zaterdag 25 oktober 2014

Wandeling rond Elfstedenstadje.


 

Het wandelplan komt van broer. Wandelen door de Haanmeer naar een Elfstedenstadje, langs het IJsselmeer en dan via een verkeersweg terug. Een geschikt rondje voor een vrijdagmiddag lijkt ons. Eerst eten we een warme maaltijd.  Als we het eten op hebben, is er de afwas. “ Kunnen we niet laten staan?”   “Komen we straks terug in de troep,” beslist vriendin.  We wassen af.

Als we klaar staan, met rugzakjes, waterflesjes, is het twee uur. Eerst nog een aantal kilometers fietsen, tot het punt waar de Haanmeer begint. Waar de naam Haanmeer vandaan komt? Ooit was dit gebied een meer, het is drooggemalen in 1858.

Het pad dat we bewandelen leidt door de weilanden, langs een vaart. Het is fietspad, maar op deze najaarsdag zijn er geen fietsers en wij worden niet gestoord door tingelende fietsbellen. We lopen langs een maïsveld. In het maïsveld zijn gangen gemaakt; de halmen liggen vertrapt en verdord op de grond. Wie dat kan hebben gedaan? Vandalisme?

De maïs wordt gekweekt als veevoer. Koeien verteren geen hele maïskorrels. Daarom wordt de maïs geoogst met een hakselmachine, die alle korrels vermaalt.  Koeienmagen zijn nu eenmaal bedoeld om gras te verteren.

We naderen het Elfstedenstadje. De lucht betrekt en de eerste druppels vallen. We hebben geenregenkleding bij ons. Ik wil het plaatselijke museum zoeken want daar is een mooie koffie plek. Wij versnellen de pas, doorkruisen de kleine straatjes, over bruggetjes, het Elfstedenstadje is zo groot niet. Hoe ver kan dat museum zijn? Op een kruispunt staat een richtingaanwijzer, een race tegen de regen die in dikkere druppels begint te vallen.

De wanden van het café zijn behangen met herinneringen aan het Elfsteden verleden: Friese doorlopers, foto’s van Elfsteden winnaars.  De vloer is geplaveid met oude plavuizen, in de lectuurmand vindt je boeken over schaatsen. Wij bestellen koek bij de koffie. De plakken koek hebben een vulling van spijs en zijn een lokale specialiteit.  Als we later het winkeltje ernaast bezoeken ontdekken we hele koeken te koop. Zo’n koek kost bijna evenveel als de plak bij de koffie. Men maakt winst op koek.

Maar dan is de koffie al op. Het winkeltje bevindt zich naast het café en daar moet iemand wonen met plezier aan het beschilderen van voorwerpen in de lokale kleuren.  Zowel oude voorwerpen als een kinderstoel, sleetjes als wandkastjes, briefopeners. Je kunt het niet bedenken of het staat in de winkel, of op de zolderverdieping erboven, beschilderd in rood of groen. In een hoek zien we een vitrine met levensgrote poppen gehuld in plaatselijk kostuum.

De vrouw achter de toonbank zegt: “zo, nu hebben jullie alles gezien.”  Het klinkt als een constatering en ik denk: “zou ze het niet jammer vinden dat we niets kopen?” Misschien is ze tevreden dat wij alles hebben gezien en terugkomen en anderen meenemen.

We vragen aan het meisje in het café naar een supermarkt, want we hebben trek in appels. “Bij de haven…”, legt zij uit. We lopen in de richting waar hoge masten boven de huisjes uittorenen. We komen bij een typische stelpboerderij. Je ziet ze vaker in de dorpen, blijkbaar vond men dieren in het dorp eertijds geen probleem. Tegenwoordig zijn ze niet meer als boerderij in gebruik. Aan de boerderij hangt een bord: het is de supermarkt. De koeienruitjes zijn dichtgemaakt, onder kunstlicht staan schappen, koelers en alles wat je maar van een supermarkt verwacht. Er worden ook mooie stola’s te koop aangeboden, bedoeld voor toeristen. Dit stadje is tevens populair als watersportcentrum.

We verlaten het stadje langs de IJsselmeerdijk. Een grote camping is gevestigd langs de dijk met lange rijen stacaravans. Het lijkt een beetje alsof we in Duitsland zijn: bij elke caravan een auto met Duits kenteken. Aan het eind van de camping klimmen we over een hek, we lopen op de dijk tussen de schapen. Tussen dijk en IJsselmeer ligt aangeslibd rietland dat natuurgebied is.

Op de dijk, met uitzicht naar twee kanten: in de verte ontwaren wij de kerktoren van het dorp waar onze fietsen staan. Maar daar lopen we niet naartoe, nee, we lopen er zelfs voorbij, Er is geen mogelijkheid door te steken door de weiden en over sloten. We moeten de dijk volgen tot het volgende dorp en langs de verkeersweg terug. Het wordt later, er is geen tijd om uit te rusten laat staan koffie te drinken. We zijn moe maar we lopen stug, nog vier kilometer zegt het bordje.

De cadans van het lopen, spieren die zeer gaan doen, de moeheid, het is allemaal echt. Zo vaak bespringt mij een gevoel dat het leven niet echt is. Nu, door het voelen van mijn spieren en mijn lichaam is het echt. Niet eerder voelde ik dit zo.

Het is tegen zevenen, als we van onze fietsen stappen. Ik veronderstel dat we, omdat het al zo laat is, wel brood kunnen eten, maar op mijn vraag: “wat doen we met het eten?” antwoordt vriendin: “jij ging toch pannenkoeken bakken?”

Broer gaat de dieren verzorgen.  Kaarsjes aan, tafel dekken, - ik bak pannenkoeken in twee koekenpannen tegelijk. Wat nou vermoeidheid? Buiten is het donker als we aanschuiven voor onze avondmaaltijd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten