De bus brengt ons naar Krzeszów. Onze pelgrimstocht langs de
Jacobsweg van Polen begint bij de kloosterkerk van de stad Krzeszów. De kerk,
uit de zeventiende eeuw is prachtig met veel rood en goud en iemand is zich te
buiten gegaan aan het bedenken van heel veel witte engeltjes. Waar je ook
kijkt: engeltjes. In het winkeltje naast de kerk krijgen wij ons eerste stempel
in het boekje dat bij de pelgrimsroute hoort; daarmee zijn we echte pelgrims
geworden. Nou ja, zo ziet de katholieke
kerk van Polen het niet. Ons verzoek van de overnachtingsmogelijkheden van de
kerk gebruik te maken werd afgewezen omdat wij niet katholiek zijn.
Terug bij het busstation drinken we koffie. Er hangt daar
een bord met de tekst ‘de koffie is klaar’, in het Nederlands. De koffie smaakt inderdaad
goed. We verlaten Krzeszów, dat ooit Grüssau heette en wij bevinden ons spoedig
in een vlak gebied waar we kleine kapelletjes passeren. We vragen ons af waarom
zoveel kapelletjes bij elkaar. Volgens ons gidsje zijn de kapellen onderdeel
van de 33 staties van Golgota die rond Krzeszów zijn gebouwd.
Het is warm; de zon schijnt. Onderweg doen we ons tegoed aan
de rijpe frambozen die in het bos groeien. De frambozen zijn klein maar smaken
goed en hebben niet van die pitjes zoals bramen. We passeren Betlejem, een houten kapel in het water,
opgericht door de Zisterzienser monniken. Bij Betlejem bevindt zich een
gastenhuis, maar dat is waarschijnlijk niet voor ons bedoeld ter
overnachting. Het is ook te vroeg op de
dag; we hebben pas 4 kilometer gelopen.
Wij wijken van de Jacobsweg af omdat we naar de plaats Przedwojów
afbuigen, we volgen per ongeluk de route onderlangs die door het plaatsje
leidt, in plaats van de wandelroute bovenlangs, met meer uitzicht en meer
geschikt voor wandelaars. We vragen zelfs naar de weg aan enkele voorbijgangers. Tenslotte bereiken we een vervallen terrein, een
soort industrieterrein waar plassen water op het pad liggen. We komen langs een
steenwerkplaats, volgens onze begeleidster moet hier onze overnachtingsplek
liggen. Na een bocht zien we een oude spoorbrug. Alles vervallen, oud en niet
meer in gebruik.
De
weg naar de overnachtingsgelegenheid.
We lopen langs een oude muur, tot we een opening in de muur
bereiken, daarachter bevindt zich een langwerpig gebouw waar onze begeleidster
aanklopt. We worden verwelkomd en ontdekken dat we tweepersoons kamers krijgen
en een keukentje op de verdieping. Dat keukentje bevalt ons want dan kunnen we
vanavond zelf thee zetten en morgenochtend ons ontbijt maken. Het pension verstrekt
geen maaltijden en ons avondeten moeten we zoeken in de nabij gelegen stad
Kamienna Góra. Terwijl we beneden wachten op de anderen ontdekken we een herinneringsgedenksteen
voor kamp ‘Gross Rosen’ . De steen staat
bij de ingang van het terrein en is een beetje verstopt geraakt achter
plantengroei. De steen werd geplaatst in 1987.
Wij beginnen aan nog een wandeling naar de plaats Kamienna
Góra, ditmaal zonder onze rugzakken. We lopen onder de spoorwegbrug door en
bereiken de straten. We doen inkopen voor ons ontbijt, maar moeten ons haasten;
de winkels sluiten om vijf uur. In Kamienna Góra zijn de eetgelegenheden
beperkt. We komen in een plaatselijk hotel terecht, waar ik ‘Gyros’ bestel, een Pools gerecht met witte kool met een groot glas
bier. Ondertussen vertelt de begeleidster dat ‘Gross Rosen’ tijdens de tweede
wereldoorlog een concentratiekamp was. De bewoners van het kamp werkten in de
steengroeve, waar ze op richeltjes moesten werken en er vaak stierven omdat ze
eraf vielen. Ons kamp zou een bijkamp zijn geweest, volgens de
begeleidster. Wij overnachten in een
concentratiekamp?
Begroeiing is
weelderig langs de muur van het kamp, het prikkeldraad is nog zichtbaar binnen
aan de muur.
Dit maakt mij nieuwsgierig. Terug in ons pension begin ik in
m’n eentje een avondwandeling, ik wil de omtrek volgen, langs de muren van het
kamp, als die er nog zijn. Eerst langs
het pad waarlangs wij kwamen, toen wij al een wachttoren zagen, in de muur met
prikkeldraad er bovenop. Alleen hebben we er toen niet zo op gelet. - Misschien
omdat we moe waren door de warmte en het dragen van onze bagage of door alle
nieuwe indrukken, omdat we pas in Polen zijn aangekomen. - Dat wil zeggen hier
en daar hangt nog een roestig stuk prikkeldraad. Ik volg de muur tot die een
bocht maakt. Hier groeien langs de muur gras en weelderige bloemen.
Roestige
spoorbrug over de weg naar Kamienna Góra.
Er is zelfs een stukje waar bewoners uit de omgeving groentetuintjes
hebben aangelegd. Verderop kom ik langs vervallen gebouwen. Dat gedeelte van
het terrein is afgesloten; na het sluiten van het kamp heeft men niet de moeite
genomen de gebouwen af te breken. Ik volg de muur; in de hoeken weer
wachttorens, tot ik bij de spoorbrug aankom, waar we eerder onderdoor liepen;
alles is er nog. De hele rondwandeling kost mij een uur, hoewel ik vaak stilsta
en foto’s maak of even moet zoeken naar een geschikt paadje. Bij de spoorbaan
klim ik naar boven.
De
steenhouwerij, die nog in bedrijf is en waar steen wordt vergruisd, gezien
vanaf de spoorbrug.
Hier eindigt mijn avondwandeling. Ik klauter naar beneden waar
de toegang van ons pension is. Mogelijk was het pension ooit woonplek voor de
bewakers, en heeft men na sluiting van het kamp er een ‘lowbudget’ hotel van
gemaakt? Er wordt een vuurtje gestookt; de leden van de groep zitten rond het
vuur thee te drinken. De eigenaar van ons pension ‘Zacisze’, die Duits spreekt
heeft zich bij ons gevoegd. Hij vertelt van zijn moeder te hebben gehoord dat
dit kamp een ‘Arbeitslager’ was in de tweede wereldoorlog. Daarna werd het kamp
gebruikt door de Russen om er krijgsgevangenen te huisvesten. Tot 1990, het
einde van het communistische tijdperk was de plek in gebruik als gevangenis.
De volgende dag, als we na het ontbijt onze pelgrimstocht
vervolgen ontdekken we een herinneringsplaquette aan het kamp. De EU heeft voor
de plaquette betaald. Toch heb ik goed geslapen in ons pension, niet gestoord
door geesten uit het verleden die er mogelijk rondwaren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten