Bruchhausen is een dorpje in Sauerland
en bekend om de ‘Bruchhauser Steine’, vulkanische rotsen die uitsteken uit een
bergtop, ooit ontstaan door een vulkaanuitbarsting miljoenen jaren geleden. De
‘Bruchhauser Steine’ zijn het doel van onze wandeling op de eerste dag van
2015.
We zijn met z’n tweeën en we zoeken een lift. Het huis
Savita waar wij logeren is nog in rust na de Oudejaarsviering van de vorige
avond. Alleen een groepje vroege wandelaars zitten aan het ontbijt. We mogen de
auto van de eigenaar lenen om ons naar Bruchhausen te brengen; helaas start de
auto niet. Voor de bus waarvan ik de tijden heb opgezocht zijn we inmiddels te
laat. We besluiten de wandeling in omgekeerde volgorde te lopen, zodat we op
pad kunnen gaan.
De zon schijnt, op de Nieuwjaarsochtend; de koude prikkelt in
onze neusgaten. Toch is het niet koud, de temperatuur schommelt rond het
nulpunt. De sneeuw van de afgelopen dagen dooit overdag, terwijl het ’s nachts
licht vriest. Onze weg voert naar boven; de Langenberg (843 m.) is toevallig
wel het hoogste punt van Nordrhein Westfalen! Het begin verloopt via een
verharde weg die ook wordt gebruikt door boeren die hier land hebben.
Geleidelijk aan wordt de weg voetpad, voert langs een bosrand waar een
stroompje over het pad vloeit. Ook is er een stuk waar we redelijk steil naar
boven klimmen, tussen boomwortels. De routes hier zijn gemarkeerd hoewel soms
de markeringen verdwenen zijn of op onlogische plekken zijn aangebracht.
Maar daarvan hebben wij geen last; al eerder liep ik deze
weg naar boven, zowel in de zomer als ook nu in de winter. De weg loopt nu een
stukje oostelijk. We verbazen ons over de hoeveelheid ijzel aan de bomen. Dikke
druppels dooiwater zijn nog herkenbaar in hun bevroren vorm aan de takken, damp
in draden bevroren aan de twijgen en naalden.
We bereiken Oberer Burbeckeplatz. Van hieruit is het nog een
klein stukje naar de top van de Langenberg. Hier begint ook de ‘Rothaarsteig’,
een lange afstand wandelroute, die we de rest van onze tocht zullen volgen. Het
bos wordt opener naar de top toe. Nog steeds lopen we door een sprookjesbos van
wit beijzelde vormen. De zon vonkt op de sneeuw waardoor de sneeuw diamantjes
lijkt te bevatten.
Onze mutsen laten we af en ook de handschoenen uit. Hoewel
de temperatuur nog steeds rond het vriespunt moet schommelen hebben we daarvan
geen last. ‘Wintersportweer’, noemt de medewandelaarster het. Ik ben verkouden,
zij zegt keelpijn te hebben, het weerhoudt ons niet, de natuur geeft ons extra
energie ter compensatie van de lichaamsinspanning.
Op de top van de Langenberg staat een kruis. Veel uitzicht
is er niet vanaf de top, de hellingen verlopen flauw en het bos beperkt het uitzicht.
Vanaf hier lonkt het onbekende, de route naar het noorden liep ik niet eerder.
In mijn rugzak zit een nieuwe kaart en we hebben de route markeringen om ons
aan te oriënteren.
Als reuzen staan hoge sparren op de hellingen; soms kan je gewoon de blauwe lucht onder de stammen door zien. Ze torsen een gewicht aan ijzel dat lijkt toe te nemen nu wij de top zijn over gestoken. Sommige takken buigen door onder het gewicht van de ijzel, we moeten ons bukken om eronder door te lopen.
Verder en verder voert de route ons naar het noorden, op
gelijke hoogte; het lopen valt niet zwaar en de route aanduidingen zijn
veelvuldig. We pauzeren om wat het eten van de meegebrachte lunch. Ik zit op
mijn regenbroek gewoon op het pad, de medewandelaarster blijkt een opklapbaar
stoeltje in haar rugzak mee te dragen. Koud krijgen wij het niet; de zon voelt
warm.
We dalen; het valt ons op dat de naaldbomen minder ijzel
hebben, even verderop is het bos zelfs helemaal groen. Weg is de pracht van het
beijzelde toverbos, hier ligt zelfs nauwelijks nog sneeuw. Af en toe passeert
een andere wandelaar; een man waarschuwt ons: het pad dat we gaan betreden is
glad. De samengeklonterde sneeuw, aan de bovenkant vochtig is door de dooi,
daar glijd je op uit. We groeten hem en betreden voorzichtig het paadje.
Verderop staat een schuilhut; op het bankje gaan we zitten, onze gezichten naar
de zon gekeerd. Even vergeten we ons doel dat nog verder wandelen naar het
noorden inhoudt.
Dan komt Bruchhausen in zicht. Beneden ons ontwaren we de
eerste huizen. We vragen aan twee bewoners of we ergens koffie kunnen drinken
en krijgen een omslachtig antwoord, waaruit we begrijpen dat het weinig
uitmaakt of we de ‘Rothaarsteig’ blijven volgen of naar het dorp afdalen. In
beide gevallen is er horeca. Alleen moeten we ‘eine Wiese übertrammplen’. Nou
ja, we zien het wel.
We bereiken het bezoekerscentrum dat behoort bij de
‘Bruchhauser Steine’. Het is half drie, puf om naar boven te lopen en de stenen
te gaan bekijken hebben we niet. Eerst een kopje thee van de mevrouw in het
bezoekerscentrum. Hoe komen we weer thuis? De medewandelaarster roept
vertrekkende bezoekers aan, of ze soms onze kant op gaan. Nee, niemand gaat
erheen; waar ze wel naartoe gaan vertellen ze niet; zo toeschietelijk zijn
Duitsers nu eenmaal niet. Een man zegt dat hij ‘zu Fuss’ is, hebben we ook
niets aan.
Bussen rijden niet op de Nieuwjaarsdag, informeert ons de
mevrouw die thee schonk. We zijn weer binnen en lezen de informatieborden over
de ontstaansgeschiedenis van het gebied. We slagen erin iemand van het huis aan
de telefoon te krijgen en hij belooft ons op te halen. Ondertussen bestellen we
nog maar een kopje koffie bij de vriendelijke mevrouw, die op een geheel eigen
Duitse manier, toeschietelijk is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten