zondag 4 januari 2015

Winterwandeling over de Langenberg.


Bruchhausen is een dorpje in Sauerland en bekend om de ‘Bruchhauser Steine’, vulkanische rotsen die uitsteken uit een bergtop, ooit ontstaan door een vulkaanuitbarsting miljoenen jaren geleden. De ‘Bruchhauser Steine’ zijn het doel van onze wandeling op de eerste dag van 2015.

We zijn met z’n tweeën en we zoeken een lift. Het huis Savita waar wij logeren is nog in rust na de Oudejaarsviering van de vorige avond. Alleen een groepje vroege wandelaars zitten aan het ontbijt. We mogen de auto van de eigenaar lenen om ons naar Bruchhausen te brengen; helaas start de auto niet. Voor de bus waarvan ik de tijden heb opgezocht zijn we inmiddels te laat. We besluiten de wandeling in omgekeerde volgorde te lopen, zodat we op pad kunnen gaan.

 
De zon schijnt, op de Nieuwjaarsochtend; de koude prikkelt in onze neusgaten. Toch is het niet koud, de temperatuur schommelt rond het nulpunt. De sneeuw van de afgelopen dagen dooit overdag, terwijl het ’s nachts licht vriest. Onze weg voert naar boven; de Langenberg (843 m.) is toevallig wel het hoogste punt van Nordrhein Westfalen! Het begin verloopt via een verharde weg die ook wordt gebruikt door boeren die hier land hebben. Geleidelijk aan wordt de weg voetpad, voert langs een bosrand waar een stroompje over het pad vloeit. Ook is er een stuk waar we redelijk steil naar boven klimmen, tussen boomwortels. De routes hier zijn gemarkeerd hoewel soms de markeringen verdwenen zijn of op onlogische plekken zijn aangebracht.
Maar daarvan hebben wij geen last; al eerder liep ik deze weg naar boven, zowel in de zomer als ook nu in de winter. De weg loopt nu een stukje oostelijk. We verbazen ons over de hoeveelheid ijzel aan de bomen. Dikke druppels dooiwater zijn nog herkenbaar in hun bevroren vorm aan de takken, damp in draden bevroren aan de twijgen en naalden.
 
 

We bereiken Oberer Burbeckeplatz. Van hieruit is het nog een klein stukje naar de top van de Langenberg. Hier begint ook de ‘Rothaarsteig’, een lange afstand wandelroute, die we de rest van onze tocht zullen volgen. Het bos wordt opener naar de top toe. Nog steeds lopen we door een sprookjesbos van wit beijzelde vormen. De zon vonkt op de sneeuw waardoor de sneeuw diamantjes lijkt te bevatten.
Onze mutsen laten we af en ook de handschoenen uit. Hoewel de temperatuur nog steeds rond het vriespunt moet schommelen hebben we daarvan geen last. ‘Wintersportweer’, noemt de medewandelaarster het. Ik ben verkouden, zij zegt keelpijn te hebben, het weerhoudt ons niet, de natuur geeft ons extra energie ter compensatie van de lichaamsinspanning.
Op de top van de Langenberg staat een kruis. Veel uitzicht is er niet vanaf de top, de hellingen verlopen flauw en het bos beperkt het uitzicht. Vanaf hier lonkt het onbekende, de route naar het noorden liep ik niet eerder. In mijn rugzak zit een nieuwe kaart en we hebben de route markeringen om ons aan te oriënteren.
 
Als reuzen staan hoge sparren op de hellingen; soms kan je gewoon de blauwe lucht onder de stammen door zien. Ze torsen een gewicht aan ijzel dat lijkt toe te nemen nu wij de top zijn over gestoken. Sommige takken buigen door onder het gewicht van de ijzel, we moeten ons bukken om eronder door te lopen.
 
 

Verder en verder voert de route ons naar het noorden, op gelijke hoogte; het lopen valt niet zwaar en de route aanduidingen zijn veelvuldig. We pauzeren om wat het eten van de meegebrachte lunch. Ik zit op mijn regenbroek gewoon op het pad, de medewandelaarster blijkt een opklapbaar stoeltje in haar rugzak mee te dragen. Koud krijgen wij het niet; de zon voelt warm.
We dalen; het valt ons op dat de naaldbomen minder ijzel hebben, even verderop is het bos zelfs helemaal groen. Weg is de pracht van het beijzelde toverbos, hier ligt zelfs nauwelijks nog sneeuw. Af en toe passeert een andere wandelaar; een man waarschuwt ons: het pad dat we gaan betreden is glad. De samengeklonterde sneeuw, aan de bovenkant vochtig is door de dooi, daar glijd je op uit. We groeten hem en betreden voorzichtig het paadje. Verderop staat een schuilhut; op het bankje gaan we zitten, onze gezichten naar de zon gekeerd. Even vergeten we ons doel dat nog verder wandelen naar het noorden inhoudt.
Dan komt Bruchhausen in zicht. Beneden ons ontwaren we de eerste huizen. We vragen aan twee bewoners of we ergens koffie kunnen drinken en krijgen een omslachtig antwoord, waaruit we begrijpen dat het weinig uitmaakt of we de ‘Rothaarsteig’ blijven volgen of naar het dorp afdalen. In beide gevallen is er horeca. Alleen moeten we ‘eine Wiese übertrammplen’. Nou ja, we zien het wel.
We bereiken het bezoekerscentrum dat behoort bij de ‘Bruchhauser Steine’. Het is half drie, puf om naar boven te lopen en de stenen te gaan bekijken hebben we niet. Eerst een kopje thee van de mevrouw in het bezoekerscentrum. Hoe komen we weer thuis? De medewandelaarster roept vertrekkende bezoekers aan, of ze soms onze kant op gaan. Nee, niemand gaat erheen; waar ze wel naartoe gaan vertellen ze niet; zo toeschietelijk zijn Duitsers nu eenmaal niet. Een man zegt dat hij ‘zu Fuss’ is, hebben we ook niets aan.
Bussen rijden niet op de Nieuwjaarsdag, informeert ons de mevrouw die thee schonk. We zijn weer binnen en lezen de informatieborden over de ontstaansgeschiedenis van het gebied. We slagen erin iemand van het huis aan de telefoon te krijgen en hij belooft ons op te halen. Ondertussen bestellen we nog maar een kopje koffie bij de vriendelijke mevrouw, die op een geheel eigen Duitse manier, toeschietelijk is.
 




Geen opmerkingen:

Een reactie posten