vrijdag 17 oktober 2014

Wandelen in Atlantis.


 
Het continent Atlantis verdween in de golven naar verluid omdat de bewoners het kristal, dat hun voorzag van energie door de aardkern wilden richten op China om zo hun invloed in de wereld te vergroten. Het project mislukte omdat de aardkern de energie terugkaatste en hun eigen land vernietigde. Dit alles vond plaats 12.500 jaar geleden.

Mijn eerste nacht in Atlantis en  ik slaag niet in slaap te komen. Wat is het, dat mij uit mijn slaap houdt? De reis terug in de tijd, de veranderde lucht, daarna de begroeting met de gastvrouw, de kou van de berglucht als we uit ons voertuig stappen. Een warme drank werd ons geboden met gezoete koekjes en een vrucht die wij niet kennen: bananen. Nieuwe indrukken, een vreemd bed; het lijkt alsof het bed zich aanpast aan je vorm hoe je ook ligt of draait. Toch moet ik slapen; het onderzoek voor de dag vanmorgen vereist dat ik fit en uitgeslapen ben.
  
 
Wij, de mensen uit de noordelijke landen geloven dat alles bezield is: dieren, bomen maar ook rotsen en de aarde hebben ziel. En alles wat ziel heeft, heeft een boodschap. Het land Atlantis, wat heeft het land mij te zeggen? Ik stel me open en probeer de boodschap te begrijpen. “De mensen…”  Ik probeer te begrijpen waarom de Atlanten niet communiceren met het land waarop leven. Zijn zij geen kinderen van de aarde?

De dagen die volgen probeer ik te begrijpen wat de mensen met het land doen. Lange wandelingen maken wij naar een gebied boven het dal waar niemand woont. Het is hier stil en heet, de zon heeft vrij spel op de wegen even buiten de schaduw van de naaldbossen, die op de hellingen groeien.

Er heerst droogte in Atlantis, behalve waar men wil dat bomen groeien door bevloeiing. Uitgestrekte velden met sinaasappel- en laurierbomen; bij de huizen groeien in de schaduw bananenstruiken. Het water voor de bomen komt uit de bergen, een kundig bevloeiingssysteem regelt de verdeling van het water. Maar de voorjaarsregens bleven uit, gras is verdord alleen de taaiste planten houden stand. Het water voor de dorpen komt uit de bergen en veroorzaakt onderlinge twisten. Waarom vragen de Atlanten niet aan moeder Aarde het water dat zij nodig hebben, zoals wij gewoon zijn te doen?

De kastanjes sterven. De reusachtige bomen, soms vierhonderd jaar oud. Want wie zorgt er voor de bomen? De moerbeien, de eiken, de dennen gaan ze ook sterven? Alleen bomen die vruchten leveren krijgen het water. Op een tocht naar de kust doorkruisen wij woestijn, verschroeiend heet schijnt hier de zon op grillig gevormde bergen, prachtige kleuren en vormen, maar droog en heet. Hier kan niemand wonen. Is dit de toekomst die heel Atlantis wacht?

 
Op een vroege ochtend zoeken wij de eenzaamheid op; de helling naar boven die leidt naar het voorgebergte maar uitzicht biedt op de vlakte. Wij willen het land vragen wat wij moeten doen aan de situatie. We zijgen neer tussen dor gras en taaie struiken groen die de boden bedekken. Het land fluistert zachtjes, terwijl de zon hoger stijgt en onze magen gaan knagen van verlangen naar ontbijt. Het is niet te laat: de aarde lééft!
Hoger gaan wij de bergen in, een voettocht langs het gebied waar nog sneeuw ligt. Onze gids brengt ons in contact met een groep Atlanten voor wie zij wekelijks trektochten organiseert. Dit zijn mensen die door de weeks werken en wonen in de steden en op vrije dagen naar de bergen trekken. De Atlanten verstaan onze spraak niet, daar wij mensen uit de koloniën zijn.   De sneeuwvelden in de luwten waar de zon geen kracht heeft zijn glibberig; ik heb moeite op het been te blijven. De meeste wandelaars hebben stokken als hulpmiddel. Ik weet dat als ik me hulpeloos ga opstellen, zij mij ook stokken zullen lenen. Maar ik heb mijn trots! In onze landen maken wij lange tochten te voet zonder schoeisel; wij hebben geleerd in onregelmatig moerasland tussen rietpollen ons evenwicht te behouden.
Hoog in de bergen is water. De sneeuw op de toppen is in de vroege zomer nog niet helemaal gesmolten. Overal zijn stroompjes, soms bruisende beekjes waar je overheen moet springen en waar je een waterfles kunt vullen. Het water smaakt helder en fris.
 
Onderweg terug naar ons nachtlogies begint regen te vallen. Eerst zien wij een donkere  lucht voor ons opdoemen. De ramen van ons voertuig spoelen schoon en onthullen een blik op de weelderig begroeide vallei. Er is hier een dam gelegd in de rivier, waardoor een meer tussen de bergen ontstaat waarmee men plantages kan bevloeien. In de dorpen stroomt het water door de straten. De aarde zuigt gulzig het water op,  maar om het tekort goed te maken door het uitblijven van de voorjaarsregens, moet het minstens een week regenen, zeggen de mensen hier.
Op een tocht door de steden stuitten wij op een oefenprocessie. Zo noemt men de religieuze optochten die de Atlantenhouden . Daarop wordt de beeltenis van hun Godin geplaatst die zij vervolgens door de straten dragen. Maar wat wij zien is enkel een oefening en de processieschraag is bedekt met een stuk doek ter bescherming tegen de zon. Mannen die de schraag torsen kijken kwaad. Dat moet ook wel want ze lopen vlak naast elkaar en moeten in de pas blijven om de zware last in de lucht te kunnen houden. Helaas doet zich voor ons geen gelegenheid voor de echte processie bij te wonen, daarvoor blijven wij tekort. Dat spijt ons want we hadden graag meer willen ervaren over de devotie van de Atlanten voor hun Godin.
De conclusies van ons voorlopige onderzoek luiden als volgt: er is gebrek aan water omdat regens uitblijven; de verdeling van het weinige water zorgt dat het land verder uitdroogt omdat het water wordt gereserveerd voor productiedoeleinden. Onze aanbevelingen:
1.       Atlanten moeten samen te werken i.p.v. elkaar beconcurreren,
2.       Devotie voor de Godin richten tot Moeder aarde, zodat zij voor regen kan gaat zorgen.
3.       Het water moet zodanig worden verdeeld, zodat niet alleen tuinen en plantages, m.a.w. cultuurgrond hiervan profiteren, maar de hele natuur; dus ook delen van het land die wild zijn.
 
 

  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten