vrijdag 13 maart 2015

Wandeling naar de Blauwe Kamer.


Als een dikke pannenkoek ligt de Grebbeberg op het land waar de Neder-Rijn langs slingert. Bovenop de berg een militaire begraafplaats met daarnaast een parkeerplaats. Op die parkeerplaats zet de wandelbegeleider de auto neer. Uit de kofferbak haalt hij thermosflessen met koffie en een trommel koek. We drinken onze koffie als een tweede auto naast de onze parkeert; de inzittenden rollen eruit.

“De koffie is op,” roep ik. Ze grijpen naar de koektrommel om de laatste speculaasjes te bemachtigen. Begroetingen, uitwisselingen van nieuwtjes; de wandelbegeleider introduceert de wandeling. We gaan het Nude-pad volgen, een route gemarkeerd met rode klompjes.

Met een medewandelaarster raak ik in gesprek; we zagen elkaar een tijdje niet. Ze vertelt over de strekoefeningen die ze na de wandeling of tijdens pauzes uitvoert. De oefeningen helpen de pijn in haar benen te verminderen. Ik vertel over het gevoelige plekje in mijn knie en hoe ik me plotseling erge zorgen ging maken. Wat te doen? De knie ontzien bij het klimmen, voedingssupplementen slikken… ? Opeens was de gevoeligheid over en dat zonder een dokter te hebben geraadpleegd. Mijn gesprekspartner refereert naar een vriendin met pijn in haar knieĆ«n. Zij ging wel naar de dokter; er werden foto’s gemaakt en ze kreeg een nieuwe knie. Ja hallo! Zover ben ik nog niet.

De zon schijnt en wij kijken uit over de weiden, hazelaarkatjes bloeien in lange trossen. De route voert ons langs asfalt met bomen omzoomd. Bij de opgang naar een erf wacht de wandelbegeleider. Willen we koffie? Alweer? We dronken nog niet zo lang geleden koffie. Maar dit is bijzonder; geen horeca.

We laten ons verrassen ; even later zitten we in de serre, stoelen worden aangedragen door de gastvrouw, blad met koffie, thee en koek op tafel. We pakken onze boterhammen erbij, hier mag het. Ze doet het voor gehandicapten; onze bijdrage minus haar kosten komen in het klompje op de tafel. Op het toilet hangt een poster: ‘rustpunt.nu’. Haar man komt erbij; hij liep al 16 keer de Nijmeegse vierdaagse, zijn medailles kunnen we bewonderen in de gang, op weg naar het toilet.

Als we vertrekken neemt hij ons op de foto bij het bord ‘rustpunt’, we zijn de eerste wandelgroep dit  jaar voor wie ze koffie schenken.  Nog wat advies over de route: de volgende afslag gaat door een omgeploegd weiland, beter is het voetpad even verderop te nemen, dan komen we langs een boerderij die ‘lammetjesdag’ heeft. De’ lammetjesdag’ heft intree, we lopen er voorbij.

Even voor Wageningen nemen we de afslag naar Nude. Wageningen roept herinneringen op. Ik loop nu alleen; zo voel ik mij het beste: binnen de veiligheid van de groep maar alleen. De ouders van mijn eerste vriendje woonden in Wageningen. We ontmoetten elkaar in Den Helder waar we allebei in dienst waren bij de Marine. Omdat mijn ouders in het noorden woonden, reisden we veel om elkaar te zien, -tot hij het uitmaakte. Ik was er heel verdrietig om; dat verdriet ging niet over maar veranderde in woede. Een woede die ik tot op de dag van vandaag niet helemaal kwijt ben.

Lopend tegen de Grebbedijk op stel ik me voor dat ik hem opnieuw zou ontmoeten, nadat 40 jaar zijn voorbij gegaan. Zoals geliefden elkaar ontmoeten in het programma ‘Memories’. Als ik hem zou omhelzen, zou het weer zijn als toen, dat vertrouwde gevoel van bij iemand horen? Helemaal uit mezelf zou ik het niet kunnen, er moet een tussenpersoon zijn. Daar heb je het weer: dat gevoel van in de steek gelaten worden.

Dat lichamelijk aangetrokken voelen heb ik daarna met niemand meer gevoeld. Kende ik hem tijdens een voorgaand bestaan, kwam daar de aantrekkingskracht vandaan? Vorige levens en herinneringen eraan zijn nooit ver weg. Terwijl ik houvast zoek voor mijn wandelschoenen tussen graspollen op de talud van de Grebbedijk, en in de vroege voorjaarszon, lijkt alles wat gebeurde ver weg en tegelijk zo dichtbij.

We bereiken onze tweede koffiepauze: de Blauwe Kamer. Omdat ik al zoveel koffie dronk bestel ik soep. De soep is gevuld en wordt vergezeld door roggebrood met katenspek, meer een kleine maaltijd. De wandelbegeleider wil nu onze bijdragen incasseren. De banken besloten de dat automatisch afschrijven voor verenigingen en clubs niet meer is toegestaan. We mopperen op de banken die zoveel macht hebben die ons dwingen contant te betalen.

Men wil vertrekken, maar ik heb mijn soep nog niet op. Na het horeca-bezoek slaan we tot mijn teleurstelling niet de weg in naar het natuurgebied de Blauwe Kamer, maar we lopen terug, langs de oude steenfabriek naar de Grebbedijk. De begeleider loopt voorop en ik achteraan, te ver achterop om invloed te kunnen uitoefenen.

Naast ons rijst de Grebbeberg op; ik wacht op de wandelaarster met de zere benen. Zwijgend volgen we het pad tot bij de trap naar boven; 50 meter hoog en 260 treden, staat geschreven op de grond. Dat is 130 treden per knie; ik ga mijn knie uitproberen. Ik voel niets aan de knie, maar de gevoeligheid komt pas later. Boven aangekomen halen we boterhammen en flesjes water tevoorschijn. We kijken uit over de Beneden-Rijn en het land achter de dijk. Nog een stukje door het bos en we zijn terug bij de erebegraafplaats, waar bijna alle militairen zijn gesneuveld in mei 1940. Zo constateer ik als ik een rondje maak.

Op weg naar huis kiest de begeleider in Amsterdam de verkeerde afrit van de ringweg; hij moppert. Als ik op de fiets de stad doorkruis erger ik me ook aan het verkeer. Nu leun ik tegen de achterbank en kijk naar de krokussen in bloei op de rotonde langs de Amstelveense weg. Het kan me niet schelen hoe lang de rit naar huis duurt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten