorig jaar zo over verwonderde?
Bij het koffiehuis voor het treinstation verzamelt zich de
wandelgroep: een grote groep heeft zich aangemeld voor de paaswandeling. Als we
bij de ingang van het station zien dat onze trein vijf minuten vertraging
heeft, besluiten twee mensen te pinnen. Banken staat sinds enige tijd het
machtigingen van clubs en verenigingen niet meer toe, dus moet je contanten bij
je hebben. Helaas heeft de trein zijn vertraging net ingehaald, bijna twee
deelnemers kwijt. Op Sloterdijk stappen nog twee deelnemers in.
Op station Heiloo wachten deelnemers vergezeld van een hond.
De grote groep, met hond begeeft zich door de straten van Heiloo, op zoek naar
rustige fiets- of voetpaden. We volgen de Heilooër zeeweg. Om niet langs de weg
te hoeven lopen volgen we het paardenspoor, veronderstellend dat er op de
ochtend geen paarden zullen zijn. Tot we op een meisje te paard stuiten, een
niet al te ervaren amazone met een schril paardje, dat meteen schrikkerig
wegspringt bij het zien van een wandelaar met die grote wandelschoenen op zijn
pad. De berijdster wordt vergezeld door een vrouw op de fiets,
misschien haar moeder. De begeleidster is niet over ons te spreken. Wat doen
wij op het paardenspoor, wij zijn toch geen paarden?
We
volgen de zeeweg; we lopen nu langs de rijweg. In de verte een geel veld:
bloeiende narcissen. We komen door het gehucht Rinnegom en langs een statig
huis genaamd ‘Koningshof’. Je wordt welkom geheten al is niet duidelijk waarvoor. Dan klimmen we
over een hekje, door een weiland en zo bereiken we de duinen. De groep, met de
begeleider voorop begint een duin te beklimmen en wij, - nog steeds bezig over
het hekje te klimmen – worden gewaarschuwd door een fietser: “Je mag niet van
de paden afwijken en de boswachter controleert erop.” Daar komt de boswachter al aanrijden en jawel
hij stopt al. De boswachter blijft heel vriendelijk: het is broedseizoen, we
zouden zomaar iets kunnen verstoren. Naar toegangskaartjes vraagt hij niet.
Omdat we het weiland overstaken misten we de kaartjes automaat.
We vinden een boom met een beetje luwte om een lunchpauze te
houden. Plotseling staan mensen op, hijsen hun rugzakjes om en meteen volgen
anderen en staat de groep al weer klaar om verder te lopen. Zo gaat dat met
groepen. We volgen de Oldenborghweg, de horeca-stop is niet ver weg meer.
We bereiken de Aelbertsput en bekijken de houten beelden. Er
wordt water geput voor de hond, het water uit de put is een beetje geel en de
hond blieft het niet. Naast de put bevinden zich twee horeca-gelegenheden. Moet
geen rekening worden gehouden met het feit dat we zo’n grote groep zijn? We
lopen nog één kilometer naar Egmond-binnen, beslist de leider. ’t Wapen van
Egmond-binnen’ blijkt een bruine kroeg, die we bijna voor ons alleen hebben:
koffie en appelgebak.
De Abdij is open, niet alleen het voorportaal dat altijd
open is, maar ook de kerk. Zwaar hangt de wierookgeur van de dienst van ’s
ochtends. We bewonderen de gebrandschilderde raampjes. Een Pinetum is een tuin
met fruitbomen, hier staan op alfabetische volgorde appel- en perenstruiken,
allerlei rassen en onderhouden door vrijwilligers nu er géén of niet genoeg
monniken meer in het klooster wonen. De monniken liggen op het kerkhof, lijkt
het wel, als we langs de graven lopen, allemaal dezelfde afmetingen
maar ieder met een eigen tekst.
De dag is nog niet ten einde: hier volgt het keuzemoment.
Eertijds, toen we nog zondags 20 kilometer liepen was er zo’n splitsing waar
mensen die minder ver wilden lopen een afslag konden nemen. Net als vroeger
volgen discussies: wie wil er lang en wie gaat kort. Ga jij lang, dan ik ook. De
meeste mannen gaan lang en enkele vrouwen; ook de hond gaat lang omdat het
vermoeden bestaat dat de korte route – het monnikenpad is gesloten voor honden.
De Limmerweg is een verkeersweg, maar op de bewolkte Paasdag
is er weinig verkeer. De lucht dreigt, maar behalve een paar druppels valt er
geen regen. Wel komen we langs velden bloeiende narcis. Speenkruid bloeit en
vroege madelieven. De Limmerweg gaat over in Zanddijk, een oude zeedijk ooit door monniken gegraven. Zo is het gebied doortrokken van geschiedenis en heel vroege geschiedenis.
Maar de wandeling heeft nog een verrassing in petto: de
Genadekapel. De Zanddijk leidt naar een tunneltje onder het spoor door, we
komen op de binnenplaats van de kapel waar alweer een put is: de Runxput. Het
water heette eertijds geneeskrachtig te zijn en er is een wonder verbonden met
de plek, over een Mariabeeld dat op geheimzinnige wijze terugkeerde. Het werd
een bedevaartsoord. Er is ook een kapel, de wanden geschilderd in blauwe
tinten. De kapel is niet verlaten: bezoekers ontsteken kaarsen en beleven de rust.
Buiten breekt de zon door. Langs een pad door het groen
staan de staties opgesteld, aan het einde van het pad een openluchtkerkje met
een altaar van rotsblokken waarop een gekruisigde Jezus staat. Er is een
zusterklooster, een groot gebouw waar meditatieve cursussen en retraites worden
gehouden. Nu begrijpen wij waarom Heiloo, Heiloo heet!
Zo’n volle dag! Volgens de route-beschrijving zouden we
langs de rand van Heiloo lopen en vervolgens het dorp in naar het station. De
leider besluit dat we langs het spoor blijven lopen. Maar eer we in de trein
stappen pakken we nog een terras, nu het dankzij de zon een beetje opwarmt, en
bestellen soep.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten